moeten alles opschrijven,’ zei Josientje. ‘Herman is de oudste, die zit al in de derde klas, dus jij moet schrijven,’ en ze legde een sommenschrift op zijn schoot, waarin nog hele bladzijden onbeschreven waren.
‘Dus eerst schrijven we op, wie er komen,’ beval Josien.
Wie er komme schreef Herman, maar Josien dacht, dat dat fout was en daar kibbelden ze nog even over. Ze besloten straks even aan Josien's moeder te vragen, hoe het moest. Dan schreef hij op: Herman, Gijs, Josien. Daar moest ook nog over worden gepraat, want Josien wás er al en kon dus niet kómen. Aan de andere kant, was het gemakkelijk om de naam van Josien erbij te zetten voor het tellen van de glazen limonade. Ze besloten dus maar om de naam van Josien te laten staan. Wie nu nog meer? De muzikant. Hoe heet hij eigenlijk? ‘Hondeman,’ zei Gijs, maar dat was onzin, ze zouden hem vragen hoe hij heette.
Wie nou nog?
‘Jojo,’ zei Gijs, ‘en de hond van de hondeman.’ ‘Onzin,’ zei Herman, ‘dat zijn de artisten, want het wordt natuurlijk een circus.’ Maar Josien stond op één been te hinken van opwinding en riep erg hard omdat Herman en Gijs ook zo hard schreeuwden: