Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Fratilamur (1928)

Informatie terzijde

Titelpagina van Fratilamur
Afbeelding van FratilamurToon afbeelding van titelpagina van Fratilamur

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.29 MB)

Scans (1.68 MB)

ebook (2.88 MB)

XML (0.06 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Fratilamur

(1928)–Arthur van Schendel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 48]
[p. 48]

[Hoofdstuk 6]

SEDERT heb ik geweten dat het verlangen het vuur is dat voortgegeven wordt; den een maakt het rood en wild om te grijpen, den ander blank en stil in het gebed. Mij gaf het den gloed in de verbeelding, de zekerheid in de verwachting.

In Londen heb ik dag na dag en jaar na jaar geloopen omdat ik niet spreken kon en duizenden beelden voor mij waren, wenkend om te volgen. Soms als ik stil stond en de menschen aanzag die voorbijgingen, verwonderde ik mij dat er geen enkel mij zag; ik moet betooverd geweest zijn, zoodat geen oog mij kon waarnemen. Maar stond ik daar? was het niet mijn verlangen dat even rond schouwde, zich verlustigend aan de gestalten en turend of er een was op wien het kon overspringen? De vreugde die de groote stad kan geven is deze eenzaamheid nabij zichzelf en nabij de menschen.

Ik liep van de groene weiden in het zuiden tot de akkers in het noorden, tot voorbij de fabrieken aan de oevers der rivier, maar ik keerde altijd naar het midden terug om uit te zien. Wat voor mijn oogen verscheen was een glans, lila of grijs, dan fonkelend donkerrood, soms bruin en oranje in lichter tinten;

[pagina 49]
[p. 49]

die glans kwam niet van den hemel, hij was geen weerschijn van zon of lantaarns, hoewel hij daarin overging, hij omhulde de menigte en behoorde haar. Ik hield het voor gezichtsbedrog, meenend dat mijn oogen, die zoo lang voor al wat daar buiten bestond gesloten waren geweest, wanneer zij zich openden niet helder zagen. Indien mijn oordeel niet bedorven was door het gemeengoed gezond verstand, dat geen buitensporigheden duldt, zou ik mijn waarneming geloofd hebben en zeker eerder ontdekt hebben wat alleen voor mijn oogen zichtbaar is. Eerst later, toen ik het durfde niet te twijfelen, erkende ik dat die glans inderdaad bestond. Wie er de oogen voor heeft en gereed is hem lief te hebben kan hem zien, niet slechts over een menigte, maar ook aan een enkelen mensch die voorbij gaat. Den tijd dien ik er noodig had voor mijn werk kon ik tellen naar den kalender; die, met loopen en dwalen verkwist, had geen maat. Er is nooit zulk een wandelaar in Londen geweest.

Ik ontmoette er een anderen, dat was hij dien ik zocht. Sedert had ik daar geen behoefte en geen onzekerheid meer. Een deel van mijn leven ging in die stad; dit oogenblik, van hem

[pagina 50]
[p. 50]

voor mij alleen, heeft mij opgeheven.

Ik had mijn kamer in een voorstad. Op een avond in den winter, toen er een dunne mist hing, keerde ik terug. Er was een viersprong van wegen die ik moest oversteken. In het midden hield een man, dien ik niet had zien komen, mij staande, een lange magere man met een stok waarop zijn vuist hoog rustte. Zijn gelaat zag ik niet, ik weet niets anders van hem dat, door de zintuigen waargenomen, mede te deelen is. Het gesprek bestond uit enkele woorden en gebaren.

Is dat de weg naar Londen?

Ik wees.

Hij prevelde een gebed waarvan de woorden klonken als Latijn en ik hoorde klanken die de mijne waren en mijn ziel riepen bij een naam. Toen boog hij zooals een priester voor het altaar. Hij werd een purperen glans die verging in den mist, en ik stond met armen die smeekten: broeder, hier.

Een verklaring heb ik nooit gevonden dat ik mij van dit oogenblik nooit meer alleen heb gevoeld.

 

* * *


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken