Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar (1997)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar
Afbeelding van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van CalcarToon afbeelding van titelpagina van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (34.03 MB)

Scans (73.16 MB)

ebook (21.27 MB)

XML (2.58 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar

(1997)–Piet Couttenier, Lia van Gemert, Karel Porteman, M.A. Schenkeveld-van der Dussen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 123]
[p. 123]

Een blinde leidsvrouw
Soetken Gerijts
(?, ? - ?, 26 december 1572)

Soetken Gerijts was een doopsgezinde vrouw uit Rotterdam die in haar groepering kennelijk een belangrijke rol heeft gespeeld. Haar liederen zijn waarschijnlijk kort na haar dood gebundeld en dat boek is vrij vaak herdrukt. De informatieve titel van het oudstbekende exemplaar (vóór 1592) is: Een nieu Gheestelijck Liedtboecxken twelck noch noyt in Druck gheweest en is Wt den Ouden ende Nieuwen Testament ghemaeckt, van een blinde Dochter genaemt Soetken Gerijts van Rotterdamme ghebooren, daer ghy in die voorreden des boecx breeder bescheyt aff vinden sult. Ende dewyle deze Liedekens by veelen verstroyt waren zijn sy met neersticheyt by den anderen versamelt ende een bysonder Boecxken daer van ghemaeckt, en int licht ghebracht door J.C.

Interessant is de ‘Voorrede tot de zanger’ die enkele biografische gegevens over Soetken bevat. In latere drukken is aan het eind van het boek ook nog opgenomen ‘Een kort verhaal, hoe dat het einde ende den uitgank van Soetjen Gerrits dochter geweest is’, met als onderschrift: ‘Geschreven tot Hoorn, uit begeerte van Soetje Gerrits dochter, den 26. Decembris, Anno 1572’. Dit verslag is opgesteld ten dienste van ‘den godvruchtigen in Zuid-Holland’. Het bevat eigenlijk geen concrete bijzonderheden, maar vertelt uitsluitend de christelijke aspecten van haar leven: haar trouw tot het einde aan het geloof ‘waar zij al in de twintig jaren, ofte daarover naar hare zwakheid in gewandeld hadde’, haar liefde tot de gemeente, haar afkeer van ‘twist ofte tweedracht’, haar ‘geruste conscientie, met een verlangen, om uit den lichame te zijn’.



illustratie
23 Titelpagina van Een nieu geestelyck liedt-boecxken door Soetken Gerijts van Rotterdam Het boekje is op ware grootte afgebeeld


[pagina 124]
[p. 124]

Het kernwoord van de ‘Voorreden’ is nederigheid. Blijkbaar moest het verschijnsel van een schrijvende vrouw aanvaardbaar gemaakt worden. God heeft juist door kleine en verachte instrumenten wonderen kunnnen doen, zoals ook de bijbel ons leert. Soetken was niet alleen een vrouw, maar ze was ook blind en kon geen a van een b onderscheiden. Toch heeft God haar met een ‘hoog ende wonderlijk verstand verlicht, ende begaafd in zijn heilige woord ende genaden-rijke evangelium [...] Zo zult gij God de prijs geven van 'tgene dat Hij door de ootmoedige laat aan den dag komen’.

Uit de gedichten zelf blijkt dat Soetken niet zelden om advies gevraagd werd, onder andere door de voorgangers van de gemeente. Haar liederen zijn, zoals ze dat zelf ook aangeeft, vaak op verzoek gemaakt. Ze gaf lessen voor een goed gemeenteleven, met een accent op liefde en eendracht. Voorts bood ze adviezen inzake het gezinsleven en schreef ze ook godsdienstige gedichten voor kinderen. Die twee laatste categorieën passen bij wat traditioneel de taak van de vrouw is: de zorg voor het gezin. Haar visie op de rol van vrouwen past, ondanks haar eigen leidende positie, binnen het christelijk discours.

1. Dat 25. liedeken.

Blijkens de eerste strofe is dit lied gericht aan de gemeente ter plaatse. Zoals vaker wijst Soetken op haar geringe talent - ze is in bijbelse termen een zwak vat, een ‘vaatken krank’ - maar desondanks wil ze aan het verzoek om een lied voldoen. Kern van het gedicht is een vermaning aan het gezin, die, gezien de bijbelplaatsen in de marge, een volkomen bijbelse geest ademt: mannen moeten hun huis op de goede manier regeren, vrouwen dienen hun mannen onderdanig te zijn zoals Sara dat was aan Abraham en de jeugd moet zich gedragen als de bijbelse jonge man Timotheus. Taal en stijl zijn uiterst eenvoudig of zelfs onbeholpen, maar de boodschap van een lied als dit is gemakkelijk te begrijpen en te onthouden.

Dat 25. liedeken
 
Genade ende vrede
 
Wens ik u toe hier binnen dezer stede
 
Gij die God zoekt gemeen.
 
Heer, zend ons kracht beneden
5[regelnummer]
Volherdig door te treên.
 
 
 
Een lied most ik u laten
 
Al is mijn wijsheid klein, wilt dit wel vatenGa naar voetnoot7
 
Het is mijn begeert.
 
Uut liefden liet ik mij bepraten
10[regelnummer]
Al zijt gij bet fondeerdGa naar voetnoot10.
 
 
 
Prijst God, gij Christen natie
 
Verzuimt niet uw genade ende gratie
 
Gij zijt bezorgd wel
 
In Gods huis met reparatieGa naar voetnoot14;
15[regelnummer]
Ziet toe, weest niet rebel.
 
 
 
Zijt toch in dezen dagen
 
Gehoorzaam al die zorg voor u dragen,
 
Ende doet u onder haarGa naar voetnoot18
 
Dat zij niet en doen met klagen
[pagina 125]
[p. 125]
20[regelnummer]
Want dat u schade waar.
 
 
 
Ziet wat een liefde, wilt lezen,
 
Die ons nu God den Vader heeft bewezen
 
Dat wij Gods kinderen zijn;
 
Och vriendekens geprezen
25[regelnummer]
Laat blijken dit aan dijn.
 
 
 
Laat toch uw licht opgangenGa naar voetnoot26
 
Dat zij toch die daar naar dat recht verlangen
 
Uw goede werken zien;
 
Uw Vader prijs mag ontvangen,
30[regelnummer]
Vrienden, dit moet geschien.
 
 
 
Wij zijn Gods werk, geschapen
 
Tot goede werken, laat ons nu niet slapen
 
Om te wandelen daarin,
 
Mannen, vrouwen, maagden en knapen
35[regelnummer]
Elk in die roepinge zijn.
 
 
 
Gij mannen, hebt lief uw wijven
 
Behoorlijk na des Apostels schrijven
 
Regeert uw huizen net
 
Zachtmoedig zonder kijven;
40[regelnummer]
Daartoe zijt gij gezet.
 
 
 
Wie niet wel kan regeren,
 
Zijn huis voorstaan, vrienden, met goe manieren
 
Die heeft het geloof verzaakt.
 
Al over uw onnozele dierenGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Gij vaders toch wel waakt.
 
 
 
Zijt onderdanig gij vrouwen
 
Uw mans als Sara, wilt dit wel aanschouwen,
 
Die haar man genoemd heeft Heer,
 
Haar dochteren zijt gij vol trouwen:
50[regelnummer]
Heersen is geen vrouwen eer.
 
 
 
Als zij haar wel aanstellen
 
Zo zijn z'haar mans eer, hoort Schrifts vertellen,
 
Die haar huizen wel acht slaan
 
Haar mannen daar niet om kwellen
55[regelnummer]
In die voet voort te gaan, gij hoort te gaan.
 
 
 
Gij vrouwen, wilt hier op zinnen,
 
Hebt lief uw mans, uw kinders wilt beminnen
 
VersiertGa naar voetnoot58 toch wel u huis
 
Laat u zorgvuldig winnen
[pagina 126]
[p. 126]
60[regelnummer]
Zachtmoedig ende kuis.
 
 
 
Gij mannen, dees zijn te prijzen
 
Wilt haar behoorlijke eer bewijzen
 
Opdat uw gebed expertGa naar voetnoot63
 
Tot God dan mag oprijzen
65[regelnummer]
Ende niet behinderd werd.
 
 
 
Gij jeugd, strijd door Gods krachten
 
U herte wilt besnijdenGa naar voetnoot67 dag en nachten;
 
Op Timotheum ziet
 
Wiens jonkheid niemand en verachte
70[regelnummer]
Die lust der jonkheid vliedt.
 
 
 
Wij moeten alle te samen
 
Ons herte wel besnijden, wilt dit ramen,
 
Want ziet dat boze zaad
 
Heeft Adam ontvangen met namen
75[regelnummer]
Dat spruit in ons vroeg en laat.
 
 
 
Al is die eerste aarden
 
Geploegd en gezaaid met zaad van waarden
 
Dat onkruid spruit nog al;
 
Dat doet ons strijd aanvaarden
80[regelnummer]
Hier in dit aardse dal.
 
 
 
Laat ons toch kloekelijk wieden
 
Dat onkruid dat hier spruit tot allen tijden.
 
Elk proev' hem menigvoud.
 
Die gierigheid wilt toch mijden,
85[regelnummer]
Wat eeuwig is aanschouwt.
 
 
 
En wilt geen schatten vergaren
 
Op dezer aarden, naar Christus' verklaren,
 
Maar vergaderen uwen schat
 
HierbovenGa naar voetnoot89 zonder sparen.
90[regelnummer]
Die Schriftuur leert ons dat.
 
 
 
Wilt op die Schriftuur letten,
 
Neemt wel ter herten, wacht voor besmetten,
 
Houd rein uw bruiloftskleed
 
Wilt u niet ledig zetten,
95[regelnummer]
Want God haat onvruchtbaarheid.
 
 
 
Nu zijt den Heer bevolen.
 
Gij zijt zeer wel bezorgd, wilt niet dolen
 
Dankt daarvoor God den Heer
 
Die u niet en houden verholen
[pagina 127]
[p. 127]
100[regelnummer]
Gods raad bidt toch voor haar.
 
 
 
Wilt mijn ook niet vergeten
 
Het is mij wel van nood, laat ik u weten,
 
Ik ben een vaatken krank
 
Vreest hem die hoog is gezeten
105[regelnummer]
Neemt dit slechtGa naar voetnoot105 vermaan in dank.

2. Dat 71. liedeken.

Met een wat uitdagend begin waarin ze zich excuseert voor de zotheid van haar gedicht, probeert Soetken kennelijk de jeugd voor zich te winnen: net als de bijbelse figuren Isaac en Tobias moeten zij zich gehoorzaam gedragen. De ‘zotheid’ (vs. 1) van de tekst zit niet in de boodschap maar in de voorbeelden van ruw gedrag van de jonge maatjes voor wie de tekst is bedoeld: ‘brooddronken’ geschreeuw en ‘rabauwen’ op de (bakstenen) stoep. De slotwens sluit aan bij de werkelijkheid: veel kinderen stierven jong.

Dat 71. liedeken
1[regelnummer]
Neemt mij wat zotheids in 't goede;
 
Ik wil beginnen een nieuwe lied.
 
Voor jonge maatjes, wilt dit bevroeden
 
Naar haarGa naar voetnoot4 verstand zo spreek ik, ziet.
 
 
5[regelnummer]
Zij moeten onderdanig wezen
 
Gehoorzaam zijn tot alder tijd
 
Als wij van Isaac en meer ander lezen -
 
Waar vindt men haarGa naar voetnoot8 brooddronken gekrijt?
 
 
 
Willen zij niet in die helle varen
10[regelnummer]
Zo moeten zij vrezen God alleen
 
Gehoorzaam zijn en leren garenGa naar voetnoot11
 
Ende niet rabauwen op die roo steen.
 
 
 
Zijn enigen zoon gink Tobias leren,
 
Vroeg, toen hij nog was een kind.
15[regelnummer]
Hij leerde hem die vreze des Heren.
 
Gij ouders dit toch wel verzint.
 
 
 
Gij kinderen laat u onderwijzen
 
Want een vroom kind zijn vader verblijdt,
 
Zijn moeder vertroost, het is te prijzen
20[regelnummer]
Gij jonge maatjes wie dat gij zijt.
 
 
 
Oorlof, hier mee wil ik het laten,
 
Die Heer laat u opwassen gelijk
 
In zijnder vreze, wilt dit vaten,
 
Of Hij hale u vroeg al in zijn rijk.
[pagina 128]
[p. 128]
Bron
Een nieu Gheestelijck Liedt-boecxken twelck noch noyt in Druck gheweest en is Wt den Ouden ende Nieuwen Testament ghemaeckt, van een blinde Dochter genaemt Soetken Gerijts van Rotterdamme ghebooren, daer ghy in die voorreden des boecx breeder bescheyt aff vinden sult. Ende dewyle deze Liedekens by veelen verstroyt waren zijn sy met neersticheyt by den anderen versamelt ende een bysonder Boecxken daer van ghemaeckt, en int licht ghebracht door J.C. (KB 5 E 20, niet gepagineerd.)

Literatuur
M.A. Schenkeveld-van der Dussen, ‘De vrouwelijke blik; Nederlandse dichteressen van de Gouden eeuw’. In: Arie Jan Gelderblom en Harald Hendrix (ed.), De vrouw in de Renaissance. (Utrecht Renaissance studies). Amsterdam 1994. p. 11-27.
RS
voetnoot7
begrijpen
voetnoot10
Al beschikt u over meer kennis
voetnoot14
opbouw
voetnoot18
stelt u onder hen
voetnoot26
opgaan
voetnoot44
kinderen
voetnoot58
houd schoon en verzorg
voetnoot63
doeltreffend
voetnoot67
Met deze beeldspraak, naar analogie van de joodse besnijdenis, wordt bedoeld dat men zijn hart in Gods dienst moet stellen
voetnoot89
vergaart u schatten in de hemel
voetnoot105
eenvoudig
voetnoot4
hun
voetnoot8
hun
voetnoot11
gaarne

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Een nieu gheestelijck lietboecxken, twelck noch noyt in druck gheweest en is wt den Ouden ende Nieuwen Testament ghemaeckt


auteurs

  • M.A. Schenkeveld-van der Dussen

  • over Soetken Gerijts