Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar (1997)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar
Afbeelding van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van CalcarToon afbeelding van titelpagina van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (34.03 MB)

Scans (73.16 MB)

ebook (21.27 MB)

XML (2.58 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar

(1997)–Piet Couttenier, Lia van Gemert, Karel Porteman, M.A. Schenkeveld-van der Dussen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 294]
[p. 294]

Vriendin van Tesselschade, bewonderaarster van Huygens
Aeltgen Bruno
(Alkmaar, gedoopt 22 april 1629 (?) - Alkmaar, januari 1679)

Aeltgen Bruno - of, zoals zij later genoemd werd, Alida - was een van de zeven of acht kinderen van de in Alkmaar wonende predikant Martinus Bruno en zijn eerste vrouw Heyltjen van de Heuvel. Zekerheid over haar doopdatum is er niet. Op 9 april 1628 werd er in Alkmaar een kind van dit echtpaar gedoopt met de naam Aeltgen. Meestal wordt dit kind gehouden voor de dichteres Alida Bruno. In hetzelfde doopboek werd echter op 22 april 1629 opnieuw aangetekend dat Martynus Bruyning en Heijltje van den Heuvel hun kind Aeltgen lieten dopen. Het is goed mogelijk dat de Aeltgen uit 1628 overleden was en dat de ouders hun volgende dochter dezelfde naam gaven, zoals vaker gebeurde. Toen Alida nog maar drie jaar oud was, overleed haar moeder. Haar vader trad nog datzelfde jaar, in 1633, voor de tweede keer in het huwelijk met Aeltgen Jansdr., een vrouw die al tweemaal weduwe was.

Alida leerde waarschijnlijk lezen en schrijven op een Duitse of Franse school. Daar werd, onder invloed van haar vader en haar broer Henrick, die Latijnse en Nederlandse poëzie schreef, ook haar belangstelling voor de letteren gewekt. Of haar zussen Geertruijt en Jannetge ook literaire belangstelling hebben gehad is niet bekend. Zeker is wel dat Alida in nauw contact met hen heeft gestaan. De drie vrouwen bleven hun hele leven ongehuwd en woonden het grootste deel van hun leven bij elkaar. Alida Bruno is bijna vijftig jaar oud geworden. In januari 1679 werd ze begraven in het familiegraf in de Alkmaarse Grote Kerk.

Het oudste van de ongeveer dertig overgeleverde gedichten van Alida Bruno is van 20 maart 1646. Waarschijnlijk had ze toen al enige bescheiden bekendheid verworven, want het gedicht ontstond naar aanleiding van een verzoek van de in Den Haag wonende Constantijn Huygens; hij vroeg haar of ze Tesselschadeo, die ook in Alkmaar woonde, wilde vragen weer contact met hem op te nemen. Zij moet dus wel een bekende zijn geweest van Tesselschade. Ze was een leeftijdgenoot van Tesselschades dochter Maria Crombalch en hoogstwaarschijnlijk waren de twee vriendinnen. Nadat Alida Bruno bij Tesselschade was geweest, stuurde ze Huygens het gedicht ‘Aen den Heer van Zuilichem’ waarin ze hem vertelt hoe het haar bij Tesselschade vergaan was. Huygens reageerde enthousiast op haar vers:

 
Noordhollands meisje; neen, Noordhollands knechtje recht,
 
Die mij met vrouwenrijm zo mannelijk bevecht

en de hoogste lof die hij haar toekent is dat hij niet weet of het gedichtje nu van Henrick of van Alida Bruno is. Er komt dan een kleine dichtwisseling tussen beiden tot stand. Alida's deel daarvan is tijdens haar leven nooit gedrukt.

Meer dan de gedichten aan Huygens, een aantal gelegenheidsverzen, twee huwelijksdichten en een lijkdicht op Tesselschade is van Bruno voor 1650 niet bekend. Toch werd zij in de jaren veertig al door Tesselschade ‘de nieuwe Musin’ en door Pieter Corneliszoon Hooft ‘de nieuwe zon der poëzij’ genoemd. Wijd verbreid zal haar bekendheid toch niet geweest zijn; de dichter Jacob Westerbaen - een vriend van Huygens - moest haar in 1657 bekennen dat hij nog nooit van haar had gehoord, terwijl hij haar broer Henrick Bruno wel kende als schrijver. Bruno was niet haatdragend: in datzelfde jaar schreef ze twee lofdichten voor Westerbaens bundel Gedichten.

De gedichten van Alida Bruno zijn te typeren als gelegenheidsverzen; ze bezingt bijzondere gebeurtenissen uit het dagelijks leven. Behalve lofdichten op collega-schrijvers produceerde ze ook huwelijksdichten. Daarnaast schreef ze in 1672 een drietal dichtbrieven aan Huygens waarin ze zich inzette voor de maatschappelijk ambitie van burgemeester Arnout van der Graef. De laatste verzen die we van haar kennen, stammen uit 1677 en zijn geschreven naar aanleiding van het overlijden van een zekere Anna Maria Coymans.

[pagina 295]
[p. 295]


illustratie
53 Handschrift van Alida Bruno, gedateerd 11 december 1672, met een in opdracht geschreven gedicht (‘inden Naem van Mevrou van der Graaf’), gevolgd door de bijbehorende brief aan haar ‘ouden Vrindt’ Constantin Huygens


[pagina 296]
[p. 296]

Haar gedichten kenmerken zich door een puntige stijl en door woordspel. Ze werden alleen gepubliceerd in het werk van anderen. Daarnaast werd een aantal van haar gedichten opgenomen in contemporaine verzamelbundels als Klioos Kraam II (1657) en Bloemkrans van verscheiden gedichten (1659).

1. Grafschrift over de vermaarde Tesselschade Roemer Visschers

In 1649 overleed Bruno's stadgenote Maria Tesselschade. Met allerlei woordgrapjes verwijst ze naar de lof die de vermaarde vrouw ontving van de grootheden Hooft en Huygens. Daarbij komen onder andere haar borduurwerk, dichtwerk, zangkunst, graveerwerk en schilderwerk aan de orde.

Grafschrift over de vermaarde Tesselschade Roemer Visschers
 
Dit graf, begunstigd door de doodGa naar voetnoot1,
 
Besluit een vrouw, die op de schoot
 
Der wijsheid is gevoed geweest,
 
En daarom had de grootste geest,
5[regelnummer]
En hersens zonder wederga;
 
Deez' was Maria Tesselscha,
 
Een schouwtoneel daar alle konst
 
Zich toonde in een volle gonst,
 
Een vrouw, wiens konste vrouw natuur,
10[regelnummer]
Omhelsde als haar nagebuur,
 
Wiens roem-galm blies de nijd vol angst,
 
't Was Roemers roem, 't was Viss(ch)ers vangst,
 
't Was meer als ik getuigen kan,
 
Het ganse land getuigt ervan:
15[regelnummer]
Ei lezer vraagt het mij niet af,
 
Maar als gij weg gaat van dit graf,
 
Onthoudt de naam van Tesselscha
 
En vraagt er alle geesten na,
 
En zo gij die nog niet gelooft,
20[regelnummer]
Zo vraagt den geestelozen HooftGa naar voetnoot20,
 
Wiens geest zo dikwijls heeft gespeeld,
 
Met konsten van haar geest geteeld;
 
En daarom is ook Hooft geweest
 
Hooft-roemer van haar grote geest;
25[regelnummer]
Vraagt dan nog de bedrukte blaên,
 
Hoe druk des drukkers pers most gaan,
 
Toen Huygens' pen aan haar verstand
 
Gaf letterlof; vraagt aan haar hand,
 
En naald, en pen, en stem, en keel,
30[regelnummer]
En diamanten, en penseel:
 
Elk zal de konst van die hier leit
 
Toewijzen de onsterflijkheid.
[pagina 297]
[p. 297]

2. Aan den zelven

Blijkens de titel heeft er een ander gedicht met dezelfde adressaat voorgestaan. Ds. Willem Sluiter vluchtte in 1671 voor vijandelijke troepen van Eibergen naar Holland. Hij bezocht in die periode ook zijn Alkmaarse collega Bornius. Waarschijnlijk voltooide Sluiter toen Jeremia's Klaag-liederen, want deze bundel bevat behalve onderstaand lofdicht van Alida Bruno nog meer bijdragen van personen uit Alkmaar. Het epigram bevat een woordspel met de betekenis van druk als o.a. drukpers en (wijn)pers.

Aan den zelven
 
Heer Sluiter, vrome vriend, uw Jeremias-klacht,
 
Zo konstenrijk gerijmd, hoeft niet in druk gebracht:
 
Z' is op, en uit de pers van herts-rouw uitgegeven,
 
En door uw droeve pen in heilgen druk beschreven.
Bronnen
(1) Klioos kraam vol verscheiden gedichten. De tweede opening. Leeuwarden 1657. p. 112.
(2) geciteerd via L. Strengholt ‘Een klein Alkmaars sterretje. Over Alida Bruno en haar literaire bedrijvigheid’. In: Alkmaarse silhouetten: uit de geschiedenis van Alkmaar en omgeving. Zutphen 1982. p. 80.

Literatuur
L. Strengholt, ‘Een klein Alkmaars sterretje. Over Alida Bruno en haar literaire bedrijvigheid’. In: Alkmaarse silhouetten: uit de geschiedenis van Alkmaar en omgeving. Zutphen 1982. p. 65-90; hierin een bibliografie.
AdJ
voetnoot1
dat door de dood goed is bedacht
voetnoot20
Hooft is al in 1647 gestorven en dus gescheiden van zijn geest

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Klioos kraam. Deel 2

  • Alkmaarse silhouetten. Uit de geschiedenis van Alkmaar en omgeving


auteurs

  • Annelies de Jeu

  • over Alida Bruno