Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar (1997)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar
Afbeelding van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van CalcarToon afbeelding van titelpagina van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (34.03 MB)

Scans (73.16 MB)

ebook (21.27 MB)

XML (2.58 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar

(1997)–Piet Couttenier, Lia van Gemert, Karel Porteman, M.A. Schenkeveld-van der Dussen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 540]
[p. 540]

Een moedige schrijfster over theologie en filosofie
C. Mommael
(?, ? - ?, ?; actief in Delft ca. 1740)

In een van de spaarzaam overgeleverde drukken van Willem Deurhoffs Verklaaring van het Boek Jobs (1741) is in het voorwerk een ‘Troostende treurklacht’ te vinden, ondertekend ‘C. Mommael, Huisvrouw van Jan vander Wall’. In het zes pagina's tellende gedicht neemt de Delftse dichteres stelling in het destijds geruchtmakende ‘Deurhoff-proces’ rond Deurhoffs commentaar op het bijbelboek Job.

Deurhoff (1650-1717) was een produktief schrijver van stichtelijke en wijsgerige werken en had zich verdiept in het gedachtengoed van Descartes en Spinoza. Zijn opvattingen ondervonden zowel grote bijval als felle weerstand: hij verzamelde enerzijds een kring vurige aanhangers om zich heen, anderzijds viel hij in ongenade bij veel predikanten, die hem als een verkapte spinozist beschouwden, wat voor hen zo ongeveer ‘godloochenaar’ betekende. Toen meer dan dertig jaar na Deurhoffs dood op het initiatief van Johan van de Velde gewerkt werd aan het drukken van de Verklaaring van het Boek Jobs, greep de justitie in. Van de Velde moest samen met Christiaan Petersen, met wie hij de uitgave aan het maken was, voor de rechter verschijnen. De tekst werd geconfisqueerd en beide mannen werden op negen punten van ketterij veroordeeld. De advocaat Hermannus Noordkerk - niet voor niets later een vriend van Betje Wolffo - wist in hoger beroep het vonnis in 1743 echter te vernietigen. Hij hield een pleidooi voor de vrijheid van meningsuiting en drukpers. Hoewel het drukken van de Verklaaring van het boek Jobs onderbroken werd, was er toch al een groot deel van gereedgekomen: er zijn enkele exemplaren van een druk uit 1741 bewaard gebleven; deze beslaan twee delen, waarvan het tweede steeds abrupt afbreekt.

De achttiende-eeuwse arts Johannes Monnikhoff (1707-1787) was de eigenaar van het exemplaar van de Verklaaring van het boek Jobs waarin het kritische gedicht van Mommael is opgenomen. Monnikhoff had het gedicht privé laten inbinden, want in andere exemplaren ontbreekt het. Zijn exemplaar is in nog meer opzichten uniek: hij voegde ook nog een portret van Deurhoff toe en drie drempeldichten, waaronder één van eigen hand. Daarnaast vulde hij het ontbrekende gedeelte van Deurhoffs tekst in eigen handschrift aan en schreef hij een lange Nareeden, waarin hij verschillende aspecten rondom het geruchtmakende proces nader belicht. Mommaels gedicht moet kort na het proces in 1741 tot stand zijn gekomen. Waarschijnlijk stelde Monnikhoff het echtpaar Van der Wall- Mommael per brief op de hoogte van wat er tijdens het proces was voorgevallen. In reactie daarop schreef Mommael vervolgens een gedicht, waarin zij de gang van zaken scherp veroordeelde: het verboden boek was in haar ogen geenszins spinozistisch, maar ‘vol geleerdheid, en met Godvrucht doorweven’. Het was een ‘treffelijk werk’, dat ‘zeer nut zou zijn geweest’ ‘tot opbouw van Gods Kerk’ en betreurenswaardig waren de ‘lasterblaên, waarmee 't vals’ werd ‘beticht’.

Monnikhoff, die heden ten dage onder Spinozakenners bekendheid geniet vanwege zijn afschrift van Spinoza's Korte Verhandelinge van God, de mensch en deszelvs welstand, was een vurig bewonderaar van Deurhoff. Hij schreef verschillende werken van Deurhoff af en stelde diverse malen een levensbericht van hem op. In de Nareeden bij zijn exemplaar van het omstreden boek van Deurhoff maakte de achttiende-eeuwse arts duidelijk waarom hij de verzen van Mommael voorin zijn exemplaar had toegevoegd: ‘[want dit] fraai gedicht dier Delftse dichteres, wij waardig hebben geacht om nevens dit werk te plaatsen.’ Even eerder had hij ook genoteerd dat als reactie op de bovengeschetste gebeurtenissen een bijdrage uit de ‘dichtkundige pen’ van Mommael ‘in druk’ tevoorschijn gekomen was. Met andere woorden: Mommael zelf (of haar echtgenoot) had al voor publicatie gezorgd. Dit pamflet is echter niet overgeleverd.

Het is jammer dat we eigenlijk niets van Mommael weten. Ze moet een zelfstandig denkende vrouw zijn geweest en ze was ook niet bang uitgevallen gezien haar stellingname tegen het overheidsoptreden.

[pagina 541]
[p. 541]

Troostende treur-klacht

Mommael verbaast zich erover - gezien de vss. 4-6 kennelijk mede namens haar man - dat men dit werk ‘spinozistisch’ en zielbedervend noemt, terwijl het juist zo geschikt is tot stichting van Gods kerk. De bijbelse figuur van de lijdzame Job leent zich in dit kader uiteraard voor allerlei lessen. Job werd immers door veel gruwelijke plagen onder druk gezet om zijn trouw aan God te beproeven, en werd bovendien nog vals beschuldigd. Woordspelingen met ‘druk’ zijn dan ook niet van de lucht en Deurhoffs lasteraars worden, net als die van Job, op hun plaats gezet. En zoals Job standvastig bleef en ten slotte door God in ere werd hersteld, zo wenst de dichteres ook berusting en hemelgerichtheid toe aan de nu vervolgden. In het kader van de polemiek is het uiteraard een sterke kant van het gedicht dat het zo bijbels is getoonzet.

Troostende treur-klacht over het beletten der drukking van de voortreffelijke uitleg van het boek Jobs, door den wijdberoemden en zaligen heer Willem Deurhoff, en uitgegeven door den zeer geleerden en godvruchtigen here, de heer Joan vanden Velde.
 
Daar leit, daar leit, helaas! dit heerlijk boek aan stukken,
 
Nu 't voortgaan is belet om 't zelve af te drukken;
 
Dewijl 't van hoger hand is heen- en weggevoerd,
 
Waarover onzen geest in 't diepste is ontroerd.
5[regelnummer]
Wij waren zeer ontsteld, en stonden als verslagen,
 
Wanneer wij uw bericht aan ons hierover zagen,
 
Omdat dit hierdoor schijnt te zijn geëvenaardGa naar voetnoot7
 
Met schriften, die men moet verdelgen van der aard;
 
OfGa naar voetnoot9 't Spinozistisch was, om zielen te bederven:
10[regelnummer]
En daarom moest zo vroeg in zijn geboorte sterven.
 
Daar 't in het tegendeel, tot opbouw van Gods kerk,
 
Zeer nut zou zijn geweest, want 't is een treffelijk werk,
 
'Tgeen vol geleerdheid, en met Godvrucht is doorweven.
 
't Voorbeeld van lijdzaamheid wordt daarin na 't leven,
15[regelnummer]
Op 't klaarste afgemaald, en in het licht gesteld.
 
'k Breid dit niet verder uit; hier is te ruimen veld:
 
Wie 't leest die ziet 's mans geest in dit verheven schrijven,
 
Tot aan het hoog gewelf, op vlugge wieken drijven:
 
Maar zo den lezer met vooroordeel zwanger gaat,
20[regelnummer]
Dan noemt men honing roet, en 't alderbeste kwaad.
 
'k Verbeeld mij, hoe 't gerucht u saam ook zeer ontstelden,
 
En wel op 't alderzwaarst de heer Jan van der Velden;
 
Omdat dit waardig, wijs en grijs godvruchtig hoofd,
 
In die omstandigheid, (o smert!) nog heeft beloofd -
25[regelnummer]
Ja moestGa naar voetnoot25 naar 'tgeen gij ons hebt in uw brief geschreven -
 
Dat hij 't geen was gedrukt, 't gerecht zou overgeven:
 
Een stuk, waaraan dien heer veel tijd en neerstigheid,
 
Met onvermoeiden ernst te koste heeft geleid:
 
Want heeft dit ganse werk, toen Deurhoff was in 't leven,
30[regelnummer]
Geschreven uit zijn mond, en nu in 't licht gegeven;
[pagina 542]
[p. 542]
 
Nadat hij 't had geschiktGa naar voetnoot31 en in een stand gebracht
 
Om 't licht te kunnen zien - dat leit nu gans veracht.
 
In plaats van dat men zich hiervoor zou dankbaar tonen,
 
En met een letterkrans tot lof zijn schedel kronen,
35[regelnummer]
Gelijk men mannen doet, die met een grote vlijt,
 
Tot nut van Sions volkGa naar voetnoot36 besteden zo veel tijd.
 
Wij nemen deel in uw, en zijn eerwaardens smerten,
 
En zijn hem dankbaar uit het binnenst' onzes herten;
 
En wensen hem tot loon voor al zijn arrebeid,
40[regelnummer]
Gods gunst en eeuwig heil in Christus hem bereid.
 
Dus wordt Job nog gedrukt, nadat hij is gestorven:
 
Terwijl hij wordt gedrukt, zo schijnt geheel bedorven
 
Heer Deurhoff, ook met hem gesmadigd na zijn dood,
 
Terwijl hij zalig rust, met Job in Abrams schoot.
45[regelnummer]
Doch dit en kan hun rust in God, in 't minst niet storen;
 
Zij kunnen dit gewoel in deze zaak niet horen,
 
Maar dit drukt onzen geest die nog op aarde zijn,
 
Wij voelen al dit leed, en smertelijke pijn.
 
Nu kan de lastertong hierover triomferen,
50[regelnummer]
En met een blijden geest hoogmoedig gaan braveren,
 
Die 't zo ver heeft gebracht door wrevelmoed en nijd,
 
- Waartoe hij 't nooit bij God bracht in Jobs levenstijdGa naar voetnoot52 -
 
Dat hij zat in arrest, als nu, door zijne klachten,
 
Schoon hij hem toen zo wel als nu uit nijd verachtten:
55[regelnummer]
Want God bezocht Job wel met bittre tegenspoed,
 
In zijn persoon, en ook zijn kindren, vee en goed,
 
Maar buiten banden vrij.Ga naar voetnoot57 Zodat Jobs smerten rijzen
 
Door ongegronde klacht; die niemand kan bewijzen
 
Met redenen van kracht, die steunen op een grond
60[regelnummer]
Die onweerleglijk is, door pen noch met de mond.
 
Dit is 't gemene lot voor die naar waarheid trachten,
 
Te graven naar die schat met alle hunne krachten,
 
Die zijn doorgaans veracht, gelasterd en gesmaad;
 
Men noemt dit ketterij, allenig maar uit haat.
65[regelnummer]
Wij wensen, dat God eens aan zulke slechte bazen,
 
Die maar op kwaad gerucht van waarheidzoekers azen,
 
Een recht gezichte geeft van zo een wangedrag,
 
En haar in Christus ook vergeving schenken mag.
 
En dat hij deze zaak zal tot ons beste schikken,
70[regelnummer]
En geven kloek verstand en oordeel die dit wikken;
 
Opdat dit waardig boek als rein en zonder fout,
 
Beproefd mag komen uit, gelouterd als het goud
 
Door 't vuur van Christi Geest, en aan den steen gestrekenGa naar voetnoot73
 
Van 't heilig Bijbelwoord; zo zullen zij 't vrij spreken
75[regelnummer]
Van al die lasterblaên, waarmeê 't vals wordt beticht,
 
En geven 't goedgekeurd dan weder in het licht:
 
Zo zal 't dus zijn hersteld, beroemd en waarder wezen,
[pagina 543]
[p. 543]
 
Als ooit zo 't niet beproefd geweest zou zijn voor dezen.
 
Dus krijgt Job andermaal, nadat hij door Gods hand
80[regelnummer]
Gedrukt is en getoetst, aanzienelijker stand.
 
Dus zullen wij hem in zijn wederkomst ontmoeten,
 
Met blijdschap van ons hert, en vrolijkheid begroeten,
 
Tot eer van Godes naam; die dit tot nut en vrucht
 
Ons schenkt en wedergeeft, waarom nu wordt gezucht.
85[regelnummer]
Doch zo 't God niet behaagt Jobs ballingschap te wenden,
 
En hem in vrijheid weer tot ons terug te zenden;
 
Dan wens ik, dat Hij ons wil geven zo een hert
 
Gelijk hij eertijds schonk aan Job in zijnen smert.
 
Dan zullen wij ons kruis getroost en willig dragen,
90[regelnummer]
Berusten in zijn wil, en vrije welbehagen:
 
En zeggen ook met hem: die God die 't eertijds gaf,
 
Neemt door zijn vrije macht dit weder van ons af.Ga naar voetnoot91-92
 
Wij willen zo wel 't kwaad ontvangen van den Here,
 
Als 't goede, 'tgeen wij met ons ganse hert begere[n];Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
En loven hem in 't kwaad zo wel als in het goed,
 
Verloochend aan onszelfs in al wat ons ontmoet;
 
Het gaat dan zo het gaat, zijn raad nooit spreken tegen,
 
Maar met een stillen geest dus billijken zijn wegen.
 
Zo volgt men Jezus na, gelijk hij heeft belast,
100[regelnummer]
Van 't aardse los, en ook aan 't eigen ik niet vast.
 
Wanneer wij zo onszelf en 't schepsel gans verliezen,
 
Dan zijn wij best in staat om God alleen te kiezen;
 
't Verheft den geest van d' aard', tot waar zij in God rust,
 
In wiens gemeenschap is haar vreugd en hoogste lust:
105[regelnummer]
Zodat ze niets begeert in hemel noch op aarde;
 
Daar 's niets bestendig in, en al te slecht van waarde
 
Dat zij dit zoeken zou; maar na wat hogers streeft,
 
Dat aan den geest alleen een waar genoegen geeft.
 
Dan kan men zelfs omringd van druk aan alle zijden,
110[regelnummer]
Gelijk die van Hebreen, getroost zichzelfs verblijden,
 
Omdat w' een dierbre schat, een eeuwig blijvend goed,
 
Met haar deelachtig zijn, inwendig in 't gemoed.
 
En zullen dan wanneer ons strijd is uitgestreden,
 
Gewillig henen gaan met Simeon in vredenGa naar voetnoot114,
115[regelnummer]
En landen namaals aan in Salems vrede-stadGa naar voetnoot115,
 
Genieten daar 'tgeen hier nooit recht en wordt bevat.
 
God doe ons vrienden saam, tot deze stand geraken,
 
Waarin wij nooit meer werk van boeken zullen maken;
 
Maar daar wij zullen zijn volmaakt van hem geleerd,
120[regelnummer]
En alle leed en smert oneindig weg geweerd.
[pagina 544]
[p. 544]
Bron
W. Deurhoff, Het voorbeeld van de Verdraagzaamheid onder de Goddelijke Bezoekingen, vertoond in de uitlegging en Verklaaring van het boek Jobs. Amsterdam 1741. 2 delen. Het slot van het tweede deel, een narede (gedateerd 1755) en de indices zijn bijgeschreven door J. Monnikhoff. (KB 128 G1)

Literatuur
C. Sepp, ‘Willem Deurhoff en zijne rechtszaak’. In: Polemische en irenische theologie. Leiden 1881. p. 202-242.
LJ
voetnoot7
gelijkgesteld
voetnoot9
alsof
voetnoot25
ja, dat wel moest
voetnoot31
geordend
voetnoot36
het vrome kerkvolk
voetnoot52
wat hem (die lastertong) bij God nooit is gelukt tijdens Jobs leven
voetnoot57
maar nooit in de gevangenis opgesloten
voetnoot73
door de toeststeen beproefd
voetnoot91-92
cf. Job 1:21
voetnoot94
cf. Job 2:10
voetnoot114
cf. Lucas 3:29
voetnoot115
het hemelse Jeruzalem.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Het voorbeeld van verdraagzaamheid onder de goddelyke bezoekingen, vertoond in de uitlegging en verklaaring van het boek Jobs


auteurs

  • Lotte Jensen

  • over C. Mommael