Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar (1997)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar
Afbeelding van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van CalcarToon afbeelding van titelpagina van Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (34.03 MB)

Scans (73.16 MB)

ebook (21.27 MB)

XML (2.58 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar

(1997)–Piet Couttenier, Lia van Gemert, Karel Porteman, M.A. Schenkeveld-van der Dussen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 807]
[p. 807]

Op de barricaden
Maria Aletta Hulshoff
Amsterdam, 30 juli 1781 - Amsterdam, 10 februari 1846)

De weinige mannen die over haar geschreven hebben, doen haar af met ‘dweepster’. De enige vrouw die zich tot dusverre in haar verdiept heeft, Hanna Stouten, aarzelt tussen ‘dweepster of idealiste’ en besluit tot ‘een ongewoon en vasthoudend idealisme’. Dat klinkt aanmerkelijk positiever, maar haalt Hulshoff nog net niet uit het verdomhoekje waarin zij, mede dankzij niemand minder dan Willem Bilderdijk, geplaatst is: tot pathologisch geval gedevalueerd. De feiten volgen hieronder, met de nodige achtergronden.

Op 30 juli 1781 wordt Hulshoff in Amsterdam geboren, als tweede en laatste kind in een doopsgezind predikantengezin. Haar tien jaar oudere broer overlijdt wanneer zij twaalf is, haar vader volgt een jaar later. Rond 1800 komt zij met haar moeder te wonen op de Brouwersgracht in de Jordaan. Gegoede burgers bevolken er de grachten en de minder bedeelden de straten en dwarsstraten. Hoe Hulshoff in haar levensonderhoud voorzien heeft, weten we niet, en al evenmin hoe zij is opgeleid, of ze ooit verliefd is geweest, of ze literaire interesses had, et cetera: een zeer groot deel van haar levensloop onttrekt zich aan onze waarneming. Waar zij in politiek opzicht stond, is wél in te schatten. In Hulshoffs kennissen- en vriendenkring ontmoeten we patriotten als de advocaat en toneelschrijver S.I. Wiselius en de jurist en diplomaat Johan Valckenaer.

Het patriottisme van Hulshoffs tijd kenmerkt zich door verdeeldheid en verzwakking. De Bataafsche Republiek heeft als satelliet van Frankrijk in 1798 een eigen volksvertegenwoordiging en grondwet verworven, maar de democratische principes van weleer zijn nauwelijks doorgevoerd. Militant patriottische literatuur, zoals Wolff & Dekenso Gedichten en liedjens voor het vaderland (1798), heeft haar beste tijd gehad. In 1804 worden op het politiek hoogste niveau te Parijs onderhandelingen gevoerd over een eenhoofdig bewind in de Republiek. In 1805 wordt R.J. Schimmelpenninck raadspensionaris en daarmee oppermachtig.

Hulshoff scherpt haar pen. Aanvankelijk stelt ze zich in dienst van patriottische mannenbroeders. Zo treedt ze in 1804 anoniem in het krijt voor Wiselius nadat deze van regeringswege op een zijspoor gezet is. De anonieme Verzameling van brieven, gewisselt tusschen Valerius Poplicola te Amsterdam en Cajus Manlius te Utrecht veroordeelt de handelwijze van het staatsbewind en brengt met veel kennis van zaken orangistische kuiperijen aan het licht. Wiselius zelf blijft buiten schot, maar Hulshoff wordt opgepakt, verhoord en vrijgelaten omdat ze volhoudt de auteur van de brieven niet te kennen en slechts kopiiste van inmiddels verbrande originelen te zijn geweest. Een jaar later richt ze zich tot Valckenaer. ‘Niets, niets te kunnen doen valt mij ondragelijk zwaar’, schrijft zij hem op 19 maart 1805. Haar brief laat zien hoezeer zij het uitkomen voor patriottistische overtuiging met haar persoonlijke welzijn verbindt:

sedert lang wens ik niets vuriger dan mij Patriotte te betonen, niet alleen om het vaderland zo mooglijk enigzins van nuttig te zijn, maar tevens om mijzelve, om mijn eigen eer, om mij te zuiveren van alle schijn van lafhartig-, en onverschilligheid [...]. Het geluk van mijn vaderland is tot mijn personeel geluk noodzakelijk.

In februari 1806 komt zij zelfs met een plan Valckenaer aan het hoofd van de Republiek te doen plaatsen. Hierop reageert Valckenaer volstrekt afwijzend: hij raadt haar ten sterkste af hem te compromitteren. Dan gaat Hulshoff zelfstandig tot actie over. Voor ‘Rekening van den schrijfster’ gedrukt, verschijnt op 31 maart 1806 een pamflet getiteld Oproeping van het Bataafsche volk, om deszelfs denkwijze en wil opentlijk aan den dag te leggen, tegen de overheersching door eenen Vreemdeling, waarmede het Vaderland bedreigd wordt. In dit vlammende protest, gericht tot ‘alle ware Republikeinen’, valt zij Schimmelpenninck als de meest verantwoordelijke politicus rechtstreeks aan. Al snel volgt de inbeslagname en controle op de even-

[pagina 808]
[p. 808]

tuele uitwerking van het pamflet. Zo worden te Leiden op 4 april zestig exemplaren opgehaald en wordt in koffiehuizen en overal waar men het pamflet bespreekt toezicht gehouden op rumoermakers. In Rotterdam krijgt de boekhandelaar die het verkocht heeft een ‘geduchte politieke schrobbering’. De raadspensionaris wordt op de hoogte gesteld en geeft te kennen ‘dat het hem leed zoude doen, dat de vrouw in de gelegenheid wierd gesteld zich, om deze uitlating, te kunnen beroemen ene martelaresse der vrijheid te zijn geworden’. Vervolging laat desondanks niet lang op zich wachten. Hulshoffs moeder wil voorkomen dat haar dochter voor strafbare feiten vastgezet zal worden en verzoekt op 5 april de Amsterdamse schepenen haar dochter voor gek te laten verklaren. Maar Hulshoff zelf wil serieus genomen worden, en laat zich vrijwillig arresteren. Ze heeft een advocaat nodig en wendt zich tot Valckenaer. Die gaat akkoord, maar laat het werk over aan Willem Bilderdijk, die na zijn ballingschap net in Nederland is teruggekeerd. Bilderdijk maakt een pleidooi waarin hij Hulshoff beschrijft als iemand met een ziekelijke geestestoestand: ‘In één woord het welgelijkend portret van een min of meer hysterische dweepster’. Hoewel het pleidooi niet is uitgesproken, zal Bilderdijks typering Hulshoff blijven achtervolgen.

Van dit soort pleidooien is ze niet gediend en ze voert haar verdediging zelf, waarbij ze schranderheid en politieke kennis demonstreert. Het vonnis wordt twee jaar opsluiting in het verbeterhuis. Hulshoff laat in een verklaring weten dat een veroordeling uit naam van een vreemde soeverein - de inmiddels koning geworden Lodewijk Napoleon - nooit wettig kan zijn. Een brief aan een vriendin met het onderschrift ‘Verbeterhuis 23 maart 1807’) laat zien dat haar patriottisme onverminderd is, maar dat ze haar beperkingen kent:

Wij zijn niet minder dan de mannen verplicht liefde tot de naaste te betonen. Verscheiden vrouwen hebben zich, ook in later tijd [...] met het lot van hun vaderland bemoeid, en niet een schrijfpen, maar de wapenen opgevat. - Een jong boerenmeisje redde Frankrijk in de 15de eeuw. - Maar lieve Mie! ik weet zeer wel hoe zeer het mij aan kunde en bekwaamheid ontbreekt; Ik ben zo dwaas verwaand niet als mogelijk menigeen gedacht zal hebben.

Na haar vrijlating in 1808 herneemt Hulshoff haar actiewerk. Ze publiceert opnieuw een pamflet met de oproep zich tegen Bonaparte te verzetten, dit keer onder de naam P. Monitor. Dat zal geen toevallig gekozen pseudoniem geweest zijn, maar een verwijzing naar het Franse orgaan Le Moniteur, dat in 1793 de verklaring van de rechten van de mens gepubliceerd had. Hulshoff reist diverse plaatsen in Nederland af om haar pamflet te verspreiden en wordt opnieuw gearresteerd. De strafeis is dit keer aanmerkelijk zwaarder: vier jaar verbanning uit vrijwel alle departementen in het land. Hulshoff weet voor het proces uit de gevangenis te ontsnappen en naar Engeland te ontkomen.

In december 1813 vinden we haar in New York blijkens een van daaruit verstuurde brief. Hoe en sinds wanneer Hulshoff daar precies terecht is gekomen, weten we niet. Wat er in de voorliggende jaren gebeurd is, is evenmin duidelijk. Er bestaan flarden van een achteraf verteld, sensationeel verhaal met Hulshoff in de rol van rabiaat extremiste die met opoffering van eigen leven de Franse keizer heeft willen vermoorden. Zo wordt in de biografie van Wiselius uit 1846 verteld hoe Hulshoff dankzij Wiselius ‘uit een dreigend levensgevaar gered is, waarin zij zich zelve gebracht had door enen door haar gevormden aanslag op het leven van Napoleon’. In mannenkleren is zij naar Rotterdam gebracht ‘waar zij zich gelukkig heeft ingescheept, en naar Engeland ontkomen is’. De Hulshoff toebedeelde rol in dit avonturenverhaal past opmerkelijk goed bij de typering die hij een bladzij eerder van haar geeft en waarin Bilderdijks woorden naklinken: ‘de bekende staatkundige dweepster’ (p. 167).

In New York publiceert Hulshoff opnieuw een politiek geschrift, maar de teneur is anders dan voorheen. ‘In magnis voluisse satis’, in grote dingen is het voldoende gewild te hebben, luidt het kleingedrukte motto op de titelpagina van de Peace-Republican's Manual; or, the French Constitution of 1793, and the Declaration of the Rights of Man and of Citizens [...] (1817). Het lijkt inderdaad een politiek testament, bedoeld om lezers te informeren en politiek bewust te maken. Officiële teksten in zowel het Engels als het

[pagina 809]
[p. 809]

Frans, zoals de Franse grondwet van 1793, zijn aangevuld met onder meer passages uit Rousseau's Du contrat social en anonieme Franstalige gedichten uit de revolutietijd. Alle onderdelen zijn voorzien van aantekeningen met soms interessante verlichte opinies als:

Wherever political parties exist, I think, it is highly advisable that each citizen should read at least one paper of each party; that he may see public men and measures exhibited in a different light, receive timely warning and salutary instruction, and judge for himself respecting each important occurrence, disdaining utterly anything like slavish subjection of his judgment to the leaders of any party, or implicit confidence in any man (p. 160, noot 129).

In 1816 keert Hulshoff naar Nederland terug. In de nieuwe politieke situatie kan dat probleemloos, als ze zich maar rustig houdt. In haar woonplaats Amsterdam blijft ze publiceren over actuele vraagstukken, maar waarschuwingen in politieke richting hebben afgedaan. Het laatste werk dat we van haar kennen is een pleidooi voor inenting tegen pokken: De koepok-inënting beschouwd (1827). Het bestaat uit tien betogen voor ouders, waarin Hulshoff telkens een bezwaar tegen inenting van kinderen ontzenuwt. Haar betoogtrant is nu rustig.

Dinsdag 10 februari 1846 overlijdt Hulshoff. De inboedel van haar etage aan de Eglantiersgracht is diezelfde dag opgenomen: huisraad, twee kisten met (helaas niet nader omschreven) boeken en geschriften, alsook waardepapieren ten bedrage van ruim twintigduizend gulden.

1. Oproeping van het Bataafsche volk (fragmenten).

a. [Voorbericht]

In het ‘Voorbericht’ bij haar pamflet presenteert Hulshoff zich nadrukkelijk als vrouw en toont zich daarbij bewust van haar eenzame positie. Maar isoleren van mannelijke lezers wil ze zich geenszins. Haar politieke standpunt en moed verwoordt ze in termen die gelijkgezinden van het mannelijk geslacht ook aangesproken moeten hebben:

Oproeping van het Bataafsche volk [Voorbericht]

Bataven!

 

Ontvonkt door die verontwaardiging, welke thans alle ware Republikeinen bezielt, weerhoude ik mij niet langer van schrijven. Schoon wel overtuigd van de geringheid mijner bekwaamheden, ben ik het niet minder van mijne verplichting om alles te doen wat mij mogelijk is, ter redding van mijn vaderland. Mijne taal is die der waarheid; de gevoelens welke ik aan den dag leg, huisvesten in de ziel van elken waren patriot.

Republikeinen doet uw plicht! Gij kunt het vaderland nog redden! Het vaderland 'twelk met deszelfs gehelen ondergang, met volslagen afhankelijkheid, met vernietiging van deszelfs staatkundig bestaan gedreigd wordt!

Dat ik vruchten moge zien van mijne onderneming! Maar ook al valt mij dit heil geenszins te beurt, ik heb gehandeld zoals ik behoorde.

Wat mij moge overkomen, patriotten, het ontzette u zo

[pagina 810]
[p. 810]

min als het mij ontzetten zal; ik stel mij veel als zeer mogelijk voor, en vrees niets: ik ben republikein en christen.

Wie mij enige achting toedraagt, betone zulks door daden van vaderlandsliefde!

Gij die de Bataven zoekt te onderdrukken, gelukt het ulieden, weet dat mijne landgenoten langen tijd de uiterste verbittering in hun hart kunnen verbergen, maar dat hunne wraak eens, vroeg of laat, onverhoeds u treffen zal. Gij ziet hoe ene vrouw, door niemand ondersteund, handelt.

b. [Polemische fragmenten]

De ‘Oproeping’ staat bol van de pathetische retoriek en past daarmee geheel in de pamfletstijl van destijds, zoals die overwegend door mannelijke auteurs beoefend werd. Rechtstreeks aanvallen van politici hoorde daarbij, en Hulshoff laat dit dan ook niet achterwege.

Oproeping van het Bataafsche volk [Polemische fragmenten]

Toen Schimmelpenninck zijnen troon beklom, ene macht aannam, waarbij die der stadhouders geenszins te vergelijken was, de dierbaarste rechten des oppermachtigen volks met voeten trad, aan de Bataven ene zogenaamde constitutie gaf, waarbij zelfs de laatste schaduw der vrijheid vernietigd werd, en alzo de Patriotten verried, tot welken hij eens geschenen had te behoren - toen verwachtte ik een zeer slecht en verderfelijk bestuur; dat echter de Engelsgezindheid zich zo geheel onbewimpeld vertoont en openbare landverraders de gewichtigste posten bekleden, en de natie, zelfs de in armoede levende ingezetenen, op zulk een verregaande wijze door belastingen gedrukt, en uitgemergeld wordt, dit, en veel daarnevens, overtreft nog mijne treurige verwachtingen.

[...]

Het bestuur van Schimmelpenninck (bijna geheel blind geworden terwijl hij meest werkzaam was tot 's lands verderf) kan niet blijven voortduren, het valt door zichzelve; die voldoening, patriotten!, zullen wij nog smaken.

[...]

Welaan patriotten! Vertoont u op ene waardige wijze, doet uwe gevoelens openbaar worden; verklaart genen vreemden heerserGa naar voetnoot1, onder welken naam, of gezagsbepalingen het ook zijn moge, te willen, noch ook de afscheuring van een gedeelte uws vaderlands; betuigt uwe liefde voor vrijheid en rechten, en dat gij voor derzelver verdediging alles veil hebt; verenigt u zonder enig verder verwijl, met de ware patriotten ter plaatse van uwe woning, laat u niet van elkander verwijderen, zo de dwingelandij pogen mocht uwe vaderlandse bijéénkomsten te verstoren, beraadslaagt met elkander over de beste redmiddelen en kiest uit de ware volksvrienden, uit die mannen, die, toen wij nog in

[pagina 811]
[p. 811]

vrijheid leefden, de gewichtigste posten, ten nutte van den staat, met roem bekleed hebben. [...] Draagt aan hen op de redding van het diepgezonken vaderland te beproeven; zij zijn verplicht aan uwe keuze te gehoorzamen, daar de wil van het oppermachtige volk zich thans op gene geregelder wijze kan doen horen; die weigeren mocht zulk ene gevaarvolle eerpost te aanvaarden, is den naam van patriot onwaard.



illustratie
143 Titelpagina van het pamflet De koepok-inënting (1827) van Maria Aletta Hulshoff.


2. De koepok-inënting beschouwd (fragmenten)

De kwestie van de pokkeninenting stond al sinds de tweede helft van de achttiende eeuw volop in de publiciteit. In haar betoog, waarin de lezer rechtstreeks toegesproken wordt, ontzenuwt Hulshoff argumenten van tegenstanders. Ze put daarbij onder meer uit haar Amerikaanse ervaringen. Hieronder volgt een gedeelte uit de aanhef en daarna de weerlegging van een (nog steeds wel bekende) tegenwerping.

De koepok-inënting beschouwd (fragmenten)

Waarde lezers!

 

Nog lang geen honderd jaar geleden, stierven er omstreeks viermaal honderdduizend mensen en kinderen, meest alle jaren, in Europa, aan de kinderziekte; en velen bleven bovendien blind na die ziekte: ook velen bleven zwak en sukkelend voor het overige van hun leven; velen ook verzwakt van zielsvermogens. - In deze stad had men haast altoos kinderziekte. O hoe vele duizenden zijn binnen de muren van Amsterdam begraven, welke door deze jammerlijke ziekte zijn weggerukt! Ouders

[pagina 812]
[p. 812]

welke een enigzins talrijk huisgezin hadden, zagen bijna nooit alle hunne kinderen groot worden; als een met de kinderziekte besmet werd, kregen ook de andere kinderen die vreselijke ziekte, en met een allerkundigste doctor, en met ene zorgvuldige oppassing, moesten toch zulke ouders doorgaans één, twee, of meer van hunne lievelingen zien sterven: en somtijds de gezondste en voordeligste.

[...]

Ook in de grote stad Nieuwyork in Noord-Amerika, waar de koepok-inenting zeer algemeen was, maar echter enige onbedachtzame of onkundige ouders (vooral ook onder de vrij geworden negers of lieden van kleur,) die inenting nog verzuimden, heb ik bijgewoond dat de jammerlijke kinderziekte zich weer vertoonde, en er gedurende verscheiden weken een aantal niet-ingeënten aan stierven: totdat, onder ijverig vaccineren, die verwoestende ziekte weder volkomen ophield.

Ach! mocht voortaan in Amsterdam, en elders, door getrouw en meer en meer algemeen gebruik maken van deze heilvolle ontdekking, onder des Heren zegen, de kinderziekte meer en meer zeldzaam worden, en eindelijk onbekend in ons vaderland!

[...]

Er zijn ook mensen welke zeggen, Het inenten, om daardoor kinderen voor kinderziekte te bewaren, is een nieuw en ongodsdienstig bedrijf: een Christen moet afwachten hoe de Here het beschikt ten opzichte van de kinderziekte. - Dit denkbeeld is gedeeltelijk zeer verkeerd: de koepok-inenting is wel iets nieuws, maar alle heilzame geneesmiddelen zijn vroeger of later uitgevonden, en dus ook iets nieuws geweest. [...] Beproeft alle dingen, en behoudt het goede! - Een ongodsdienstig bedrijf is het zeker niet, op zichzelve beschouwd: als men met een nedrig dankbaar gemoed dat middel gebruikt, op raad van leraarsGa naar voetnoot1, geneesheren, en verstandige mensenvrienden, onder afbidding van 's Heren zegen; daaraan is 't al gelegen.

Bronnen
(1) [M.A. Hulshoff], Oproeping van het Bataafsche volk [...]. Gedrukt voor rekening van de schrijfster, Maria Aletta Hulshoff en alöm te bekomen. 1806. p. 4-5, p. 6, p. 6-7. (UBA, Mennon. Z1, sign.: DG MA-99 (VIII\8))
(2) [M.A. Hulshoff], De koepok-inënting beschouwd, en tien bedenkingen overwogen; door Maria Aletta Hulshoff [...]. Amsterdam 1827. p. 3, p. 12, p. 35-36. (Ex. UBA sign.: 662 F 2)

Literatuur
P. van Limburg Brouwer, Het leven van Mr. Samuel Iperuszoon Wiselius, beschreven door zijnen behuwdzoon. Groningen 1846.
De Navorscher 10-6 (1860), p. 264-266.
Hanna Stouten, ‘Maria Aletta Hulshoff (1781-1846), dweepster of idealiste?’. In: Literatuur 1-2 (1984), p. 72-79.
MMD
voetnoot1
te weten Lodewijk Napoleon
voetnoot1
predikanten

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Oproeping van het Bataafsche volk om deszelfs denkwijze en wil openlijk aan den dag te leggen tegen de overheersching door eenen vreemdeling waarmede het vaderland bedreigd wordt

  • De koepokinenting beschouwd, en tien bedenkingen overwogen voor minkundigen


auteurs

  • Marijke Meijer Drees

  • over Maria Aletta Hulshoff