Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Christelijke religie (1949)

Informatie terzijde

Titelpagina van Christelijke religie
Afbeelding van Christelijke religieToon afbeelding van titelpagina van Christelijke religie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.07 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Christelijke religie

(1949)–K. Schilder–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Artikel 14.
De hominis creatione lapsu et corruptione.

Dit artikel biedt wel voor vier jaar college-stof. Daarom doen wij slechts enige grepen.

Allereerst iets over de schepping van den mens. De mens is niet maar een brok natuur, maar een ambtsdrager, die het Verbond geschonden heeft. De mens is nooit los te maken van zijn ambtelijke verrichtingen. Op deze verrichtingen, dus op des mensen doen, moet hier alle nadruk vallen. Het Beeld Gods, dat de mens moet vertonen, is het representeren van God in deze wereld; het wil dus niet zeggen, dat de mens een soort afbeelding van God moet zijn, op God moet gelijken. Wanneer de Gouverneur-Generaal namens de Koningin in Indië het gezag representeert, dan is hij daarin het beeld van de Koningin, hoewel hij hoegenaamd niet op haar lijkt. Dus gaat het niet in de eerste plaats om een qualiteiten-kwestie; de mens is geschapen met al die qualiteiten, welke nodig zijn, om God te kunnen afbeelden. Bij het Beeld als zodanig komen wel qualiteiten te pas, maar het

[pagina 18]
[p. 18]

beeld-zijn is een handeling. Bij het spreken over het beeld Gods heeft men vaak verkeerde theorieën opgebouwd, doordat men van het beeld ging spreken als van een vast ding; men dacht er dan niet bij, dat er toch een groot verschil bestaat tussen een dood portret en een levend beeld.

Een karakter toch is moeilijk af te beelden in een portret; een portret geeft alleen een afbeelding van een deel der qualiteiten van de afgebeelde persoon. We kunnen zeggen, dat een portret wel een beeld is, maar dat het niet afbeeldt; immers het papier doet niets. Geheel anders staat het met den student, die zijn professor nadoet; hij beeldt wel af, hij is in actie tijdens zijn karakterisering. Wanneer we het dus hebben over den mens als beeld Gods, dan moeten we daarbij twee dingen goed vasthouden:

a.De mens is geen portret van God.
b.De mens moet in zijn totale optreden geven een representatie van God.
ad a:Ware de mens wel een portret van God in het vertonen van Zijn beeld, dan moest dit portret een deel der eigenschappen Gods bezitten, en een ander deel van die eigenschappen wederom niet bezitten, dan moest dus dat portret een soort zwakke copie zijn. In dit verband zou dan weer gehandeld kunnen worden over mededeelbare en onmededeelbare eigenschappen Gods; cf. hiervoor art. 1. Elke eigenschap van God is toch weer radicaal anders dan de gelijknamige eigenschap bij den mens. Wanneer het beeld zo de vorm van een portret zou moeten hebben, dan zou het al een zeer gebrekkig beeld zijn, ja, zelfs in het geheel geen aanspraak kunnen maken op het woord beeld.
Men zegt ook wel, om in dezen een oplossing te geven: God is geest; de mens is materie. De consequentie is dan, dat de mens eerst goed beeld wordt na zijn dood, bij den jongsten dag, wanneer ziel en lichaam herenigd zullen zijn. Men redeneert dan wel weer een stap terug en wel als volgt: De mens vertoont het beeld Gods eerst goed in den tijd van de tussentoestand. Abel was de eerste mens, die stierf; hij is dus het langst dood en vertoont alzo het langst het beeld Gods. Maar deze redenering klopt niet en rammelt als oud roest. Immers in het paradijs was geen dood en tooh sprak God: Laat Ons mensen maken naar Ons beeld. Het is zaak, om met al dergelijk schematisme radicaal te breken!.
ad b.De mens moet het beeld Gods vertonen in zijn concrete leven, in het voeren van zijn dominium over het geschapene. In zijn handeling, in zijn doen beeldt de mens God af.

Nogmaals: De Gouverneur-Generaal beeldt in zijn bewind de Koningin af, hoewel hij niets op haar lijkt; toch beeldt hij haar af in zijn concrete handeling, in zijn optreden, hoewel zijn handelingen verschillen van die van Juliana; ja, zelfs de man, die Gouverneur-Generaal is met zijn scherp verstand, is, hoewel hij zozeer van de Koningin verschilt, juist doordat hij haar naar haar wil vertegenwoordigt, zo uitnemend geschikt, om haar te representeren, om haar beeld te vertonen. Terwijl we nu bij a zegen, dat het lichaam gans ongeschikt was, om beeld te zijn, zien we bij b, dat het lichaam bij uitstek geschikt is, om God te representeren in Zijn work van het dominium voeren over de wereld.

Nu iets over het beeld Gods in engere en ruimere zin.

Kuyper verklaart deze onderscheiding aldus: De mens vertoont het beeld Gods in engere zin in de eigenschappen van kennis, gerechtigheid en heiligheid, waarin hij zich resp. vertoont als profeet, koning en priester. Dit engere beeld is dan na de val verdwenen. Blijft dus over het ruimere beeld, hetgeen inhoudt, dat de mens nog kan heersen over het geschapene. In het zgn. ruimere beeld zou dan nog een vestigium overgebleven zijn van het engere.

Heel deze gedachtenconstructie verwerpen we. Want de mens, die God naar de

[pagina 19]
[p. 19]

kroon stak, heeft opgehouden God af te beelden! (Een revolutionnair Gouverneur-Generaal is geen representant van de Koningin meer!) Na de val is er gekomen een verzaking van het afbeelden. Alleen de wedergeboren mens is in beginsel weer hersteld tot het beeld Gods. Hij wordt weer promptus et idoneus, willig en bereid, om God te dienen en Hem in getrouwheid te vertegenwoordigen.

Men spreekt wel van de vestigia van het engere beeld, die gelijk zouden zijn aan de rest, de reliquiae van het beeld. Doch ook dit is onzin.

(Cf. art. 9.) Wij zeggen wel, dat de vestigia aanwezig zijn, maar we mogen deze niet zien als een restantje, waarmee iets te beginnen zou zijn, en wel iets goeds. Dat zou Remonstrants zijn. De vestigia dienen om den mens alle onschuld te benemen; ze kunnen geen brug slaan naar de genade, die in Christus Jezus is.

Wat de vraag betreft, of ook de engelen beelddragers Gods zijn, willen we alleen dit opmerken, dat, wanneer men het beeld Gods laat opgaan in een qualiteiten-kwestie, men dan ook noodzakelijk de engelen moet zien als dragers van het beeld Gods. Daar echter de mens boven de engelen staat in ambtelijke regeling, is deze kwestie opgelost in het munus officium. Verwaarloost men het officium, dan zal men verkeerdelijk de engelen bij de beelddragers tellen.

In verband met dit artikel zij terloops opgemerkt, dat er, wat betreft de vraag, hoe de mensenziel tot stand komt, steeds twee meningen tegenover elkander hebben gestaan, nl. het creatianisme en het traducianisme. De creatianisten leren, dat God telkens weer aan nieuwe ziel schept; de traducianisten menen, dat het ontstaan van de ziel mede een kwestie van erfelijkheid is, dat dus de ouders hierin een rol spelen. Thomas Aquinas verkondigde, dat het intellectieve deel der ziel door God is geschapen en dat de rest van de ouders komt: de anima vegetativa en sensitiva (bv. eetlust). Deze probleemstelling loopt evenwel vast; cf. wat prof. Greijdanus schrijft over het peccatum originans.

De zondeval is voor de Gereformeerden een historisch moment geweest, een feit, geschied in een punt des tijds. Hier vinden we een bewuste afwijzing van alle nieuwere theorieën, welke de val des mensen zinnebeeldig willen beschouwen. Zo leert Barth in strijd met de Schrift, dat de zondeval niet was een handeling in een punt des tijds, maar slechts een term, waardoor de mens gequalificeerd wordt als lang niet in orde te zijn. Zoals de schepping volgens hem een qualificatie is, die uitdrukt de afhankelijkheid van de wereld van God, zo duidt de val aan, dat de mens van God vervreemd is. Daarom loochent Barth de historiciteit van de zondeval. Dezelfde negatie vinden we ook bij hen, die geloven in de cyclische ontwikkelingsgang der historie, en bij hen, die beweren, dat er in de wereld geen absolute tegenstelling bestaat tussen goed en kwaad. Tegenover al deze pantheïstischo of theosophische voorstellingen handhaven wij op grond van Gods openbaring, dat zowel de schepping als de zondeval geschiedden in een punt des tijds. Ontkent men dit, dan is de consequentie, dat men ook de historiciteit van den tweeden Adam loochent, want als de erfzonde niet ontstond door een val, in de historie aan te wijzen, dan is er ook geen sprake van de genade als handeling van Christus in een punt des tijds op Golgotha.

Over de vrije wil hebben we bij de behandeling van artikel 13 reeds gesproken. Nog een ankele opmerking hierover: De vrije wil na de zondeval wordt door velen geloochend, o.a. door Anselmus en Luther. Zij bedoelen te zeggen, dat de mens altijd het kwade kiest. Soms gaat men nog verder, met te beweren, dat de mens helemaal geen wil meer heeft. Het behoeft geen betoog, dat dit onjuist is; ook na de val is de wil nog aanwezig. De mens handelt echter naar zijn zondige aard. Maar de geschapen natuur onderstelt

[pagina 20]
[p. 20]

steeds bij zich een wil.

De volgende punten moeten we in dit verband steeds goed vasthouden:

a.De mens is niet zonder wilskeuze;
b.deze keuze is inderdaad nog keuze en geschiedt niet werktuigelijk;
c.deze keuze komt echter voort uit het verdorven hart;
d.daarom is de wil wel geknecht, echter niet door God, maar door den mens zelf.

Het hart wil verkeerd, daarom doet de mens steeds het kwade, en kiest hij het kwade.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken