Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Christelijke religie (1949)

Informatie terzijde

Titelpagina van Christelijke religie
Afbeelding van Christelijke religieToon afbeelding van titelpagina van Christelijke religie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.07 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Christelijke religie

(1949)–K. Schilder–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Artikel 26.
De intercessione Christi.

In dit in prachtige stijl geschreven artikel is allereerst van betekenis het woord advocatus. Advocatus is het Latijnse woord voor paraklètos: iemand, die er bij gehaald wordt, te hulp geroepen wordt; vandaar bij de rechterlijke macht: advocaat.

Vonkenberg heeft gezegd: Iedereen heeft voor de rechtbank recht op verdediging, zelfs de grootste boef; wat voor hem pleit, moet gezegd worden.

Daarom is, wat hier staat, van grote betekenis: God wist, dat wij zondaren waren. Daarom heeft Hij ons een Advocaat bezorgd, Die onze zaak begrijpt, Die uit ervaring weet, wat onze moeilijkheden zijn, en Die daarom een goede Advocaat is. Hij kon advocaat zijn, omdat Hij mens was! Hij is in alles verøøcht, en Hij heeft Zijn heiligheid bewaard, maar Hij was mens. Een advocaat mag geen boef zijn, maar moet zich kunnen verplaatsen in de zaak van den boef. Hierover nu komen we ook in polemiek met de Roomsen, die nog anderen er bij zoeken als voorspraak. Wij zeggen: Dat is een tekort doen aan den waren Advocaat. En het is een belediging voor een advocaat, als men er een ander bij zoekt, die ook advocaat zou kunnen zijn. Christus is volkomen voldoende. Hij heeft Zich ontledigd (exinanivit, Phil 2:7; inanis=ijdel, leeg), hebbende aangenomen de morphè van een slaaf. Hier komt de vraag aan de orde: Is Christus Hoofd of Mediator, Middelaar van het Verbond?

Zij, die het Verbond lieten opgaan in de Vrederaad, en ook degenen, die beweren, dat het Verbond is opgericht met de uitverkorenen, kwamen tot de opvatting, dat Christus Hoofd van het genadeverbond was. Men zag het dan zo, dat God in de eeuwigheid, over het hoofd der mensen heen, een pact heeft gesloten met den Christus als Hoofd der uitverkorenen, om hun schuld te betalen. Een eenzijdig tractaat dus tussen Vader en Zoon (en Heilige Geest).

Dit is echter onjuist. Het is zo, dat Christus Middelaar van het verbond is. Christus verzoent God en mensen door intercessio, en niet door processio. Zowel in werkverbond als in genadeverbond zijn de partijen: God en Zijn volk.

[pagina 50]
[p. 50]

Volgens hen, die het met dit laatste niet eens zijn, zou met ons niets opgericht zijn, maar wel iets met Christus ten aanzien van ons, en dit verbond zou dan in de tijd zijn afgekondigd. Maar het is in de tijd opgericht. In Ef. 1:10 (cf. De Reformatie van 8 Mei 1948, 23e jg., no. 32) staat anakephalaioosasthai. Dit komt niet van kephalè, hoofd, maar duidelijk van kephalaion, hoofdsom. God recapituleért alles door Christus, Die in de Kerk als Hoofd van de Kerk gegeven is. Ook de opvatting, dat Christus Scheppingsmiddelaar is, dient afgewezen. (Deze opvatting, voorgestaan door Prof. H.H. Kuyper, wordt besproken in een noot bij Zondag 6 in de Verklaring der H.C. door K.S.). God schiep door Christus de wereld, maar dit dia betekent niet: als Middelaar. Prof. H.H. Kuyper haalt in dit verband aan een grammatica van Blasz, die drie voorbeelden geeft van dia; Kuyper neemt er twee van over, maar het derde, waar het juist om gaat, laat hij weg! Door te spreken van Scheppingsmiddelaar wordt het hele begrip Middelaar uitgehold en krijgen we de gnostische gedacht van de tegenstelling tussen God en de wereld. Wil Christus Middelaar zijn, dan moet er bij komen de dood tot verzoening. God en schepping zijn wel onderscheiden, maar staan niet absoluut gescheiden tegenover elkaar.

In dit artikel komt ook ter sprake de hypostatische Unie van twee personen (of. art. 19, waar deze kwestie behandeld is).

De zoëven reeds genoemde gedachte van de absolute, vijandige tegenstelling tussen God en wereld komt dus bij de Gnostieken voor. Plato verwijst daarnaar. Alapide citeert: Engelen zijn mediatoren tussen God en mens, maar Plato zegt direct verder: niet inter, doch ad Deum. Die geesten, die men engelen noemt (waarbij Plato helemaal niet denkt aan die ‘engeltjes’ van de Roomsen, maar aan aeonen), zijn verbindingsorganen tussen de stoffelijke en ideële wereld.

Daarom kunnen de Gnostici spreken van mediator in de zinvan een persoon, die alleen door zijn persoon intermedieert, omdat hij een beetje stoffelijk en een beetje geestelijk is. Zo kon Simon de tovenaar, ook een Gnosticus, eveneens als middelaar gelden. Simon had het middelaarschap van de gnostiek prachtig uitgewerkt in zichzelf.

Hij beschikte over meer geestesenergie dan de zinnelijke mens; hij was het concentratie-punt van God-verwante geesten. Bij hem overwint de ephesis de aphesis: hij neemt een juffrouw uit een bordeel om mee te trouwen. En hij doet dat, opdat de boze geest in haar aan hem onderworpen zal zijn en zo het vleselijke bedwongen wordt door zijn kracht. Want het is bij hem een krachtskwestie. Dus is de middelaar bij de Ethischen zuiver platonisch gedacht. Jezus Christus is bij hen middelaar, doordat Hij God en mens in één persoon was; Hij is aan de Hemel en de aarde verwant, is middelaar in Zijn menswording, ook al zou Hij niet gestorven zijn. Het element van borg zijn is hier weggehaald, en daar gaat het juist om: betalen, betalen, bloed! Christus bedient het Ambt, het sacerdotium; Hij draagt Zijn bloed in het heiligdom!

De Gnostiek is in haar middelaarsbegrip volkomen anders dan het Christendom. Christus is Middelaar van redemptio en dus van intercessio, die sommigen willen wegredeneren.

Cf. ook in verband met dit artikel: De Reformatie, 15 Mei 1948, 23e jg., no. 33.

Hebben wij dan niet verschillende middelaren, zoals de Roomsen zeggen? Wij kunnen spreken van Jezussen en Christussen. De naam Jezus=Jozua is door velen gedragen, en ook zijn er vele gezalfden=Christus geweest. Daarom is wat hierboven staat nog geen reden om te zeggen: Daar deugt niets van. Mozes wordt genoemd: de middelaar van het Oude Testament. De Bijbel spreekt dus ook zelf van twee middelaren. Verder is er een intercessio, een para-

[pagina 51]
[p. 51]

klèsis, die ook bij mensen voorkomt.

Het ligt er dus maar aan: Wat verstaat men er onder?

Als we over paraklese spreken, is dat nog niet altijd een openen van de Hemeldeur. Het middelaarschap verzoent twee gescheiden partijen. Als ik dus voor iemand binnen de Kerk bid, dan is dat geen middelaarschap, omdat die persoon lid is van de Kerk.

Maar als Simon de tovenaar vraagt: Bidt gij voor mij, dan is daar wel middelaarschap. Zoals we boven zagen, is hij gnosticus geweest. Als hij op zijn kop krijgt, komt dat door zijn brutale voorstel. Hij gold in Samaria als middelaar. Wie van de goden wat hebben wilde, moest naar hem toe. Een mocht zichzelf ook wel opwerken tot de godheid, maar iemand als Simon was daar toch meer bekwaam in. Simon voelt dus heel goed, dat hij zijnbaantje kwijtraakt, als de Kerk komt met een rechtsfiguur in het middelaarschap en niet met een krachtsfiguur. Maar toen hij zag, dat hier ook met kracht gewerkt werd door Petrus (met genezingen en handopleggingen), toen dacht hij: Als ik die kracht krijg, kan ik de zaak toch op de oude voet voortzetten; ik wil apostel worden, niet om de rechts-, maar om de krachtskwestie.

En daarom zegt Petrus: Uw geld moge met u ten verderve gaan! Petrus verdedigt de bloedleer tegenover de krachtleer. En dan vraagt Simon om afwending van die straf, dus wéér om een krachtdaad van de apostelen. Hij denkt nog in de categorieën van het middelaarschap, dat bestaat uit krachtsoverdracht.

Dus moeten we de paraklese, die Christenen onderling oefenen, anders zien. Daar moeten we de verzoening, die er is, toepassen, op de leden onderling. Dat is niet de paraklsse over de vijanden. Denk aan Jeremia, tot wien God zegt: Bid niet meer voor dit volk ten goede. Den advocaat wordt het zwijgen opgelegd; het pleit voor de wereld is niet iets, dat altijd door mag gaan!.

Daarom is de fout van de Roomsen bij het tot middelaar maken van hun heiligen:

1. Zij verzwakken het begrip Middelaar. Als dat zuiver wordt gebruikt, kan het alleen zijn: een verzoening, die er is, efficiëren; maar niet een verzoening tot stand brengen, die er niet is. Mozes beeldde dit af, zoals alle typen, in een dramatische handeling. Hij bemiddelde tussen God en Zijn volk. Dat kon, want de verhouding was daar hiërarchisch, en niet zoals Hebr. 12 die ons tekent. Mozes is daar type van een middelaar, daar hij een onreine gemeente van onmondigen vertegenwoordigt bij God.

Maar Mozes' middelaarschap is niet dat van den Christus, want Mozes kon niet optreden de facto als verzoener. Dat kan alleen Christus.

2. Factisch geven zij Maria de eer, die boven Christus uitgaat bij hen, ofschoon ze dat zelf niet toegeven.

Kan Maria ons horen? Neen! Niet, omdat er staat: Abraham weet van ons niet. Want dat wil alleen maar zeggen, dat Abraham zich van ons niets aantrekt. Dat is dus geen bewijs.

Wij zeggen op andere gronden, dat de heiligen ons niet kunnen helpen. Wij sluiten voor hen niet uit de kennis van de grote lijn in de tussentoestand, maar wel detailkennis, want Christus' Hemelvaart hebben ze wel bel eefd en ze roepen onder het altaar.

Ook de apocriefen, waarbij we natuurlijk voorzichtig zijn, geven onderstellingen, die juist moeten zijn.

Er is bij die doden een weten: Wij zijn dood en niet op de aarde, de heerlijkheid is er nog niet, en wij kunnen bidden en doen het ook. Dát is iets, wat in ieder geval vaststaat. Dus is er in de Hemel en in de hel een soort phulakè; er is kennis van de grote lijn, maar voorzover we weten, geen detailkennis.

[pagina 52]
[p. 52]

Art. 26 zegt ons verder, dat Christus de enige was, Die het recht had om Zich te ontledigen (Phil. 2:7: ekenoosen, van kenos=leeg, zonder inhoud). Dit mag niet zo gezien worden, dat Christus ophield God te zijn, maar dat Hij de glorie van het God-zijn prijsgaf, en Zich volkomen neergebogen heeft in onze zwakheid en schande. Daarom is intercessie alleen mogelijk door lijden en satisfactie. Als het middelaarschap bestaat in het hebben van de naturen van de beide partijen, dan kan men nooit kenoosis hebben; dat beschadigt het middelaarschap maar. Hier echter kon het wel en moest het ook. Hier is ontlediging op zijn plaats. Hij legt geen der beide naturen af, maar treedt op in de functie van schuldbetaler. Het middelaarschap is niet te denken zonder verzoening. Daarom is zo verschrikkelijk de leer van Max Scheler, die elke offerdaad een bemiddelingsdaad noemt. In dat kader heeft men vaak gezegd: Niemand heeft groter liefde dan die zijn leven geeft voor zijn vrienden.

Blut macht Friede; dit is panchristisme.

Wij zeggen: Alleen Christus' dood wilde en mocht brood zijn en werd het ook; andermans dood is niemands brood!

Daarom mogen we ook geen anderen advocaat gaan zoeken. Daarmee immers zouden we uitspreken, dat we er nog een nodig hebben buiten de bestaande. Christus is de enige Advocaat!

Kan de Heilige Geest als allos paraklètos met Christus op één lijn staan voor het consistorium van God?

Men zegt gewoonlijk: Hij spreekt met God alleen in ons hart.

Maar men kan het ook zo zeggen: Hij gaat met God spreken vanuit Gods hart. Christus pleit in de Hemel, de Heilige Geest in het hart des mensen. Zo gezien is de Geest geen Parakleet, wel Trooster, Die mij zegt: Christus zal het wel goed doen.

Maar ik kan ook zeggen, dat ik twee advocaten heb, die met God staan te spreken. Dan is de Heilige Geest toch Parakleet: Hij spreekt, niet ik, uit mijn hart tot God!

Zo is dan ook de prediking paraklese.

En goed bezien hebben we toch weer één Parakleet, want het is Christus, Die in den Geest naar de aarde terugkomt!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken