Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Christelijke religie (1949)

Informatie terzijde

Titelpagina van Christelijke religie
Afbeelding van Christelijke religieToon afbeelding van titelpagina van Christelijke religie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.07 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Christelijke religie

(1949)–K. Schilder–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Artikel 27.
De Ecclesia Catholica.

Cf. voor dit artikel: College-verslag De Kerk.

Voorts het rapport Prof. Schilder-Prof. Vollenhoven inzake de Pluriformiteit (Dit rapport staat afgedrukt in een der nummers van de Reformatie van kort na de bevrijding).

 

In dit artikel wordt de Kerk genoemd congregatio seu coetus.

Dit seu geeft te kennen, dat hier sprake is van een appositie. De twee substantiva zijn bijna synoniemen (Een synoniem is nooit helemaal synoniem; het woord synoniem is eigenlijk paradoxaal).

Congregatio komt van grex=kudde. Een kudde wordt bijeengebracht door een herder. Deze kiest uit de schapen, die hij hebben wil. De herder volgt een zekere ‘raad’, een systeem, een keuze, waarvan de schapen niets begrijpen en wat ze ook niet in hun macht hebben. Er zit dus in de gedachte van regeren. Hierin is de herder actief en zijn de schapen passief.

Coetus komt van co-ire=samenkomen. Dat is een daad van vrijwilligheid.

De schapen willen nu ook zelf bij elkaar komen. De gelovigen trekken naar elkaar toe, want ze hebben één Heer, één geloof, één doop.

[pagina 53]
[p. 53]

Daarom is de volgorde: eerst congregatio, dan coetus: Wij hebben God lief, omdat Hij ons éérst heeft liefgehad.

Wij komen naar elkaar toe, omdat Hij ons eerst naar elkaar toegebracht heeft.

Deze onderscheiding dient niet te worden verward met die, welke gemaakt is door Kuyper, nl. van organisme en instituut. De Kerk als instituut, dat is, wat men 's Zondags ziet: de dominee op de preekstoel, de ouderlingen in de bank en de mensen onder het gehoor des Woords enz. De organische zijde van de Kerk is het door immanente kracht naar elkaar toegroeien van de gelovigen. Een gat in een ruit groeit niet dicht, een wond echter wel. Als iets organisch is, dan is er immanente werking. In het andere geval is er een werktuig nodig. En die organische kracht is de Heilige Geest. Het insitutaire is Gods werk, in het organische werken wij ook. In de Confessie staat evenwel iets anders.

Ook al zou de onderscheiding van Kuyper juist zijn, dan nog mag men het niet {problem} zeggen, want God institueert, maar wij doen het ook! Wij kiezen een kerkeraad enz. Maar we hebben ook tegen Kuypers onderscheiding als zodanig bezwaar.

Wij gaan zelf naar de Kerk; dat is wel een organische ‘drift’. Maar het gaat niet aan, om nu te zeggen: Het organische maakt eenKerk.

Bij een zangvereniging is het niet zo, dat alle mensen, die zanglustig zijn, samen een zangvereniging vormen, maar die vereniging moet eerst opgericht worden. Zo dringt al het organische in de Kerk naar het instituut! Kuyper gebruikt hier het woord Kerk in tweeërlei zin.

Bij de aanhangers van de Wijsbegeerte der Wetsidee is het zo, dat het instituut je er uit gooit en het organisme je weer binnenhaalt. Als dat juist was, moesten we de hele zaak anders aanpakken. Maar het is niet juist. Wil men onderscheiden tussen Kerk als dit en Kerk als dat, het is best, maar de Kerk moet Kerk blijven! Als men de ene keer onder Kerk verstaat de ouderlingen etc., en de andere keer er bij haalt het gezin, de maatschappij, de politiek, dan zeggen wij: Dat is niet hetzelfde subject! Al het organische bij elkaar is geen Kerk, en al het institutaire bij elkaar is het ook niet. Als ik een samenkomst van man en vrouw in vrije liefde ‘huwelijk als organisme’ noem, dan is dat een gevaarlijke ketterij. Maar laten we dan ook niet zo spreken als het over de Kerk gaat! Want alles wat organisch is, dringt naar het instituut!

Ook is vaak gebezigd de onderscheiding: zichtbare en onzichtbare Kerk.

Wij geloven niet aan een onzichtbare Kerk, wel aan wat men daaronder verstaat. Want onzichtbaar is niet hetzelfde als onoverzichtbaar en zichtbaar is iets anders dan overzichtbaar.

Stel, dat de Kerk was het totaal der uitverkorenen. Dan mag. men niet zeggen: Dat is niet zichtbaar, wel: Dat is onoverzichtbaar.

Men kan ook zeggen: De mensheid is onoverzichtbaar, maar niet: De mensheid is onzichtbaar. Ja, zegt een ander, maar ik kan aan de neus van de mensen niet zien, of ze wel echt gelovig zijn. Maar als men het onzichtbare van een mens bij elkaar neemt, heefrt men dan een onzichtbare mens? Helemaal niet! Al het onzichtbare van mij samen maakt mijn persoon niet, evenmin als al het zichtbare.

Maar daar komt dit bij: De Kerk is niet de optelsom van alle uitverkorenen, doch een vergadering der gelovigen. In het woord Kerk zit altijd het begrip van vergadering!

Als we dat zien, dan zeggen we ook niet meer à la Kuyper: De Kerk is het mystieke lichaam van Christus. Dat zou dan ook zijn de optelsomvan de uitverkorenen. Wat is dat mystieke lichaam? Wat zijn al die uitverkorenen? Er moeten er nog vele geboren worden, maar die zijn nog geen lid van de

[pagina 54]
[p. 54]

Kerk. En neemt men alleen de geborenen, wie zijn dat dan? Zij, die ingeschreven zijn in de kerkelijke registers? Maar de moordenaar aan het kruis werd pas op het laatste ogenblik kerklid, alleen mondeling door Christus, maar niet eens ingeschreven! Het hangt zo dus altijd in de lucht. Maar als men spreekt van een vergadering van de gelovigen, dan is er geen onzekerheid.

We schakelen in dit verband de wedergeboorte niet uit. Maar een vergadering is wat anders dan een optelsom. Denk aan de zangvereniging van straks: daar kunnen ook mensen bij zijn, die er om andere redenen dan het zingen gekomen zijn, bv. om de gezelligheid of om den aardigen dirigent. Zo zijn er ook anderen, die er wel bijhoren, maar er niet komen. Zo is het in de Kerk ook:

Er zijn er altijd bij, die niet bij de uitverkorenen horen, maar toch in de Kerk zijn.

Daarom bestaat er de spanning van de kerkelijke samenleving: confronteer de vergadering altijd aan de norm van het geloof. Vandaar tucht, zelfonderzoek, huisbezoek.

Prof. Grosheide spreekt ook in zijn commentaar bij 1 Cor. 12 van de Kerk van Corinthe, die sooma tou Christou is; en dus niet een onzichtbaar totaal van uitverkorenen is het lichaam van Christus, want een lichaam is zichtbaar, God heeft in deze wereld nog nooit een vergadering bijeengeroepen van louter uitverkorenen. Hij roept wel samen hen, die handel en wandel naar het Woord en de Belijdenis richten, maar daar kunnen ook hypocrieten onder zitten!

Ook wordt de onderscheiding gemaakt tussen strijdende en triumferende Kerk. Het is wel niet zo erg, dat men dat doet, maar toch is het wel een beetje gevaarlijk geworden.

Volgens deze onderscheiding is de strijdende Kerk de Kerk in deze wereld en is de triumferende die in de Hemel.

Bezwaren hiertegen zijn:

a.De Roomsen hebben dezelfde onderscheiding, alleen hebben ze er nog een bij: Ecclesia militans, patiens (in het vagevuur) en triumfans. De Protestanten lieten de middelste vervallen en hielden er twee over. Volgens de Roomsen begint ‘als het zieltje in de Hemel springt’ het triumfans. Maar: de zaligheid in de Hemel op het ogenblik is maar voorlopig. Het triumferen ten volle komt pas op de jongste dag.
b.Bovendien: Zijn de zielen in de Hemel een Kerk vandaag? Neen, want ze vormen geen vaste vergadering.
c.De Kerk beneden triumfeert ook al: In dit alles zijn we meer dan overwinnaars! Ze strijdt wel, maar die strijd is er vandaag ook bij de zaligen; denk aan de zielen onder het altaar: ‘Hoe lang wreekt Gij ons bloed niet?’!

Wel is het een strijd zonder pijn, maar toch een strijd!

Nu iets over ware en valse Kerk en pluriformiteit.

Volgens de Belijdenis zijn ware en valse Kerk gemakkelijk te onderscheiden. Vele mensen geloven dit niet meer. En dat is geen wonder! Men heeft het zich moeilijker gemaakt dan de Confessie doet. Want die spreekt in artikel 27-30 over één en dezelfde Kerk. Maar wanneer men verschil maakt tussen zichtbare en onzichtbare Kerk, dan maakt men het moeilijk. En dan deinst men ook terug voor de consequentie van het spreken over ware en valse Kerk. Men is gaan spreken over meer en minder zuivere Kerk. En men noemt de eigen Kerk dan niet meer de ware Kerk, maar de meest zuivere openbaring van het lichaam van Christus.

Tegen dit laatste is er allereerst dit bezwaar, dat men suggereert, dat er ook een niet-geopenbaard deel van Christus' lcihaam is. En verder is er bezwaar tegen die gedachte van graden in de zuiverheid. Wat is dat: de

[pagina 55]
[p. 55]

meest zuivere vergadering? Was de Staat der Nederlanden in 1940 minder zuiver met al die N.S.B.-ers dan nu? Wordt dat zuiver zijn van de staat afhankelijk gemaakt van de meer- of minder- zuiverheid van de onderdanen? Verliest ze dus aan zuiverheid door een stijgend gehalte van verraders? Als er dan vijftig procent verraders zijn, is de staat ‘Om’! Dan krijgt men de min of meer zuivere valse staat. Als het aantal N.S.B.-ers in 1940 meer dan vijftig procent geweest was, zou het dan de minst zuivere valse staat geweest zijn?

De waarheid van de staat hangt natuurlijk niet af van de zuiverheid der onderdanen, maar van de beantwoording aan de regel, waaraan ze onderworpen is. Als Soekarno de meerderheid heeft in Djokja, is dan de republiek een zuivere staat? Dat is natuurlijk onzin.

Zo is het ook met de Kerk. Er is een vergadering van gelovigen. De een komt samen onder den paus van Rome, de ander komt samen met boertjes en kantoorbedienden, die een Kerkeraad vormen. Ze zeggen allebei: Komt tot mij! Wat is nu de ware vergadering? Het ellendige is, dat men zegt: Als u beweert, dat wij de valse Kerk zijn, dan zegt u daarmee, dat wij dus naar de verdoemenis toegaan. Maar dat heeft er niets mee te maken! De vraag is: Wat is de ware vergadering? Wat is daarvoor de wettige regel? Het debat is al scheefgetrokken bij de exegese van Christus' woord: komt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven. Dat is geen gemoedelijk tekstje voor een Zondagschoolblaadje, maar een polemische en antithetische tekst!

Want Christus stelt hier de keuze: de Farizeërs, die op een troon zitten, en geld vragen, of Mij, Die vlak bij u ben, nederig van hart. Dit is een anti-hiërarchisch woord. Het gaat dus niet om de zielen, die zich wel of niet om Jezus groeperen. Personen doen hier niets ter zake. Al is in ‘de Kerk van artikel 31’ zestig procent fout en in de synodocratische kerk zestig procent goed, dan verandert dat nog niets aangaande de ware of valse Kerk.

Artikel 29 zegt, dat de valse kerk zich meer macht toekent dan het Woord Gods. Het gaat er niet om, wat de individuen zeggen; er zijn ook gelovigen onder den paus, en juist daarom moet men ze daar vandaan halen, want ze horen bij ons. Maar het valse instituut als zodanig doet die zonde: een macht zich toekennen, die het niet toekomt. En verder vervolgt volgens artikel 29 de valse Kerk degenen, die heilig willen leven naar het Woord Gods. Het komt er op aan, om een scherpe typering van de regel, de norm te geven! Nu kruist de ware-en-valse-Kerk-kwestie die van de pluriformiteit, die door Kuyṕper en Prof. H. Bavinck is ingevoerd. Die pluriformiteitsgedachte houdt niet verband met Schriftgegevens, maar met de historische situatie. De historie, zo zegt men, plaatst ons voor de noodzaak om de pluriformiteit te leren. Onze vraag is aan dezulken; die dit beweren: Volgt u ook anders deze methode wel? Immers neen! Gaan we ooit één dogma opstellen op grond van hetgeen we zien? Dat doen we toch nooit! De Triniteit kennen we niet door ervaring, zoals de Ethischen zeggen, maar door openbaring, op grond van wat de Bijbel zegt.

Ik moet altijd spreken naar aanleiding van wat ik hoor in de Bijbel. Waarom zou ik hier dan anders te werk gaan?

De pluriformiteitsleer komt eigenlijk neer op een verdoezelen van de Gereformeerde Belijdenis. Hier komt men te staan voor de vraag: is de historie normatief? De historie heeft in Djokja al gesproken van de pluriformiteit van de Staat der Nederlanden! Gaat de pluriformiteitsgedachte op voor de Kerk? Dan gaat ze ook op voor de staat, voor het gezin etc.

Nu heeft intussen Kuyper gezegd: Het bestaan van die verschillende kerken moet zo verklaard worden: Er is een wezen, essentia, van de Kerk en dat

[pagina 56]
[p. 56]

openbaart zich in verschillende vormen van kerken. Eén vorm is de meest zuivere, d.i. voor negenennegentig procent zuiver; dan krijgt men zeventig en vijftig procent zuiver en vijftig procent onzuiver; wat dat is, weet ik niet; dan komt ook nog zeventig procent onzuiver en in plaats van valse kerk krijgt men de meest zuivere openbaring van de onzuivere kerk!

Waar bestaat dan de ware en valse Kerk? Men krijgt een pluriformiteit van de ware, maar ook van de valse Kerk. Dan kan met procenten gerekend worden. Maar hoe komt men achter het aantal wedergeborenen? Er is wedergeboorte; maar als ik dat niet geloof op grond van de Schrift, dan zou ik er niets van geloven! Want we zien er geen steek van! Tussen iemand van de straat, die slechte dingen doet, en iemand van de Kerk, die ook slechte dingen doet, is vaak geen verschil te zien.

Daar komt nog bij, dat, als men spreekt van zuiver, de vraag opkomt: Is dat zuiver een kwestie van individuen of van regeltjes of van iets anders? Men komt er zo niet uit.

Maar als men de wettigheid en de waarheid van de vergadering laat afhangen van de norm van Gods Woord, dán komt men er wel uit!

Daarom luistert de prediking van Gods Woord ook zo nauw. Laten we nooit een gissing van onszelf aandienen als Gods Woord! Men moet voor zichzelf overtuigd zijn: Ik ben verantwoord. Men moet de tékst brengen naar de gemeente. En de roeping om hierbij te letten op de scherpe snede wordt gemotiveerd en geprikkeld door de afwijzing van de pluriformiteit.

De accenten worden de laatste tijd verlegd. Er wordt gezegd: Ge kunt hier zijn en kunt daar zijn. Zo haalt men de zaken door elkaar. Men zegt: De Kerk heeft net als een diamant verschillende facetten. Als daar het zonlicht op valt, ziet ge in iedere zijde een andere kleur licht. Zo breekt de éne waarheid Gods in de verschillende facetten van de éne Kerk.

Hiertegen zij echter in de eerste plaats opgemerkt, dat we leven onder het zonlicht. Er is geen enkele kerk met enkel rood of blauw licht, maar we mogen zeggen: We hebben de waarheid!

Bovendien, als men dit zegt, moet men ook spreken over de pluriformiteit van de Belijdenis. Breng dit schema dan ook over op de Belijdenis en op de V.U. enz.

Daar komt nog dit bij: Heel dit mooie begrip is ontleend aan het feit, dat in de wereld de dingen verschillend zijn, dat er in de natuur pluriformiteit is. Geen bloem is precies gelijk aan de andere. Dat heeft hier evenwel niets mee te maken. Ik kan, als ik tulpenbollen in een bloembedje zet, wel rode en blauwe tulpen krijgen, maar altijd zijn het toch tulpen en geen narcissen.

Er is nog steeds de kwestie van ja en neen zeggen. Het is allemaal beeldspraak, die de zaak verdoezelt, al dat pluriformiteitsgepraat, en het komt voort uit het aristotelische begrip van vorm en wezen. Daarom heeft Prof. Greijdanus indertijd al gezegd: Wilt ge spreken van pluriformiteit? Goed, maar dan binnen de ware Kerk; dáár kan men hebben rare en verstandige mensen. Dat betekent, dat men iemand als ds van Herwijnen er zo maar niet uit mag zetten. Dat betekent: zoeloe en blanke aan één Avondmaalstafel in Zuid-Afrika. Dan zegt men: Ja, inderdaad, de onderscheidingen wil God verzamelen binnen de ware Kerk. Satan heeft van de onderscheidingen gemaakt oorzaken tot scheiding. Maar God maakt ze aanleidingen tot verbintenis! Deze pluriformiteitsgedachte gebruikt echter een naam voor gezonde gaven Gods voor zieke dingen, en dat is fout.

Het woord pluriformiteit worde liefst vermeden. En voor zover het er is, gebruike men het alleen voor natuurlijke onderscheidingen, en verder nooit!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken