Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De kapitein van de lijfgarde. Deel 2 (1888)

Informatie terzijde

Titelpagina van De kapitein van de lijfgarde. Deel 2
Afbeelding van De kapitein van de lijfgarde. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van De kapitein van de lijfgarde. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.24 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.45 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De kapitein van de lijfgarde. Deel 2

(1888)–H.J. Schimmel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 28]
[p. 28]

XIII.

‘Hoe gaat het, Mylord Churchill?’ klonk het den binnen tredende tegen, die diep buigende de koninklijke hand had gekust. Hoe vleiend was de toon der magere stem!

‘Uitstekend, Sire! maar naar ik hoop niet zoo goed als Uw Majesteit.’

Aan de andere zijde der kamerdeur dreunden eenige zware voetstappen. De Iersche Kaptein met eenige zijner kloekste mannen had daar zeker op Kates aanzeggen post gevat. De toestand scheen er plotselings geheel door veranderd. Zijn Majesteit toch vertoonde het gewone norsche gelaat. Het lage voorhoofd werd gerimpeld. De vleiende toon van straks werd vervangen door een scherp en bits keelgeluid.

‘Hoe heet uw kamerdienaar, Mylord?’

Churchill zag hem verbaasd aan. Hij was achterdochtig en had daar goede redenen voor; maar geen gelaatszenuw vertrok; het bleef het deftig gelaat, dat eer deed aan de groote allonge-pruik, welke hij kort geleden in een weddenschap had gewonnen en welke met vijftig pond was betaald. ‘Mijn kamerdienaar, Sire?’ Een fijne glim-

[pagina 29]
[p. 29]

lach speelde om zijn lippen. Die trek was beleedigend. Gaf hij niet te kennen, dat de vraag eenigzins vulgair werd gevonden? ‘Als Arthur Arkwright eens wist dat zijn naam over 's Konings lippen was gekomen!’

‘Arkwright? Arkwright? ... Berkley heet hij.’

‘Drie maanden geleden was dat zoo; maar toen ik bespeurde, dat de kwant om mij te bespieden geld trok van... ik durf haast den naam niet noemen...’

‘Den aartsschelm Sunderland.’

‘Uw Majesteit heeft het gezegd...’

‘Drie maanden geleden! En toen hebt ge hem weggezonden? En toen zal hij in dienst van dien fielt zijn gekomen en den spion, dien gij niet wist op te sporen, uit den weg hebben geholpen...’

‘Zou hij dat hebben weten te doen!’ riep Churchill met de grootste verbazing, maar met een zweem van twijfel. ‘Ik had hem zooveel overleg niet toegeschreven.’

‘Ja, Mylord! men vergist zich tegenwoordig veel, zeer veel. De schijnbaar domsten blijken erg leep...’

... ‘en, Sire, de meest gewantrouwden soms het best te vertrouwen.’

Zijn Majesteit wendde eensklaps het hoofd af, om den blos, die plotseling op zijn wangen schoot, te verbergen. Hij had daar een les gekregen, een gevoelige, maar, naar het getuigenis van zijn eigen geweten, een verdiende ook.

Churchill bemerkte meester te zijn geworden van het terrein door een enkele stoute ja vermetele manoeuvre. Hij had altijd geweten van een goede stelling en nog

[pagina 30]
[p. 30]

meer van de fouten zijns tegenstanders partij te trekken en gaf ook nu blijk dat te weten.

‘Mag ik vernemen, of ik Uw Majesteit nog meer dienaangaande heb te andwoorden?’ De Koning bleef zwijgen en het hoofd afwenden. ‘Mag ik Uw Majesteit dan herinneren, dat onze beste troepen, te Warminster gelegerd, waarschijnlijk tegen den avond slaags zullen raken met een kleine troepen-afdeeling Zijner Hoogheid. Om den goeden geest wakker te houden zou Uwer Majesteits bezoek zeer gewenscht zijn. Ik heb reeds onder 's hands doen meêdeelen, dat Uwe Majesteit hen zou komen zien. Wat maakte dat reeds een goeden indruk! Sire, ik ben overtuigd van de overwinning.... zóo zeer zelfs, dat ik zweer, bij God Almachtig! niet terug te zullen keeren indien ik de neerlaag lijd.’

Hij had de twee wijsvingers zijner rechterhand opgeheven.

Dat maakte op Zijn Majesteit een diepen indruk. Ja, hij had dien man onrecht gedaan en die man was nog wel zijn ‘degen’. Hem de hand toestekend en die der andere nemend en hartelijk drukkend, zeide hij opgeruimd, bijna vroolijk: ‘Ik trek naar Warminster wanneer je maar wilt. Over een uur ben ik gekleed. Geef de noodige orders voor het eskorte.! Ieren, Churchill, hoort ge, Ieren!’

‘Ik mag lijden, dat Uw Majesteit, na onze zegepraal, onderscheid blijft maken tusschen Ieren en Engelschen, maar alsdan in het voordeel der laatsten.’

‘Nu, nu, 't kan zoo worden... En als we maar eerst

[pagina 31]
[p. 31]

een zonnestraaltjen zien... 't zal schijnen op een nieuwen Hertogsmantel...’

‘Lokaas, waaraan een blei zich vergapen kan maar geen snoek!’ dacht Churchill, die den visscher beter kende dan deze het zich zelven deed.

‘Uw Majesteit weet altijd zoo echt koninklijk te beloonen!’ klonk het met een dankbaarheid, welke zelfs tranen in 't verschiet liet zien. Een mensch met meer zelfkennis en grooter geheugen zou inéen zijn gekrompen bij zulk een vleierij, welke een giftigen dolksteek in zich sloot.

Toen Churchill de kamer verliet, waarin de vermetelste onbeschaamdheid de zege had behaald, zag hij den Ierschen Kapitein, voor de deur met een tiental goed gewapenden geposteerd, de hand aan den degen slaan, maar die hand van richting doen veranderen en tot een militairen groet aanwenden, toen geenerlei bevel hem uit de slaapkamer gegeven werd.

‘'t Is goed dat het einde nadert’ prevelde de Luitenant-Generaal, den groet even beandwoordend en vervolgens fier zijns weegs gaande.

Zijner Majesteits koets werd voorgebracht; Zijner Majesteits horse-guards, de best gekleeden en de alleen stipt betaalden van het geheele leger, waren daar achter geschaard.

Een der Adjudanten van den Luitenant-Generaal was reeds een half uur geleden langs een omweg Salisbury uitgereden en had zich in galop naar de voorposten te

[pagina 32]
[p. 32]

Warminster heengespoed, zeker om de heuchelijke tijding van 's Konings aanstaande komst over te brengen. Vreemd zou het echter gevonden zijn, indien men het in Salisbury had kunnen weten, dat de Adjudant de daar gelegerde Regimenten scheen te mijden, links afsloeg waar de voorposten van 's Prinsen leger stonden en daar zich gevangen liet nemen door een Hollandsche kompanjie, waarvan de aanvoerder, een goed engelsch sprekende, hem met de grootste achting bejegende en dadelijk door liet gaan naar Kolonel Bentinck. De gevangene riep dezen blijde toe: ‘hij komt!’

Zijn Majesteit was gereed. 't Was nu niet meer een sloffende oude, maar een rijk gekleed edelman. De groote pruik verborg de uitgeteerde spierbundels van hals en nek, ten deele ook de ingevallen slapen. Over den zwarten fluweelen rok met zilver afgezet hing het glinsterend borstkuras; op het hoofd rustte de zilveren helm met witte en roode vederen. Zijn Majesteit, een goed Admiraal in der tijd, wilde zijn soldaten daaraan herinneren en ze in oorlogsrusting tegen treden. Die rusting was verouderd. Ze bleek tevens den vroeg oud geworden man te zwaar, zoodat ze onbevallig werd getorscht en aan de sombere trekken van het gelaat nog iets pijnlijks bijzettede. Maar op een afstand werd dat niet bespeurd, en de honderden nieuwsgierigen, voor het vóorplein op elkaâr gedrongen, konden slechts van verre toeschouwen, daar ze tegen werden gehouden door gants niet goed gehumeurde wachten.

De Luitenant-Generaal Churchill was reeds te paard

[pagina 33]
[p. 33]

gestegen, omringd van eenige weinige Hoofd-officieren. De lucht, die straks beloofde op te klaren, zag er weder grijsgrauw uit. De regen begon in kleine druppels neer te vallen; een grijs-blauwe wadem omgaf het plein en de huizen, zoo ver het oog reikte.

Een koerier van de Koninklijke Post kwam aanrennen en deed de toeschouwers verschrikt uitwijken en ruimte maken. Te gelijker tijd schetterden de trompetten, waarvan er een gebersten scheen te zijn. De soldaten hieven een hoerah aan, waarmeê niet éen der toeschouwers instemde. Zijn Majesteit was in aantocht - door de Lords van zijn huishouding gevolgd. De Luitenant-Generaal salueerde eerbiedig. Het portier van de koets werd neergeslagen en een Perziesch tapijt over de arduinen treden van de stoep tot aan het rijtuig gelegd.

't Was of de tijd, door Zijn Majesteit aan zijn toilet besteed, in sombere gedachten was doorgebracht, want Zijn Majesteit keek norsch voor zich en groette niemant. Geen wonder dus, dat de koerier, dien Generaal Churchill te vergeefs had willen overreden terug te gaan en zich nu zelfs naast de treden van de karos had zien plaatsen, werd toegesnauwd uit den weg te gaan! Maar de man liet zich nóg niet gezeggen, deed geen stap terug zelfs nog een halven vooruit en bood toen een verzegelden brief aan.

Zijn Majesteit opende dien, las een oogenblik, beefde en greep toen met de hand naar den neusdoek.

Een dikke bloedstroom gudste hem uit de neusgaten, bedroop het straks nog zoo glinsterend kuras en verjoeg

[pagina 34]
[p. 34]

daarvan allen luister. Churchill was van het paard gesprongen en ving den wachlende in de armen; hij raapte tevens het papier op, dat der koninklijke hand was ontvallen. 't Bevatte slechts een kort bericht. De Hertog van Grafton, een bastert van den vorigen Koning, den broeder van den tegenwoordigen, was tot den overweldiger overgeloopen en... Prinses Anna, 's Konings meest geliefde dochter, plotseling verdwenen, vermoedelijk in dezelfde richting!

‘O God, mijn eigen kinderen!’

Deze uitroep had Churchill alleen kunnen hooren.

‘Roep den doctor! Ik kan niet gaan - van daag niet...’ Toen hij omzag en bespeurde wie hem steunde, maakte hij een afwijkend gebaar, waarop Churchill hem dadelijk los liet, dáardoor het bewijs leverend dat hij de bedoeling begrepen had. Op het rustbed neergelegd, met ijskoude kompressen op het hoofd en om den nek, hield de geslagene zich blijkbaar met de laatst hem aangebrachte feiten bezig en brachten noodzakelijke gevolgtrekkingen hem tot nieuwe onderstellingen! Zijn dochter Anna stond geheel onder invloed van Churchills vrouw! En Cornbury, die met drie Regimenten wegliep, was maar Kolonel - de hoogere officieren waren allen weggezonden! - en de Opperbevelhebber, die de macht had dat te doen, was... Churchill!

Overal en altijd die Churchill!

Kate, verstandige Kate, uw berichten waren weder juist...!

[pagina 35]
[p. 35]

Moest hij hem gevangen laten nemen... zijn hoofd op het blok brengen...? Maar wie kon hij hier vertrouwen? Een vroolijk gelaat toonen... Vriendelijk tegen hem zijn... tot hij hem in den Tower kon lokken...!’ Ja, dát moest hij doen.

De bloedstrooming hield nog maar niet op; de doctor beval volstrekte rust aan.

‘Zoodra Mylord Churchill rust heeft zal ik die ook hebben’ prevelde hij, wat voor de omstanders geen zin had.

Er werd een krijgsraad belegd. Spoedig was die om den zieke heengeschaard.

Zou er een slag gewaagd worden of zou men terug trekken?

Churchill bleef voor het eerste, bleef hoog opgeven van de krachten, welke Zijner Majesteit ter dienste stonden. Niemant sprak daar tegen. Toen echter de stemmen werden opgenomen bleek zich ieder, behalve de zoo moedige Luitenant-Generaal, voor het tweede, alzoo voor terug trekken, te verklaren, waarmede Zijn Majesteit zich dadelijk vereenigde. Een uitspraak, in voege als hier plaats had, toonde wantrouwen jegens den leider. Deze, wiens lippen nu even trilden, rees het eerst op, gereed om het besluit der meerderheid te doen uitvoeren.

De fiere ridderlijke gestalte schreed naar het rustbed met statigen tred en boog zich over den ellendige heen, wiens bleek gelaat bijna niet gezien kon worden, zóo zeer was 't bedekt onder linnen doeken, met water en bloed gedrenkt. De koninklijke hand werd niet onder de zijden

[pagina 36]
[p. 36]

deken van daan gehaald. Churchill scheen er naar gezocht te hebben, maar zich niet te leur gesteld te gevoelen haar niet te vinden. Hij boog onderdanig en wendde zich toen statig af.

Het was een afscheidsgroet voor altoos, want die beiden zouden elkander nooit terug zien.

Toen Churchill de kamer verlaten had en de deur achter zich had hooren sluiten; toen hij de buitenlucht inademde en niemant om zich heen of achter zich bespeurde, om hem dat te beletten, haalde hij ruim adem, maakte hij met zijne schouders een beweging, alsof deze een onzichtbaren maar zwaren last afschudden, verhaastte hij zijn stap tot over het plein, waar een paadje hem wachtte met twee paarden aan de hand en een gemeenen wijden ruitersmantel over den arm. Die mantel werd hem haastig omgeworpen, waarna beiden te paard stegen en in allerijl zich verwijderden langs denzelfden weg en in dezelfde richting als de adjudant dien morgen genomen had.

‘Is het spel verloren?’ vroeg de jonge man, die Mylords gunsteling was.

‘Neen, gewonnen, maar een andere kleur als wij dachten werd troef.’

Aan gene zijde van de heuvels, waar de Hollandsche Regimenten van den vroegen ochtend af in slagorde hadden gestaan, ging een oorverdoovend gejubel op, toen Kolonel Bentinck Mylord Churchill verwelkomde en Kaptein Semeyns beval de achterstaande troepen met het groote nieuws bekend te maken, dat de beste Generaal

[pagina 37]
[p. 37]

van Koning Jakob zich onder de Oranjevaan was komen scharen.

Eerst hadden de duizenden, daar in dichte gelederen opgesteld met de lont aan het geschut en het kruit in de pan van het geweer, vermoed dat de Koning zelf was gekomen om zich te onderwerpen, en werd er eenige teleurstelling gevoeld; maar de dappere, scherpzinnige, soms wel wat erg ruwe Ginckel liet zich luide ontvallen, dat men aan Jakob Stuart niets anders zou gehad hebben als een lijk, want, naar 's Generaals opvatting toch, had er dadelijk summier recht moeten gedaan zijn en dat was hier de kogel geweest.

Zachtzinnig waren de Hollandsche Generaals Zijner Hoogheid niet!

Te gelijker tijd dat dit plaats vond was Zijn Majesteit bezig den brief te lezen, dien Churchill had achtergelaten. Een waardige brief, waarin al de verplichtingen werden erkend, welke het geslacht Churchill aan Zijn Majesteit had, maar tevens de betuiging werd gedaan, dat een welgeplaatst hart de vrijheid des gewetens en de liefde voor het vervolgd Geloof hooger moest stellen dan alle tijdelijke goederen!

Opnieuw vloeide het bloed. De eerste druppels ving de lijder op dien brief, dien hij vervolgens met een diepen zucht van zich afwierp.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken