Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Wat beleven we toch veel (1941)

Informatie terzijde

Titelpagina van Wat beleven we toch veel
Afbeelding van Wat beleven we toch veel Toon afbeelding van titelpagina van Wat beleven we toch veel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.89 MB)

Scans (35.18 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Illustrator

Jan Wiegman



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Wat beleven we toch veel

(1941)–Marie Schmitz–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 11]
[p. 11]

Alleen thuis.

‘Het is wat moois,’ bromt de Hertogin, terwijl ze kaarsrechtop, met haar staart losjes en sierlijk om haar pootjes gevouwen, van haar schoorsteenhoekje naar beneden kijkt en haar prachtige snorharen trillen, zoals altijd wanneer ze kwaad is.

Maar Fiet-Fiet ligt onbeweeglijk in de gloed van het haardvuur, zijn korte pootjes slap vooruit, en doet zelfs zijn ogen niet open.

‘Ze hebben hier in huis geen begrip van wat een behoorlijke kat toekomt. Dat loopt maar uit, liefst allemaal tegelijk en mij laten ze maar aan mijn lot over.’

Fiet-Fiet zucht diep als iemand, die doodmoe is en nu geniet van het uitrusten.

‘En jij bent vanavond een onverdraaglijk vervelend beest! Kan je je mond niet eens open doen?’ snauwt de Hertogin zo kwaad, dat Fiet-Fiet ervan overeind schrikt.

‘Ik heb ook zoveel gegeten,’ zucht hij, ‘ik kan me haast niet meer bewegen.’

‘Ja, eten, dat kan je,’ blaast de Hertogin. ‘Jij eet zoveel, dat je te dom wordt om nog iets te begrijpen.’

Fiet-Fiet ligt alweer zo lui als tevoren en vraagt:

‘Waar maak je je eigenlijk zo druk over?’

‘Als je daarnet naar me geluisterd had, dan zou je dat nu weten. Ik zeg, dat het een schande is, dat ze hier maar allemaal uitlopen en mij aan mijn lot overlaten!’

‘Maar mij dan toch ook! En klaag ik nou?’

[pagina 12]
[p. 12]

‘Jij? Jij bent maar een hond, een soort beest, dat helemaal niet meetelt en dan nog met veel te korte poten.’

‘Ik ben in ieder geval een heel bizondere hond, een gevlekte taks, een tijgertaks, en heel zeldzaam.’

‘Over die gevlektheid zou ik me mond maar houen, als ik jou was. Alle mensen, die je buiten zien lopen, denken dat je vol kale plekken zit.’

‘Dat zijn stumpers, net als jij, die geen verstand hebben van een mooie hond. Maar in het voorjaar ga ik naar een tentoonstelling en dan word ik bekroond. Dan krijg ik een gouwe medalje.’

‘Zo, en wat doe je daar dan mee?’ vraagt de Hertogin op plagerige toon.

‘Tja... dat weet ik eigenlijk nog niet,’ zegt Fiet-Fiet aarzelend. ‘Zou je daar worst voor kunnen kopen? Of kluiven?’

‘Je bent een domoor! Die bergt de Baas in zijn schrijfbureau. En jij mag de hele dag op die tentoonstelling in een nauw hokje liggen op stroo!’

‘Och,’ zegt Fiet-Fiet goeiig, ‘als ik de Baas daar nou een plezier mee doe, dan heb ik dat best voor hem over.’

‘Je lijkt wel mal! Wat hebben ze voor ons over? Een hele avond laten ze ons alleen. Wie zal me straks mijn bakje melk geven? En wie zal voor het vuur zorgen als het uitgaat en ik het koud krijg?’

‘Je bent een ouwe mopperpot. Ik heb het hier best naar mijn zin.’ Fiet-Fiet rekt zich behaaglijk uit, rolt zich op zijn rug en hapt naar het puntje van zijn staart. ‘Lieve hemel, dan had je moeten beleven wat ik beleefd heb toen ik pas hier was! Toen werd ik, als ik alleen thuis moest blijven, in de badkamer opgesloten. Die eerste keer vergeet ik nooit! Moet

[pagina 13]
[p. 13]
je horen, er hingen gordijnen voor 't raam, waar ik nog nèt bij kon. Een punt ervan kriebelde langs mijn neus, nou, toen kwam ik natuurlijk vanzelf op 't idee om erin te bijten. Ik had toen bovendien aldoor

illustratie

jeuk in mijn kiezen, weet je. Toen ik er de onderkant afgebeten had, toen werd 't pas echt leuk, want toen moest ik springen om erbij te komen. En telkens als ik opsprong en een stuk tussen mijn tanden hield, dan maakte 't een heerlijk gekraak en dat was eigenlijk nog het plezierigste van alles. Maar toen ik op
[pagina 14]
[p. 14]

een keer erg hoog sprong, want ik kon er haast niet meer bij, zo veel had ik er al afgebeten, toen viel ik juist in de schotel met melk, die de Vrouw daar voor me had klaar gezet. Ik schrok me dood, dat snap je. De schotel kapot, de melk over de vloer en ikzelf zat helemaal onder de melk. En net toen ik bezig was mezelf schoon te likken kwam de Baas binnen. Nou, toen heeft er wat gezwaaid, hoor!’

‘Je hebt je zeker laten slaan,’ zegt de Hertogin minachtend.

‘Ja,’ zucht Fiet-Fiet, ‘met een ouwe slof. Ik heb moord en brand geschreeuwd.’

‘Ze zouden het met mij niet moeten proberen,’ zegt de Hertogin en haar snorharen staan recht overeind, ‘ik zou mijn nagels laten zien, dat beloof ik je.’

Fiet-Fiet zegt niets en kijkt eens naar zijn afgesleten nageltjes. Wat kan je daar nou mee doen? Alleen graven in de tuin immers! En bovendien, die klappen had hij toen toch eerlijk verdiend eigenlijk, na het kwaad, dat hij gedaan had. Nou ja, maar niks meer zeggen, dat begreep ze toch niet, die malle Hertogin, die altijd dacht, dat zij gelijk had.

Er komt een gerommel en geknetter uit de haard en het vuur zakt wat naar beneden; de Hertogin gluurt eens over de rand van de schoorsteenmantel heen.

‘Heb ik je niet gezegd, dat het uit zal gaan en dat we straks kou zullen lijden?’ spreekt ze met sombere stem.

‘Hier is het nog lekker warm,’ zegt Fiet-Fiet en schurkt zich tevreden.

Het is even stil, geen ander geluid dan het langzame tikken van de hangklok.

[pagina 15]
[p. 15]

‘En weet je nou,’ vraagt de Hertogin geheimzinnig, ‘waar ze allemaal naar toe zijn vanavond?’

‘Tja...’ peinst Fiet-Fiet, en er trekken rimpels in zijn voorhoofd van het nadenken, ‘hoe heet dat ook alweer?’

‘Zie je wel, dat je een domoor bent? Een muziekuitvoering! En Elly moet viool spelen. Ze heeft er nogal expres een zijden jurk voor gekregen.’

‘Heeft ze daarom zo druk op dat akelige ding gekrast de laatste tijd? Daar word ik toch zo naar van, dat gaat me eenvoudig door merg en been.’

‘Dat komt doordat jij geen verstand hebt van wat mooi is. Elly speelt heel goed. Ik mag dat wel, zo'n beetje muziek, je kunt er zo heerlijk bij dutten.’

‘Ik wou dan maar, dat ze niet zo goed speelde,’ zegt Fiet-Fiet verdrietig, ‘want daar is ze dan zeker zo verwaand van geworden. Ze is lang zo aardig niet meer als vroeger.’

‘Als je knap bent, dan mag je wel verwaand zijn,’ zegt de Hertogin en zij rekt zich statig omhoog. ‘Dan is het geen verwaandheid om verwaand te zijn.’

‘Nou zeg, daar snap ik niks van,’ zegt Fiet-Fiet. ‘Maar ik wou dan maar, dat ze nog was als vroeger. Toen was ze niet zo snibbig. Gisteren, toen ik thuis kwam en tegen haar op wou springen, schopte ze me haast en ze zei: ga weg akelig dier, alleen maar omdat ik modderpoten op haar jurk zette! En ik wou juist nogal vriendelijk tegen haar zijn! Nee, dan is Jaap anders.’

‘Jaap! Praat me daar niet van! Zo'n ruwe ongemanierde jongen! Weet je wat die me vanmorgen heeft geleverd. Zit ik me daar op het buffet en ik wil net even proeven van de room, die daar staat en daar

[pagina 16]
[p. 16]

komt me die jongen binnenstormen en doet me zo schrikken, dat ik op de grond rol. En terwijl ik wegloop met een bezeerde poot gooit hij me nog een voetkussen achterna, de valschaard! Maar dat was gelukkig mis. Nee, die Jaap kan je van me kado krijgen en zijn vrindje Bert uit de worstwinkel erbij.’

 



illustratie

 

‘He,’ zegt Fiet-Fiet, langs zijn neus likkend, ‘praat toch niet aldoor over die worstwinkel. Ik krijg er het water van in mijn mond.’

‘Heb jij dan nu alweer honger? En daarstraks was je zo dik gegeten, dat je niet lopen kon!’

‘Dat is alweer helemaal over. Ik zou nu best weer wat lusten.’

‘En ik verlang naar mijn bakje melk,’ zegt de Hertogin kribbig. ‘Maar er is niemand in huis en

[pagina 17]
[p. 17]

we kunnen wachten. Nou zie je maar eens hoe de mensen ons behandelen.’

Nou ja, denkt Fiet-Fiet, terwijl hij zijn rug naar het vuur keert, want zijn buik is nu warm genoeg, de Baas en de Vrouw kunnen toch voor ons niet thuis blijven. En de Hertogin klaagt nu wel, maar ze komt toch nooit wat tekort en snoept nog bovendien.

De Hertogin rekt zich eens uit, daar boven op de schoorsteenmantel en scherpt haar nagels aan het dikke schoorsteenkleed, wat helemaal niet mag en wat ze dan ook nooit zal doen als de Baas erbij is.

‘Nee,’ zucht ze, ‘het leven is geen pretje. Ik kan mijn plezier wel op tenminste.’

‘Weet je hoe dat komt?’ zegt Fiet-Fiet, terwijl hij, één oor omhoog en één omlaag, naar de Hertogin kijkt. ‘Dat komt doordat jij altijd alleen maar aan jezelf denkt en bang bent, dat je wat tekort zult komen. Dàt is het.’

En hij rolt zich helemaal op, zo rond, dat hij wel in een ronde taartendoos zou kunnen, zucht eens diep en gaat fijn een dutje doen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken