Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Veldnamen in Nederland (1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Veldnamen in Nederland
Afbeelding van Veldnamen in NederlandToon afbeelding van titelpagina van Veldnamen in Nederland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.31 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.72 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Veldnamen in Nederland

(1950)–M. Schönfeld–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 141]
[p. 141]

XI. Benoeming naar het water waaraan het land ligt; naar plassen, meertjes die op het land aanwezig waren of waaruit het land ontstaan is; naar leemkuilen, veenputten, drinkplaatsen voor het vee enz.

Het is bekend, dat overdracht van de naam van een water op het aanliggend land zeer gewoon is, overal, maar niet het minst in ons waterrijk land. Klarenbeek is de plaats aan de “klare beek”, of ook, men vatte de beek met 't aanliggend land als één geheel op. Ook 't omgekeerde kwam voor; een bekend voorbeeld is Merwede. Muller Ga naar voetnoot1) heeft gewezen op de talrijke plaatsnamen die hun ontstaan aan het water te danken hebben; b.v. die op -aa en -ee, -beek Ga naar voetnoot2), -delft, -water. Van dezelfde aard zijn de veldnamen met gracht en grebbe, b.v. wierings De Gragt, ootmarsums Greft (16e eeuw), za. Heidgracht (eig. water, gegraven door een “heid”); in Berg (G.) die Grebbe (a. 1417) Ga naar voetnoot3). Passim komen voor (De) Vliet, De Zijp (Sijp) als veldnamen; minder gewoon zijn zeeuws 't Zwin (laag bouwland te Ellewoudsdijk) Ga naar voetnoot4) en Slaak (laag grasland bij Ellewoudsdijk) Ga naar voetnoot5). Een synoniem van kreek, mnl. kene Ga naar voetnoot6), tessels ceen (d.i. tseen), terschellings sien Ga naar voetnoot7), vindt men in de Terschellinger veldnamen

[pagina 142]
[p. 142]

Westzien, Bij de Zien Ga naar voetnoot8) (a. 1728 Syen) (z = s uit ts). Op zich zelf staan: drents De Henloep (16de eeuw), stuk land bij het Peizerdiep Ga naar voetnoot9); zaans De Ganssloot (uit Gang) = vaarsloot; geld. Slibsloot (Kerkwijk). De waternaam Spijkerboor is indertijd door Beekman Ga naar voetnoot10) verklaard uit de bochtige vorm van het water; als veldnaam vinden wij het reeds a. 1666 in Groningen: een madt hooilandes .... het spijckerboor genaemt (onder Nuis) Ga naar voetnoot11), en ook nu nog komt deze veldnaam voor in Groningen, onder Meeden Ga naar voetnoot12); in Zuid-Holland, onder Kedichem Ga naar voetnoot13); in Friesland als Spikerboar, bij Franeker Ga naar voetnoot14). Een synoniem van spijkerboor is mnl. weme Ga naar voetnoot15) waarover Verdam s.v. opmerkt, dat een mnl. wemel nog niet gevonden is; wel ags. wimble, mnd. wemel, wemmel. Het kan echter bewaard zijn in zuidholl. Wemels Ga naar voetnoot16), een stuk laag moerassig land onder Nieuw-Lekkerland (Z.H.).

Vaak ook komt de waternaam als eerste bestanddeel voor; b.v. a. 1343 katwijks Rijncamp Ga naar voetnoot17); za. De Delfakker en Delfgeerd, Slootweer, Wateringakker Ga naar voetnoot18); gelders De Beeckmaetjes Ga naar voetnoot19).

De overgang naar de tweede soort is niet scherp te trekken; veldnamen met b.v. water kunnen genoemd zijn naar 't aanliggend water, maar evengoed naar plassen, op het land eens aanwezig. Vgl. b.v. Het zwarte Water, dat o.a. als veldnaam voorkomt voor een weiland, vroeger ven, onder Wanrooi (N.Br.) Ga naar voetnoot20). Weer anders staat het met 't Zoetwater, een lage wei, die 's winters onder zoet (niet brak) water staat, te Zuidzande (Z.) Ga naar voetnoot21). Daartegenover staat dan geld. De Wetteringe (= wetering), bouwland bij Winterswijk Ga naar voetnoot22), terschell. Ringwater. Wij zagen reeds, dat

[pagina 143]
[p. 143]

poel al vroeg op de naam van het daaruit ontstane moerasland overging; andere voorbeelden zijn overijsels Poelakker (a. 1397, onder Hellendoorn) Ga naar voetnoot23), gron. Pulvenne (a. 1447, onder Huizinge) Ga naar voetnoot24), fri. It Poelstik, De Poelfinne.

Naar fless(ch)en (fles, vla(a)s enz.), d.z. stilstaande plassen in bos en hei Ga naar voetnoot25), zijn genoemd stukken grond als oostndl. Fles, Vles, De Vlesse, brab. Vlaas, Vlasven, met allerlei andere bijvormen Ga naar voetnoot26), ook samenstellingen als oudveluws Gansevles, Koeflesch, Perdeflesch; b.v. land, geheten de Gansevles, maar a. 1742 land in de Ganzevles; noordbrab. De Kuikenvlös, laag gedeelte in de Peel, waar vroeger een ven was Ga naar voetnoot27).

In oostelijke dialecten duidt een onzijdig woord slat een plas aan, vooral op de hei; het woord dat een fonetische, maar niet een etymologische t heeft, is niet verwant met sloot, maar identiek met ags. sləed ‘low flat valley’ Ga naar voetnoot28). Vanhier de veldnamen Het Slat (Epe en Hardenberg), achterhoeks Warfslat Ga naar voetnoot29), 't Roo Slat e.a. bij Winterswijk Ga naar voetnoot30), drents Koeslatten (groenland ten Z.O. van Zuidlaren) Ga naar voetnoot31).

Plomperd Ga naar voetnoot32) is een dialectisch wijd verbreid woord, dat zowel in Groningen en Noord-Holland als in 't Zuiden voorkomt in de betekenis van “water, poel”. Als veldnaam vinden wij De Plompert, lage weilanden die vroeger veel onder water stonden, onder Aagtekerke (Z.) Ga naar voetnoot33). Het is een afleiding van plomp “stilstaand water, poel”, dat ook als veldnaam bewaard is in noordholl. De Plomp, laag rietland onder Broek-op-Langendijk Ga naar voetnoot34). Dat veldnamen als (De) Me(e)ren Ga naar voetnoot35), (De) Plas(sen) zeer algemeen zijn, behoeft geen betoog. Wel dient erop gewezen, dat ook deze

[pagina 144]
[p. 144]

woorden in bepaalde omgeving een bijzondere betekenis kunnen krijgen. Zo zijn – naar de onderzoeking van Hoeksema Ga naar voetnoot36) – de meer-namen van het rivierkleigebied namen voor binnengedijkte, verlande stroombeddingen; b.v. in de Bommelerwaard Meer, Lage- en Hogemeer; in de Betuwe Kleine en Grote Meer, Meerland. En plas aldaar (b.v. De Plas onder Aalst en Plas bij Ammersooi) kan verband houden met de eendenkooien, waarvan het hoofdgedeelte aldus heet Ga naar voetnoot37).

Talrijk zijn de meertjes, ontstaan door 't in“breken” van een dijk. In de Zaanstreek en in Waterland heten ze braak, breek; in Friesland brekken; vandaar de veldnamen zaans 't Braeckelandt (a. 1635), thans Braakland; onder Kwadijk Breeklandje Ga naar voetnoot38); terschellings Brekken; Nijbreken (a. 1784 Nieu-brecken). Ook in de Overbetuwe treffen we de vorm bre(e)ken: Kleine en Groote Breeken als veldnaam onder Driel. Elders spreekt men van walen, welen, wielen Ga naar voetnoot39); als landnamen noemen we zeeuws Weelweide (Elkersee) Ga naar voetnoot40); zaans Weel; terschellings Oosterweel Ga naar voetnoot41) (uitgespr. met i) Ga naar voetnoot42); Wiel(en), Wielstuk enz.; amelands Hosje Wielen Ga naar voetnoot43); gron. Wail Ga naar voetnoot44); oud-limburgs Den Wyelacker (Nieuwstad a. 1474) Ga naar voetnoot45).

Een derde woord voor hetzelfde begrip is waai uit wade Ga naar voetnoot46), waarnaast wei. Zo had men onder Weurt die Crommewade Ga naar voetnoot47) naast de Waeyweyde: .... den Waeyacker met den willigenpas (a. 1678) Ga naar voetnoot48). Nieuwere voorbeelden zijn: (De) Waai onder Wadenooien Ga naar voetnoot49); Waaikampen

[pagina 145]
[p. 145]

(Lent) Ga naar voetnoot50); De Weikamp onder Bunschoten (land met een groot, thans bijna dichtgegooid “wei”). Vermoedelijk zal gat in bommelerwaards Holstergat, betuws Het diepe Gat, bunschotens 't Gat en De wieje Gaten, wierings Geertegat geen andere betekenis gehad hebben. Ook vijver kan een andere naam zijn voor wiel Ga naar voetnoot51), maar in de meeste gevallen, stellig in Oostelijk Nederland, zal het de benaming zijn geweest voor drinkwaterplaatsen van het vee, zoals men die overal vindt waar sloten ontbreken; vgl. (De) Weiert, Wijert Ga naar voetnoot52): in Drente onder Roden, Rolde en Dwingelo Ga naar voetnoot53); de weyde, de Weyert genaamt onder Renkum (a. 1791) Ga naar voetnoot54); Weier onder Deurne en onder Mierlo; De Wiërt onder Urmond, Roode Wieërd bij Weerd Ga naar voetnoot55). Een Zeeuws woord voor een drinkput voor het vee, vate (dialectisch vaete), is bewaard in de Schouwense veldnaam Bij de Va(a)te (Elkersee) en in de oud-Walcherse veldnamen Vatemeet en Vateweie Ga naar voetnoot56). Genoemd begrip kan ook worden uitgedrukt door het woord dobbe; vgl. fri. Dobbekamp, en vooral terschellings Ossedobbe. Men had echter ook, bij steenbakkerijen, ticheldobben, d.z. kleikuilen; vgl. gron. Leemdobben Ga naar voetnoot57), fri. Klaidobbe Ga naar voetnoot58). Minder gebruikelijk is het woord veendobben, waarvoor meestal (veen)putten, fri. petten wordt gezegd; hoewel er natuurlijk ook verschillende andere mogelijkheden zijn bij de zo gewone veldnaam (De) Put(ten) Ga naar voetnoot59), doelt Moerputten (laag weiland

[pagina 146]
[p. 146]

bij Oosterhout) Ga naar voetnoot60) toch wel op door uitgraving ontstane veenputten. Of moet men hier denken aan de betekenis van poel; vgl. bij Kiliaan ‘put Sax. j. poel. Lacuna, palus’; en vgl. ook het verwante femininum hgd. Pfütze ‘poel, plas’ Ga naar voetnoot61). Vaag van betekenis zijn ook kuil en kolk, waarvan oude voorbeelden zijn: Jan Arken Cuyl (ook Arkencuyl) (Avezaat, 1438) Ga naar voetnoot62) en Die Kolkslach (Lathem, a. 1440) Ga naar voetnoot63). Born ‘bron’ kon in veldnamen betekenen ‘put, drinkplaats voor het vee, wed’ Ga naar voetnoot64); voorzover het echte bronnen betreft, moet speciaal voor Limburg met de mogelijkheid van oude cultusplaatsen worden rekening gehouden: zo wees Hardenberg Ga naar voetnoot65) erop, dat de te Gulpen ontdekte Gallo-Romeinse tempel op een terrein lag, de Kampborn genaamd. Een natuurlijk gat in de bodem, waarin water staat voor vee en wild Ga naar voetnoot66), heet op de Veluwe Het Sol, Het Solse gat; vgl. de veldnamen gronings Het Sol, noordbrab. Solakker. Daarnaast bestond een vorm sole (f.), bewaard in de Oostveluwse veldnaam Natte Sool. En in het Fries, waar volgens Kalma soal nog leeft in de betekenis van vaargeul, bestaat de plaatsnaam Tersoal (meestal geschreven Terzool) Ga naar voetnoot67). Vgl. ook overijsels Eppenzolder (gem. Haaksbergen) uit ouder Eppensolde en dit uit ouder Eppensolen Ga naar voetnoot68).

Mnl. slont “keel, gapende muil” (hgd. Schlund) kan de betekenis krijgen van “kolk, poel”; in de Teuthonista komt de samenstelling water-

[pagina 147]
[p. 147]

slont voor. In 't Zuiden van Limburg is slont, sloont Ga naar voetnoot69) nog bekend: Grote en Kleine Sloont, weiland, deels laag en moerassig, ten N. van Meersen Ga naar voetnoot70). Voor dezelfde buurt, nl. tussen Sibbe en Margraten, wordt ons opgegeven Ga naar voetnoot71) Waterslont “dal waar in de winter soms water bij elkaar loopt”; volgens onze zegsman is slont een plaatselijk woord voor “dal”. Onder Guttekoven loopt een kleine beek, geheten Slond Ga naar voetnoot72).

voetnoot1)
NGN. 9, 143. Vgl. ook Draye Meded. 18, 46 v.
voetnoot2)
Vgl. als naam van laaggelegen groenland, moerasland in Westerwolde beetse, eig. = beek; hetzelfde woord is bewaard in de plaatsnaam Beets; vgl. Bijdr. 10, 11; andere, Friese voorbeelden bij Kalma 1, 10 (op die leege beets e.a.). Moerman (Driem. Bl. 1, 80) vestigt echter de aandacht op een hgd. Bitze uit mhd. bi-ziune (bi + Zaun). Zie voor de talrijke beek-namen in Duitsland E. Schröder Göttinger Nachrichten 1940 blz. 1 v.v. (“Bachnamen und Siedlungsnamen in ihrem Verhältnis zu einander”).
voetnoot3)
Sl. v. B. 2, 257.
voetnoot4)
Opgaaf-Smallegange, die als plaatselijke uitspraak vermeldt 't Zwint.
voetnoot5)
Opgaaf-Smallegange, die als plaatselijke uitspraak noteert: Slōēke.
voetnoot6)
Uitvoerig besproken door Muller (NGN. 10, 38 v.v.); verdere literatuur in mijn H. Gr., blz. XLIII.
voetnoot7)
“Een sien is een smalle, kronkelende natuurlijke waterloop; men vindt – of liever vond, want de Ruilverkaveling haalt alles omver – er drie, een bij Hoorn, een bij Lies en een bij Formerum .... Een niet-gepalatiseerde vorm daarvan in de naam van het gehucht eertijds kerkdorp, Kinnum, gesprok.: kinəm, waarbij de Keenemer Miede” (Knop in brief).
voetnoot8)
Zie voor een ander zie(n)- uit side(n)- onder I.
voetnoot9)
NGN. 5, 70; vgl. De Vries NGN. 11, 81.
voetnoot10)
NGN. 7, 155 v.v. Daarbij V. der Molen TAG. 56, 81 v.v.
voetnoot11)
De Vries Gr. pl. n., blz. 219.
voetnoot12)
Opgaaf-Achterop.
voetnoot13)
Opgaaf-De Stichter.
voetnoot14)
Opgaaf-Klomp. Ook in W. Vlaanderen komt het als veldnaam voor; zo wordt een stuk land, aldus genaamd, omschreven in 1554 als: een haeckende stuck met een smal eyndeken oost tot aenden dyck, met een viercanten steerte aende noordzijde (De Flou 15, 130).
voetnoot15)
Vgl. voor een ander weme (uit wedeme) hieronder.
voetnoot16)
Opgaaf-De Vries (Nieuw-Lekkerland).
voetnoot17)
RHZ. 2, 18.
voetnoot18)
Opvallend om de vocaal van de uitgang is Het Weteronghcampken (Overasselt, a. 1677: RL. I, 57); vgl. mijn H. Gr. §138.
voetnoot19)
Voorst a. 1661 (RL. IV, 379).
voetnoot20)
Opgaaf-Dekkers.
voetnoot21)
Opgaaf-V.d. Reepe.
voetnoot22)
Opgaaf-Heesen. Het woord is in Belgisch Limburg gebruikelijk voor hooiweide; zie Lindemans 2, 114.
voetnoot23)
SI. v. B. 2, 219.
voetnoot24)
De Vries Gr. pl. n., blz. 193.
voetnoot25)
Zie voor dit woord vooral Salverda de Grave NGN. 10, 24 v.v. Het bekendste voorbeeld is de Gerritsflesch op de Veluwe.
voetnoot26)
B.v. noordbrab. De Vloos, akkerland onder Liessel (Opgaaf-Zuster Philomena); limb. In de Vloas, bouwland bij Gratem (Opgaaf-Hanssen).
voetnoot27)
Opgaaf-Mej. v. Helden.
voetnoot28)
Dat wordt ook bewezen door de achterhoekse pluralis slèè (Wanink blz. 179). Ook in 't Engels vindt men jongere spelling met t, b.v. Bagslate, ouder Bagslade; vgl. verder Mawer The chief elements blz. 53; Ekwall s.v. Wij sluiten ons dus aan bij Moerman NGN. 7, 24 noot 2 (anders WNT. 14, 1607).
voetnoot29)
Zie bij warf (onder III).
voetnoot30)
Opgaaf-Heesen.
voetnoot31)
Lijst s.v. (vgl. aldaar ook bij Eibergen Veenslatsgoor).
voetnoot32)
Vgl. WNT. s.v. plompen (I).
voetnoot33)
Opgaaf-Roelse. Evenzo bouwland onder Veere (Opgaaf-Verstraate).
voetnoot34)
Opgaaf-Dirksmaat. Vgl. ook p. 43 (pomp).
voetnoot35)
Zie voor de Utrechtse buurtschap De Meern, Muller NGN. 12, 82.
voetnoot36)
TAG. 64, 40 v.v. (= Boor en Spade 2, 102 v.v.).
voetnoot37)
Vgl. Edelman-Vlam blz. 28.
voetnoot38)
Opgaaf-Hooyberg. Zie voor een vorm De Breik bij Uitdam, Kloeke N.Tg. 27, 252, n. 3. Zie voor een ander braak(land) onder IV.
voetnoot39)
Zie voor de verschillende vormen mijn H.Gr. § 70, Opm. 1.
voetnoot40)
Opgaaf-Huson.
voetnoot41)
Niet = Oosterweel (Austruweel) bij Antwerpen, waarvan Ooster- op volksetymologie berust (oudste vorm Otserwele); zie Carnoy, blz. 515.
voetnoot42)
Aldus Knop, die meedeelt: ontstaan bij een doorbraak van 1825.
voetnoot43)
Blom, blz. 70, noot 1.
voetnoot44)
Opgaaf-Haan.
voetnoot45)
RL. 2, 68.
voetnoot46)
Verwant met wad (De Wadden), gewad (onder Roosendaal Gewad: Weijnen blz. 43 en 96 v.), en wed (te Utrecht nog als straatnaam); zie Mnl. W. 11, 24; Muller NGN. 12, 58, noot 1. Vgl. de plaatsnaam Ravenswaai, alsook Wadenooien.
voetnoot47)
Mariënw., blz. 359 (2e helft 14e eeuw).
voetnoot48)
RL. 1, 35. Het laatste deel later verknoeid overgeleverd als: den Raeyacker met 't willige pasje (a. 1757).
voetnoot49)
Opgaaf-V. Steenis (De Waaj bouwland, weiland en boomgaard binnen de Lingedijk; De hooge Waaj uiterwaard).
voetnoot50)
Volgens Edelman-Vlam blz. 39 bevatten daarentegen de perceelsnamen met waai in de Bommelerwaard het element waai = weide.
voetnoot51)
Zie Geschiedkundige atlas: Holland I (Noorderkwartier), blz. 34.
voetnoot52)
Zie voor deze en andere vormen H. Gr. § 46 onder 5.
voetnoot53)
Opgaaf-Bieringa, resp. Schenkel, resp. Mevr. V. Meurs-Mulder. De Lijst noemt nog Weiers, bouwland onder Anlo.
voetnoot54)
RL. 4, 42.
voetnoot55)
Opgaaf-Heyen, resp. Henkens (Weerd).
voetnoot56)
Opgaaf-Huson, resp. materiaal-Tack. Vgl. ook de Schouwense familienamen Bij de Vaate, Van de(r) Vate, Vervaat (Meertens, Zeeuwse familienamen blz. 81). Zou vate hetzelfde woord kunnen zijn als de Friese landnaam feit, waarvoor men ook als oorspronkelijke betekenis die van dobbe heeft verondersteld (fething) (vgl. Bijdr. 10, 24)? Behoort tot de woorden die een drinkplaats voor het vee aanduiden, ook Tonnetjesdelle, heide ten N.O. van Elspeet? Heslinga (TAG. 66, 523) meent, dat deze naam ontstaan is, doordat men op de hei voor de schapen putjes groef, die men door tonnetjes beschermde tegen invallen.
voetnoot57)
Wollinghuizen (Opgaaf-Kraai).
voetnoot58)
Blessum (Opgaaf-V.d. Tol).
voetnoot59)
Zo wordt van gronings Petn̥ (stukken grond aan de buitenzij van de zeedijk) meegedeeld, dat de grond heeft gediend tot dijkonderhoud (Ter Laan, Gr. W. s.v.). Naar een papiermolenput heet zaans Petakker; daarentegen naar een drinkput terschellings Put bij de Dijk.
voetnoot60)
Opgaaf-De Koning.
voetnoot61)
Zie voor de niet duidelijke verhouding van beide woorden WNT. 12, 4948.
voetnoot62)
RL. 1, 336 v. Bunschotens De Kulen is laag veenland waar oudtijds turf werd gestoken. Onder Dalen De Kleikoelen (opgaaf-Bezoen), onder Enter Aan de Leemkuil (NGN. 9, 128).
voetnoot63)
SI. v. B. 2, 256. In Overijsel Kolkstukken (Ommen), Kolkmaat (Ootmarsum) (opgaaf-Lohuis); talrijke voorbeelden uit Friesland bij Kalma 1, 57.
voetnoot64)
Born bij Schijndel (TAG. 53, 27), De Born (Bennekom). Vgl. de plaatsnamen Born (L.), Borne (O.), Warnsborn (G.), Baarn (NGN. 12, 71). Zie Prims Med. VA. 1940 blz. 561 v. Had het soms ook de betekenis van “beek, rivier(tje)”, zoals men die kent uit ags. burna en welke zo levendig spreekt uit een Engelse naam als Bournemouth?
voetnoot65)
Publications soc. hist. et archéol. 83, 229.
voetnoot66)
Vgl. Moerman NGN. 7, 7; Beekman-Moerman, blz. 35; De Vries Gr. pl. n., blz. 217. Het woord is ook bekend uit het Engels: ags. sol “muddy place, wallowing-place for animals”; vgl. Ekwall s.v. en de daar genoemde Engelse plaatsnamen. Een geheel andere kant gaat Lindemans (Eigen Schoon en De Brabander 28, 49 v.v.) uit voor een aantal Zuid-Nederlandse benamingen: speelterrein waar gesold werd, d.i. met de bal gespeeld; vgl. ook Carnoy s.v. Solheide, maar ook s.v. Solbreucq.
voetnoot67)
NGN. 4, 23 v.; Kalma 1, 80 v.
voetnoot68)
NGN. 1, 94. Behoort hierbij ook de wegnaam Leemzeulder in Laren (N.-H.)?
voetnoot69)
Plaatselijke uitspraak sjlond: In d'r èlzer sjlond bij Stokkem (Wijlre): Opgaaf-Meertens (Wijlre).
voetnoot70)
Opgaaf-Leerschool.
voetnoot71)
Door Spronck.
voetnoot72)
Opgaaf-Salden. Nog wijzen wij op het erf Ter Slunde (Keppel, a. 1399): SI. v. B. 2, 267.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken