Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Memoryboeck van de vrouwens. Het notitieboek van een Friese vroedvrouw 1693-1745

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2,14 MB)






Editeur
M.J. van Lieburg



Genre
non-fictie

Subgenre
non-fictie/dagboek
non-fictie/natuurwetenschappen/geneeskunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Memoryboeck van de vrouwens. Het notitieboek van een Friese vroedvrouw 1693-1745

(1984)–Catharina Schrader

Vorige Volgende

[1740]

Nu sijn wij dor des Heeren seegen uyt dit ouwde jaar van 39 int jaar van 40 getreden. De Heer gevf mij weederom sijnen ouwden seegen in dit mij[n] 84 jaar mijnes ouwderdoms. Belift het de Heere mij wederom te ropen om mijn evennasten te helpen in haare noeden, o Heere, stat dan wederom an mijn rechterhant. En verhort mij als ick tot U bidde. En bewart en helpt en bewart mij vortan, dat ick de ongeluckige nit mag antreffen. Och Heere sterckt mij met gesontheit en ligams chragten. En lat alles met U beginnen en eyndigen. In de naame des Vaders, des Soons ende des Heyligen Geestes. Aamen, ja amen. Dit bydt en wenst U arrme dinstmaagt, uyt genaden. Dan sal ick Uwen naame groet macken.

(2977)

1740 den 1 feberwary bij Sybe schutemackers knecht sijn wijf Ucke Gerytz, na datse 3 daagen te voren swar arrbeit hadde en  

[p. 182]

het waater weg. Ginck weer over. En ginck nog 3 daagen haar werrck donde. Ginck doen haastig vort. Een soon. Alles well vor moeder en kint. 1-8

(2978)

1740 den lesten feberwary Vastelavens avent tot Betterwerrt gehalt bij Binne Marrtens boer sijn wijf Titzke. Bevont datse well een weeck sullcken rijdinge met sulcken schudinge [had] dat men verbaast stont. En het vorrderde nit en wyrde nae elcke vlaag weer opgetrokken, tot het eyndelyck luckte. En was het kint so wonderbaar bestrengt, de arrmen enn beenen an mallkander gestrickt in een ronde kloet doen om de ruge geslinger om de hals. Nae de verlossinge ginck de hu[v]eringe en bevinge over. Een soon. En moeder en kint well. Van haar 5 gul[den]. Van Ietke Moy 22 stu[iv]er. 6-2

(2979)

1740 den 23 mey bij Cornelis scholmeyster tot Aalsem gehalt. En bevont dat sey een sware vloet hade, dat all har levens chragten weg waren, sonder arrbeit. Ordenerde haar wat om de vloet te stillen. Ick bleef de heele nacht bij haar om te sijn wat de Heere over haar besloeten hade. Des ander daags, het was het selve. Kreg een weynig pin int lif. Ick besloet haar te verlossen om haar te behouwden sonder arrbe[id]. En ick kreg een veroote doode soon. De predikant hade al en gebet gedan. De naegeborte war los en dardor is dy eellende verorsackt. De Heer sij geda[n]ckt: sij is behouwden en kricht mettertit niw chrachten. Is weer herstelt. O Heere, U sij danck. 4-

(2980)

1740 den 24 mey tot Osterum gehalt bij Chlas Ullbe sijn vrouw Antie. De pastor Brantzma dede een gebett en ick vont haar in een dodelick flauwte, also men mij seyde dattse meer als een boonemer vloet hade ofgese[...]. De vroetvrouw hade har verlatten. Ick ordenerde watt; blef dar de heele nacht. Was don reedelick. De vloet stilde. Dit durde von sondags tot dingesdaag. Was so lange reedelick gewest, don qwam hem heel schilick de vloet weer openbarde en so vreeslick, dat wij alle menden datse al doodt war. En was gen beweginge in haar. Nam haar vor doodt an. En vont de naegeborte vor het kint in de monnt van de baarmoder. En om het kindes hooft was sij seer vast gegroyt. Kondese met gewelt nit los krigen. Satt om het kindes hooft vast gegroyt. Kerde het en haalde het met de voeten. Een seer swar veet kint. Nae het verlossen slog sijn har oogen nog eens op en sturf. O, doodelick vorvallen. En brave vrouw. De man en wij alle seer bedroft. O Heere, willt mij vortan vor dirgelick bewaren. Een doode soon. 9-0

(2983)

1740 den 25 september saaterdag avent bij Clas Jans serrsier en  

[p. 183]

coopman sijn vrouw Everdina. En haar een jonge soon gebrocht, nae datse in seven jaar nit gekramt had. 2-

(2989)

1740 den 26 november bij Teyrck Frauws schomack[er] sijn Vockeltie. Een seer sware reys. Seer naarbandig. Durde van nachtes ten een ur tot des ander daags ten een ur. Doch ales wel vor moeder en kint. Een doch[ter]. -.-

(2990)

1740 den 27 den desember gehalt bij Teipke Penin tromslager en boeckverkoper sijn Trintie Eyssma. Een soon. Is het kint de derde weck gestorven. 4-

Dit vorledene jaar 1740 hebe gehat 13 vrouwens dar mede verdint 35 gul[den] 3 [stuivers]. Resten nog 6 vrouwen.


Vorige Volgende

Over het gehele werk

M.J. van Lieburg


Dokkum


Over dit hoofdstuk/artikel

1 februari 1740

28 februari 1740

23 mei 1740

24 mei 1740

25 september 1740

26 november 1740

27 december 1740