Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Chronologisch woordenboek (2001)

Informatie terzijde

Titelpagina van Chronologisch woordenboek
Afbeelding van Chronologisch woordenboekToon afbeelding van titelpagina van Chronologisch woordenboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.70 MB)

Scans (67.25 MB)

XML (5.63 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Chronologisch woordenboek

(2001)–Nicoline van der Sijs–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen


Vorige Volgende

2.3 Plaatsnamen in Latijnse bronnen

Toen de Romeinen rond 400 na Chr. uit ons land verdwenen waren, viel er een aantal eeuwen een doodse stilte in. In de vierde, vijfde en zesde eeuw waren er geen anderen die over de Lage Landen berichtten, en de Nederlanders zelf lieten ook niets van zich horen: het Frankisch uit deze eeuwen is slechts bekend uit latere bronnen (de achtste-eeuwse Lex Salica en Franse leenwoorden).

Pas in de zevende eeuw komen er voor het eerst in de Lage Landen geschreven Latijnse oorkonden, goederenlijsten, verhalende bronnen, inscripties en opschriften op munten. Vaak zijn de originelen hiervan verloren gegaan en kennen we alleen latere afschriften - waarin bij het overschrijven fouten kunnen zijn geslopen. In deze Latijnse teksten worden Nederlandse plaatsnamen of geografische namen genoemd, zoals de

[pagina 119]
[p. 119]

namen van dorpen, boerderijen, polders, gebieden en wateren. De herkomst van lang niet alle plaatsnamen is bekend, maar van sommige weten we het wel, en in een deel daarvan kunnen moderne Nederlandse woorden worden herkend. Deze plaatsnamen geven dus een oude datering van Nederlandse woorden. Vooral oorkonden zijn hierbij interessant, omdat deze exact gelokaliseerd en gedateerd kunnen worden (hoewel er nog wel eens vervalsingen in omloop waren).

De oudste plaatsnamen staan beschreven in het Lexicon van Nederlandse toponiemen tot 1200 van Künzel e.a. en in het Toponymisch Woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (vóór 1226) van Gysseling. Op basis van de plaatsnamen uit deze woordenboeken konden 210 Nederlandse woorden gedateerd worden tussen de zevende en de dertiende eeuw.Ga naar eind45 Na de dertiende eeuw spelen plaatsnamen in de dateringen geen rol meer, omdat er dan veel andere bronnen beschikbaar zijn.

Plaatsnamen bestonden vaak uit twee delen, die samen de plaats karakteriseerden, bijvoorbeeld ‘grote vliet’, ‘koude nes’, ‘smalle weg’, ‘kleine horst’. Soms leveren beide delen een oudste datering op, soms slechts één deel. Veelvuldig komen persoonsnamen voor in plaatsnamen, bij omschrijvingen zoals ‘woonplaats van X’, ‘land van Y’, ‘bos van Z’.

Plaatsen worden vaak genoemd naar een opvallend kenmerk. Bijvoorbeeld naar een bepaalde boomsoort of plant. Dit kan betekenen dat deze plant op de betreffende plek in overvloed groeide, of dat hij er juist zeer zelden groeide en/of dat er een verhaal of legende mee was verbonden. De achtergrond van de benoeming is vaak niet meer te achterhalen.

Plaatsnamen leveren de oudste datering voor de volgende plantennamen:

639 vlier* ‘plantengeslacht uit de kamperfoeliefamilie’, in de plaatsnaam Fliteritsale, nu Vlierzele (O.-Vl.)
710 hulst* ‘heester’, in de plaatsnaam Hulislaum, nu Hulsel (N.-Br.)
772-776 els* ‘boomsoort’, in de vroegere plaatsnaam Elisholz, ligging onbekend
806 beuk* ‘boomsoort’, in de boerderijnaam Bochursti, nu Bokhorst (Gld.)
860 es* ‘loofboom’, in de plaatsnaam Aslao, nu Asselt (Ned.-L.)
870 esp* ‘ratelpopulier’, in de plaatsnaam Aspide, nu Eisden (Ned.-L.)
918-948 bent* ‘grassoort’, in de vroegere Noord-Hollandse plaatsnaam Benetfelda, ligging onbekend
972 bies* ‘plantengeslacht’, in de plaatsnaam Biesuth (bij Herzele in O.-Vl.)
1050 berk* ‘boomsoort’, in de plaatsnaam Berclar, nu Berkelaar (Ned.-L.)

[pagina 120]
[p. 120]

1101 linde* ‘boomsoort’, in de plaatsnaam Lintburc, nu Limburg (Luik)
1125-1130 gras* ‘gewas op weiden e.d.’, in de vroegere Zuid-Hollandse plaatsnaam Fridgersa
1137 eik* ‘boomsoort’, in de plaatsnaam Echa, nu Bergeijk (N.-Br.)
1146 appel* ‘vrucht’, in de plaatsnaam Appele, nu Appel (Gld.)
1146 lies* ‘plant’, in de plaatsnaam Litholz, nu Lieshout (N.-Br.)
1174 rus* ‘bies’, in de vroegere Zeeuwse boerderijnaam Rusgefleta
1189 tarwe* ‘graangewas’, in de vroegere Zeeuwse plaatsnaam Tarwedic
1212 gagel* ‘heester’, in de plaatsnaam Gageldunc, nu Gageldonk (N.-Br.)

Ook plantendelen komen in plaatsnamen voor:

721 doorn* ‘puntig uitsteeksel aan plant’, in de plaatsnaam Durninum, nu Deurne (N.-Br.)
741 hout* ‘hard gedeelte van bomen’, in de vroegere in Belgisch Limburg gelegen plaatsnaam Mareolt
806 telg* ‘spruit’, in de terreinnaam Telgud, nu Telgt (Gld.); in het Middelnederlands betekende dit ook (vooral) ‘loot, jonge tak’
891-892 loot* ‘boomscheut’, in de vroegere Gelderse plaatsnaam Leut
918-948 rijs* ‘takje’, in de plaatsnaam Risuuic, nu Rijswijk (Gld.)
1064 balk* ‘stuk hout’, in de vroegere Zuid-Hollandse plaatsnaam Balkenberg, ligging onbekend
1110 staf* ‘stok’, in de plaatsnaam Stafala, nu Stavele (W.-Vl.)
1165 staak* ‘paal’, in de vroegere Noord-Hollandse poldernaam Steckede
1181-1220 stekel* ‘puntige uitgroeisel’, in de vroegere Zeeuwse terreinnaam Stekelmeda
1197 stok* ‘tak, staaf’, in de vroegere Zeeuwse plaatsnaam Stocdam

Er worden allerlei dierennamen in plaatsnamen genoemd. Ook hier verschilt de reden per plaats: omdat er veel van deze diersoort op die plaats zijn, of juist omdat er géén

[pagina 121]
[p. 121]

exemplaren van die dieren zijn, of omdat er een speciale geschiedenis of band bestaat tussen de plaats en het dier - dikwijls hebben we geen idee waarom de plaats zo heet, soms zijn er, vaak lang nadat de naam was toegekend, redenen bij verzonnen. De volgende dieren treden in plaatsnamen op:

755-768 aal* ‘beenvis’, in de plaatsnaam Aelmere, nu Almere, vroeger de naam van een deel van het IJsselmeer
793 eend* ‘eendachtige’, in de plaatsnaam Enedseae, nu Ens (Flevoland)
822-825 hinde* ‘wijfje van hert’, in de plaatsnaam Hitinkufe, nu Hindeloopen (Fr.)
830 otter* ‘marterachtige’, in de plaatsnaam Uttarlo, nu Otterlo (Gld.)
918-948 bever* ‘knaagdier’, in de plaatsnaam Beuorhem, nu Beverwijk (N.-H.)
918-948 valk ‘roofvogel’, in de plaatsnaam Ualcanaburg, nu Valkenburg (Z.-H.) <latijn
970 bij* ‘insect’, in de plaatsnaam Bingart, nu Bingerden (Gld.)
1001-1100 wolf* ‘hondachtige’, in de vroegere Groningse plaatsnaam UUlfdalon
1139 zwaan* ‘eendachtige’, in de vroegere Zuid-Hollandse plaatsnaam Suanesdrisch
1145 wisent* ‘herkauwer’, in de vroegere Gelderse plaatsnaam Wisenhurs
1155 varken* ‘hoefdier’, in de vroegere Antwerpse plaatsnaam Uarkendunc, ligging onbekend

Woorden die met dieren verband houden, zijn:

1108 spek* ‘vet’, in de plaatsnaam Specholz, nu Spekholzerheide (Ned.-L.)
1116 graat* ‘been van vis’, in de plaatsnaam Grathem (Ned.-L.)
1135 geld* ‘onvruchtbaar (van dieren)’, in de vroegere Zeeuwse plaatsnaam Gelde
1252 kuil* ‘visnet’, in de plaatsnaam Kudelstert, nu Kudelstaart (N.-H.)

Veel plaatsnamen hebben betrekking op het (natuurlijke) landschap, op de ligging van de plaats of op een speciaal kenmerk ervan. De plaats is moerassig (broek, donk, peel, zomp), aangeslibd (ham, groed, schor), hooggelegen (berg, haar, hil) of juist laaggelegen (dal, waard), een open plek in het bos (laar, loo), bosachtig (bos, vorst, woud), of ze ligt op een bepaalde grondsoort (geest, moer, veen, zand). Vandaar:

[pagina 122]
[p. 122]

694 donk* ‘moeras, hoogte daarbij’, in de plaatsnaam Medmedug, nu Mendonk (O.-Vl.)
694 ham* ‘aangeslibd land’, in de plaatsnaam Hamma, nu Hamme (O.-Vl.)
751-800 laar* ‘open plaats in het bos’, in de vroegere Noord-Hollandse plaatsnaam Brocenlar
771-814 moer* ‘veen’, in de vroegere plaatsnaam Gottingamora, ligging onbekend
793 woud* ‘natuurlijk bos’, in de vroegere bosnaam Seaeuuald, ligging onbekend
797 haar* ‘hoogte in het veld’, in de plaatsnaam Manheri, nu Mander (O.)
830 loo* ‘(open plek in) bos’, in de plaatsnaam Uttarlo, nu Otterlo (Gld.)
856 dal* ‘vallei’, in de vroegere Oost-Vlaamse plaatsnaam Dala
856 vorst ‘bos, woud’, in de vroegere Oost-Vlaamse plaatsnaam Ostarfurost <latijn
865 berg* ‘grote heuvel’, in de plaatsnaam Berechlinom, nu Bergen (O.-Vl.)
889 haag* ‘heg’, in de vroegere Hollandse plaatsnaam Suithardeshaghe, ligging onbekend
893 zand* ‘steenstof’, in de vroegere Gelderse plaatsnaam Sandewihc
911-948 geest* ‘grond’, in de vroegere Zuid-Hollandse plaatsnaam Husingesgest, ligging onbekend
918-948 broek* ‘laag drassig land’, in de vroegere plaatsnaam Brokhem, ligging onbekend
918-948 nes* ‘landtong, schor’, in de vroegere Utrechtse plaatsnaam Nesse
918-948 schor* ‘aangeslibd land’, in de plaatsnaam Scoronlo, nu Schoorl (N.-H.)
918-948 steen* ‘harde delfstof’, in de vroegere Noord-Hollandse plaatsnaam Stene
1001-1100 zout* ‘keukenzout, natriumchloride’, in de plaatsnaam Saltanauua, nu Zoutenaaie (W.-Vl.)
1046 stapel* ‘hoop’, in de vroegere Overijsselse boerderijnaam Weggestapolon
1062 waard* ‘laag liggend land’, in de plaatsnaam Werta, nu Weert (Ned.-L.)
1067 duin ‘zandheuvel’, in de plaatsnaam Dunkerka, nu Duinkerke (Noord-Frankrijk) <keltisch

[pagina 123]
[p. 123]

1089 bos* ‘woud’, in de plaatsnaam Thicabusca, nu Dikkebus (W.-Vl.)
1103 veen* ‘grondsoort’, in de plaatsnaam Sutfene, nu Zutphen (Gld.)
1108-1121 peel* ‘drassig veenland’, in de gebiedsnaam Pedelo, nu De Peel (N.-B.)
1131 kuil* ‘holte’, in de Maastrichtse straatnaam Leincultum, nu Linculenstraat
1133 groed* ‘aangeslibd land’, in de plaatsnaam Groede (Zeel.)
1177-1187 zomp* ‘moerasland’, in de vroegere Zeeuwse plaatsnaam Sumpel
1185 wildernis* ‘woest gebied, plek waar alles in het wild groeit’, in de plaatsnaam Wildenis, nu Wilnis (Utr.)
1188 hil* ‘hoogte’, in de vroegere Zeeuwse plaatsnaam Wolfs hil

In een aantal plaatsnamen vinden we het gebruik van land voor akkerbouw en veeteelt terug. Daarnaast komen er diverse woorden voor die met de akkerbouw en veeteelt verband houden:

709 beer* ‘mensendrek, gier’, in de plaatsnaam Birni, nu Bern (N.-Br.)
772-776 meers* ‘weide’, in de vroegere Hollandse plaatsnaam Forismarische, ligging onbekend
794 made* ‘weide, hooiland’, in de vroegere Gelderse plaatsnaam Blidgeringmað
801 eng* ‘bouwland’, in de plaatsnaam Englandi, nu Engeland (Gld.)
801 land* ‘grond, bouwland’, in de plaatsnaam Englandi, nu Engeland (Gld.)
802-817 veld* ‘akker, vlakte’, in de vroegere plaatsnaam Hettinchetmeuelden, ligging onbekend
821-823 akker* ‘stuk bouwland’, in de vroegere Oost-Vlaamse plaatsnaam Evinaccar
847 kamp ‘stuk land’, in de plaatsnaam Coloscampum, nu Koolskamp (W.-Vl.) <latijn
847 wan ‘mand voor korenzuivering’, in de plaatsnaam Vuambace, nu Wanbaix (Noord-Frankrijk) <latijn
850 woerd* ‘laaggelegen omdijkt land’, in de plaatsnaam Wrde, nu Woerd (Gld.)
944 wierde* ‘terp’, in de plaatsnaam Brunnenuurt, nu Bornwird (Fr.)

[pagina 124]
[p. 124]

1019-1030 aard* ‘akker’, in de plaatsnaam Sconarda, nu Schoonaarde (O.-Vl.)
1151-1157 kaag* ‘buitendijks land’, in de vroegere Noord-Hollandse plaatsnaam Kimppenkaghere, ligging onbekend
1165 zwad* ‘snede koren of gras’, in de plaatsnaam Suadenburg, nu Zwammerdam (Z.-H.)
1169 perk ‘afgebakend stuk grond’, in de vroegere Utrechtse plaatsnaam Perke <latijn
1181-1210 gemet* ‘vlaktemaat’, in de vroegere Zeeuwse plaatsnaam Tuelgemet
1208-1209 beemd* ‘weiland’, in de plaatsnaam Surbam, nu Zuurbemde (Brabant Wallon)

Het zal niemand verbazen dat een groot aantal namen verwijst naar de waterigheid van de Lage Landen. Bij de landschapsnamen kwamen al allerlei woorden voor ‘moerassige plaats, drassig land’ voor. Daarnaast komen de volgende namen voor water en omgeving voor, zowel natuurlijke als gegraven waterbronnen:

701-750 boord* ‘rand’, in de vroegere Friese waternaam Bordine
723 laak* ‘wetering, poel, plas’, in de vroegere gebiedsnaam langs de Vecht Nifterlaco
755-768 meer* ‘waterbekken’, in de plaatsnaam Aelmere, nu Almere, vroeger de naam van een deel van het IJsselmeer
776 a* ‘naam in waterlopen’, in de vroegere Zeeuwse waternaam Gusaha, ligging onbekend
779 voorde* ‘doorwaadbare plaats’, in de plaatsnaam Filfurdo, nu Vilvoorde (Vlaams Brabant)
788-789 rak* ‘vaarwater’, in de poldernaam Langenrech, nu Langerak (Gld.)
793 zee* ‘oceaan’, in de plaatsnaam Enedseae, nu Ens (Flevoland)
794 maar ‘gracht’, in de vroegere Zeeuwse plaatsnaam Maris <?
814 beek* ‘smal stromend water’, in de plaatsnaam Bechi, nu Beek (Gld.)
855 put ‘gegraven opening met water’, in de plaatsnaam Puthem, nu Putten (Gld.) <latijn
820 lee* ‘watering’, in de plaatsnaam Antlida, nu Den Andel (Gr.)
908 geul* ‘smal water’, in de waternaam Gulia, nu Geul (Ned.-L.)

[pagina 125]
[p. 125]

918-948 poel* ‘plas’, in de plaatsnaam Polgest, nu Poelgeest (Z.-H.)
918-948 ven* ‘meertje’, in de vroegere Zuid-Hollandse waternaam Fennepa
918-948 vliet* ‘stroompje’, in de vroegere Zeeuwse waternaam Flieta
918-948 vroon* ‘aan de landsheer behorend viswater’, in de vroegere Noord-Hollandse plaatsnaam Uranlo
966 sloot* ‘gegraven water’, in de vroegere Oost-Vlaamse plaatsnaam Sclota
976 gouw* ‘weg langs water, sloot’, in de vroegere Zeeuwse waternaam Gouwe
976 kreek* ‘smal water’, in de vroegere Zeeuwse plaatsnaam Creka, op Schouwen
1001-1050 delf* ‘sloot’, in de plaatsnaam Asmedelf, nu Assendelft (N.-H.)
1001-1100 slochter* ‘doorgang door ijs, vaargeul’, in de plaatsnaam (in) Slohtoron, nu Slochteren (Gr.)
1001-1100 wel* ‘bron’, in de plaatsnaam VUalli, nu Wel (Gld.)
1028 zwin* ‘kreek’, in de plaatsnaam Zvindrecht, nu Zwijndrecht (Z.-H.)
1076-1100 leek* ‘beekje’, in de vroegere Noord-Hollandse waternaam Sculingleke
1076-1100 pit* ‘gegraven opening met water’, in de vroegere Noord-Hollandse putnaam Rorikspit
1101-1200 gracht* ‘kanaal’, in de plaatsnaam Greft, nu Graft (N.-H.)
1105 drecht* ‘overvaart, doorwaadbare plaats’, in de plaatsnaam Papendreht, nu Papendrecht (Z.-H.)
1125-1150 zwet* ‘zwetsloot’, in de vroegere Noord-Hollandse gebiedsnaam Wimnorasuetha
1139 sluis ‘waterkering’, in de plaatsnaam Slusis, nu Sluizen (Belg.-L.) <latijn
1139 waai* ‘kolk’, in de plaatsnaam Raueneswade, nu Ravenswaai (Gld.)
1187 wiel* ‘kolk’, in de plaatsnaam Wildreht, nu Wieldrecht (Z.-H.)
1280-1287 zijl* ‘waterlozing, sluis’, in de plaatsnaam (in) Delfzilen, nu Delfzijl (Gr.)

Menselijke bebouwing of menselijk ingrijpen in het landschap blijkt uit de volgende woorden:

[pagina 126]
[p. 126]

639 zaal* ‘groot vertrek’, vroeger ook ‘woning bestaande uit één vertrek, woonplaats’, in de plaatsnaam Fliteritsale, nu Vlierzele (O.-Vl.)
709 burcht* ‘versterkte plaats’, in de plaatsnaam Tilliburgis, nu Tilburg (N.-Br.)
709 heim, heem* ‘woonplaats’, in de plaatsnaam Alfheim, nu Alphen (N.-Br.)
838 weg* ‘baan’, in de vroegere Gelderse plaatsnaam Uuaganuuega
840-875 brug* ‘verbinding over water’, in de plaatsnaam Bruggas, nu Brugge (W.-Vl.)
855 wijk ‘stadsdeel’, in de plaatsnaam Euuic, nu Ewijk (Gld.) <latijn
857 stad* ‘grote plaats’, in de plaatsnaam Hostede, nu Hoogstade (W.-Vl.)
893 huis* ‘woning’, in de vroegere Gelderse plaatsnaam Munihchusen
976 hof* ‘omheind stuk grond’, in de plaatsnaam VVintreshouo, nu Wintershoven (Belg.-L.)
1001-1050 werf* ‘onbebouwde ruimte rond een huis’, in de parochienaam Kiric(h)wereve, nu Kerkwerve (Z.-H.)
1035 dijk* ‘aarden wal’, in de vroegere Zeeuwse plaatsnaam Tubindic
1038 kot* ‘armoedig huis’, in de vroegere Zeeuwse plaatsnaam Cota
1111-1115 kade ‘wal’, in de plaatsnaam Cadesand, nu Cadzand (Zeeuws-Vl.) <keltisch
1152 brink* ‘erf, plein’, in de vroegere Overijsselse plaatsnaam Mitdelbrinc
1217 vaalt* ‘vuilnisbelt’, in de plaatsnaam Valten, nu Valthe (Dr.)

Woorden die verwijzen naar transportmiddelen of het reizen door een plaats, zijn:

838 wagen* ‘voertuig’, in de vroegere Gelderse plaatsnaam Uuaganuuega
973 tol ‘doortochtgeld’, in de tolnaam Habedoll, nu Katertol bij Zwolle <latijn
995 ban* ‘afkondiging’, in de plaatsnaam Banbrugge, nu Bambrugge (O.-Vl.)
1076-1100 schip* ‘vaartuig’, in de vroegere Zuid-Hollandse waternaam Scipleda
1174 veer* ‘pont’, in de vroegere Zeeuwse plaatsnaam Vera

[pagina 127]
[p. 127]

Twee namen verwijzen naar de mensen die in de plaats wonen of woonden:

850 heer* ‘leger’, in de plaatsnaam Heriuuinna, nu Herwijnen (Gld.)
1138-1139 smid* ‘metaalbewerker’, in de vroegere Gelderse terreinnaam Smithacker

Bijzonder is dat de oudste datering van drie lichaamsdelen gebaseerd is op het metaforisch gebruik, dat dus eerder gevonden is dan de letterlijke betekenis. Dat is uitsluitend te danken aan de aard van het materiaal, namelijk plaatsnamen. Mond wordt gebruikt als ‘monding’, schoot als ‘afgeschoten deel’. Staart is volgens Gysseling in de beeknaam Sterrebeek gebruikt omdat de bovenloop van de beek lijkt op een staart die een hoek van zestig graden vormt met haar benedenloop.

698-699 mond* ‘holte achter de lippen’, in de vroegere Noord-Brabantse plaatsnaam Datmunda
777 schoot* ‘deel van lichaam’, in de plaatsnaam Hengistscoto, nu Henschoten (Utr.)
1197 staart* ‘achterste gedeelte’, in de beeknaam Stertbeca, nu Sterrebeek (Vlaams Brabant)

Woorden voor geografische eenheden zoals ‘plaats, gebied’ vinden we in:

772-776 ambacht ‘handwerk’, in de vroegere Noord-Hollandse plaatsnaam Engilbrechtes ambehte ‘rechtsdistrict van Engelbrecht’, ligging onbekend <keltisch
790-793 gouw* ‘gewest, landstreek’, in de vroegere Gelderse gebiedsnaam Nortgouue
792-793 mark* ‘grens’, in de vroegere Gelderse plaatsnaam Rotherimarca

Onderstaande namen verwijzen waarschijnlijk naar de vorm van een gebied. Opvallend is het grote aantal woorden voor ‘hoek, hoekvormig land’: dit was de oorspronkelijke betekenis van oord en winkel, en verder verwijzen horn en hoek naar deze betekenis:

726 reep* ‘smalle strook’, in de plaatsnaam Replo, nu Reppel (Belg.-L.)
838 horn* ‘in het water uitspringende hoek land’, in de plaatsnaam Theothorne, nu Dieren (Gld.)
901-1000 spijl* ‘staaf’, in de vroegere plaatsnaam Spilmeri, ligging onbekend

[pagina 128]
[p. 128]

901-1000 tafel ‘meubelstuk’, in de vroegere Noord-Hollandse plaatsnaam Tafalbergon <latijn
918-948 streep* ‘lijn’, in de vroegere Zuid-Hollandse plaatsnaam Gintasstrip
951-1000 oord* ‘plaats, plek’, in de vroegere Noord-Hollandse plaatsnaam Ordebolla
1046 wig* ‘keg, keil’, in de vroegere Overijsselse boerderijnaam Weggestapolon
1101-1200 winkel* ‘verkoopplaats’, vroeger ook ‘hoekje (waar iets werd verkocht)’ in de vroegere Noord-Hollandse plaatsnaam Overewinkel
1135 geer* ‘spits toelopende lap kleding of grond’, in de vroegere Gelderse plaatsnaam Gheer
1156 naald* ‘dunne stift om te naaien’, in de plaatsnaam Nadelwich, nu Naaldwijk (Z.-H.)
1177-1187 hoek* ‘ruimte tussen twee lijnen of vlakken’, in de vroegere Zeeuwse plaatsnaam Bertenhuc
1177-1187 streng* ‘koord, bundel draden’, in de vroegere Zeeuwse plaatsnaam Strinc
1280 bol* ‘rond voorwerp’, in de veldnaam Bol

Diverse werktuigen komen in plaatsnamen voor. Wellicht werden deze op de betreffende plaats vervaardigd, maar het kan ook zijn dat de plaats de vorm van dit werktuig had, wie zal het zeggen? Kouter zal gebruikt zijn in de afgeleide betekenis ‘stuk land dat in één dag met een ploegijzer kan worden geploegd’. Ook producten worden genoemd; van de plaats Tegelen is bekend dat deze zo heet omdat daar tegels werden vervaardigd:

801-850 hamer* ‘werktuig’, in de plaatsnaam Hamaritda, nu Ophemert (Gld.)
1100 tegel ‘vloersteen’, in de plaatsnaam Tegelon, nu Tegelen (Ned.-L.) <latijn
1112 molen ‘werktuig tot fijnmalen van m.n. graan’, in de plaatsnaam Molenbeke, nu Meulebeke (W.-Vl.) <latijn
1118 kouter ‘ploegijzer’, in de vroegere Noord-Franse plaatsnaam Hellescultra <latijn of frans

Vernoemingen naar een religieuze plaats of functie vinden we in:

777 kerk ‘bedehuis’, in de vroegere Utrechtse kerknaam Vpkirika <grieks
890 monnik ‘kloosterling’, in de vroegere Friese plaatsnaam Monicesloe <latijn

[pagina 129]
[p. 129]

991-1000 kruis ‘twee balken die elkaar rechthoekig snijden’, in de vroegere Overijsselse plaatsnaam Crucilo <latijn
1102-1105 kapel ‘bedehuisje’, in de plaatsnaam Westcapella, nu Westkapelle (Zeel.) <latijn
1153 munster ‘domkerk’, in de vroegere Zeeuwse plaatsnaam Westmonster <latijn
1181-1210 paap ‘geestelijke’, in de vroegere Zeeuwse plaatsnaam Papilant <grieks

De ligging van een plaats wordt aangeduid door woorden zoals:

694 midden* ‘punt op gelijke afstand van de uitersten’, in de plaatsnaam Medmedug, nu Mendonk (O.-Vl.)
790-793 noord* ‘windstreek’, in de vroegere Gelderse gebiedsnaam Nortgouue
802-822 oost* ‘windstreek’, in de vroegere Noord-Hollandse plaatsnaam Austmora
822-825 west* ‘windstreek’, in de vroegere Noord-Hollandse plaatsnaam Westerkinloson
918-948 zuid* ‘ten zuiden’, in de vroegere Noord-Hollandse plaatsnaam Suhthusum
1102-1105 middel* ‘middelste deel, bv. van een lichaam’, in de plaatsnaam Mittelburgenses, nu Middelburg (Zeel.)

Plaatsen worden gekenmerkt door diverse bijvoeglijke naamwoorden:

698-699 ruim* ‘uitgestrekt’, in de plaatsnaam Rumelacha, nu Ruimel (N.-Br.)
701-800 diep* ‘ver naar beneden’, in de waternaam Maresdeop, nu Marsdiep
788-789 lang* ‘met een grote lengte’, in de poldernaam Langenrech, nu Langerak (Gld.)
797 rein* ‘zuiver’, in de plaatsnaam Hrenheri, nu Rienderen (Gld.)
814-815 stil* ‘geruisloos, roerloos, bedaard’, in de vroegere Gelderse plaatsnaam Stillinhahagamundi
820-822 bar* ‘naakt’, in de plaatsnaam Barloria, nu Baarle (O.-Vl.)
851-900 breed* ‘wijd’, in de vroegere Noord-Hollandse plaatsnaam Bretenheim
875 krom* ‘gebogen’, in de plaatsnaam Crumbeke, nu Krombeke (W.-Vl.)

[pagina 130]
[p. 130]

893 oud* ‘reeds lang bestaand, lang geleefd’, in de plaatsnaam Aldenselen, nu Oldenzaal (O.)
901-1000 naar* ‘akelig’, vroeger ook ‘nauw, eng’, in de plaatsnaam Naruthi, nu Naarden (N.-H.)
901-1000 rijk ‘vermogend’, in de plaatsnaam Rikilo, nu Riekel (Ned.-L.) <keltisch
918-948 dor* ‘onvruchtbaar door droogte’, in de vroegere plaatsnaam Thorhem, ligging onbekend
918-948 hol* ‘leeg’, in de vroegere Utrechtse plaatsnaam Holanuuegh
976 kort ‘niet lang’, in de vroegere Zeeuwse plaatsnaam Curtagosum <latijn
1040 nieuw* ‘pas ontstaan’, in de plaatsnaam Neuuehoua, nu Nieuwenhove (O.-Vl.)
1089 dik* ‘(op)gezet’, in de plaatsnaam Thicabusca, nu Dikkebus (W.-Vl.)
1130-1161 hoog* ‘boven een ander punt, verheven’, in de vroegere Noord-Hollandse plaatsnaam Hochegheest
1130-1161 koud* ‘guur, kil’, in de vroegere Hollandse plaatsnaam Kaldenesse, ligging onbekend
1140-1170 klein* ‘niet groot’, in de vroegere Gelderse plaatsnaam Cleinhurst
1152 blij* ‘vrolijk’, in de plaatsnaam Blidenstat, nu Blijdenstein (Dr.)
1177-1187 groot* ‘niet klein’, in de vroegere Zeeuwse plaatsnaam Grotenflit
1199 ruw* ‘ruig’, in de vroegere Zuid-Hollandse gebiedsnaam Ruvene
1200 vuil* ‘vies’, in de vroegere Utrechtse terreinnaam Vulecope

Diverse kleurnamen komen in plaatsnamen voor:

1001-1100 zwart* ‘kleur waarbij licht niet wordt teruggekaatst’, in de plaatsnaam Suartebruc, nu Zwartebroek (O.-Vl.)
1040 groen* ‘kleurnaam’, in de plaatsnaam Groninga, nu Groningen (Gr.)
1130-1161 licht* ‘niet donker’, in de vroegere Noord-Hollandse plaatsnaam Liechtcampe
1132 grauw* ‘vaalwit’, in de vroegere Gelderse plaatsnaam Grawenvene
1156 rood* ‘kleurnaam’, in de plaatsnaam Roderisa, nu Rodenrijs (Z.-H.)

[pagina 131]
[p. 131]

We vinden twee voorzetsels en één telwoord in plaatsnamen (andere telwoorden zijn al ouder, denk aan twee in Twente uit 222-235 en aan de telwoorden uit de Lex Salica):

777 op* ‘voorzetsel’, in de vroegere Utrechtse kerknaam Vpkirika
820 drie* ‘telwoord’, in de provincienaam Threant, nu Drenthe
870 uit* ‘voorzetsel: niet binnen’, in de plaatsnaam Vttrecht, nu Utrecht (Utr.)

Tot besluit: er komen in de plaatsnamen ook werkwoorden voor, maar dat zijn er slechts heel weinig, welgeteld twee:

976-1000 rooien* ‘ontwortelen’, in de vroegere Overijsselse plaatsnaam Fletharrothe
1174 barnen* ‘in vuur en vlam staan’, in de plaatsnaam Barnevelde, nu Barneveld (Gld.)

Het is interessant te bekijken welke woorden als onderdeel van een naam op het huidige Nederlandse grondgebied vóór 1200 het meest gebruikt zijn - beter gezegd: het meest overgeleverd zijn, want er is natuurlijk sprake van een zeker toeval: niet alle namen uit die periode zijn overgeleverd, en sommige namen zullen ouder zijn dan momenteel bekend is. Ik kom op de volgende frequentie:Ga naar eind46

heim/heem 112 keer
loo 81
land 41
broek ‘zompland’ 29
wijk 27
burcht 24
made ‘wei’ 23
meer ‘waterbekken’ 22
kerk 21
dijk 19
woud 18
huis, vliet 17
veld 16
dorp, geest ‘grond’, hout 15

Daarbij valt de hoge frequentie op van woorden voor ‘bos’; bedenke men daarbij dat Nederland in vroeger tijden aanzienlijk meer bebossing had dan tegenwoordig. Het gaat telkens om een andere vorm van begroeiing: een loo (81×) was een bos met open plekken, een woud (18×) was dicht en hoog, een bos (4×) was lichter, een vorst (3×) was een

[pagina 132]
[p. 132]

gereserveerd bos waar de vorst of edelen bijzondere rechten hadden en dat ze als jachtterrein konden gebruiken, en hout (15×) ten slotte werd ook voor ‘bos van hoogopgaand hout’ gebruikt.

Het grootste deel van de woorden die we in plaatsnamen vinden, is erfwoord. Dat is logisch: het Nederlands was nog maar net bezig zich te ontwikkelen als aparte taal uit het Germaans. Bovendien duiden de meeste woorden algemene begrippen uit de natuur aan, die bij de Germanen allang bekend waren. Er zijn al wel enkele leenwoorden, maar die zijn allemaal al in de Germaanse periode geleend; het gaat om drie ontleningen aan het Keltisch (ambacht, duin, rijk), twee aan het Grieks (kerk, paap) en negentien aan het Latijn (kamp ‘stuk land’, kapel, kort, kouter, kruis, molen, monnik, munster, perk, put, sluis, tafel, tegel, tol, trecht, valk, vorst ‘bos’, wan ‘mand voor korenzuivering’, wijk). Niet toevallig zijn álle religieuze woorden uit deze tijd ontleend.

eind45
Onzekere etymologieën heb ik genegeerd; verder heb ik de Friese woorden die in deze boeken worden genoemd, niet meegeteld. Zie ook Moerman 1956 en voor het voortleven als moderne plaatsnaam Van Berkel en Samplonius 1995.
eind46
Telling gebaseerd op de tekst (niet het onvolledige register) van de Nederlandse toponiemen uit Künzel e.a. 1989; alle Nederlandse plaatsnamen die daarin vermeld staan, zijn meegeteld, ook de inmiddels verdwenen namen, en ook de namen die geen oudste datering van een Nederlands woord opleveren.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • over Woordenboek der Nederlandsche taal

  • over Middelnederlandsch Woordenboek (10 delen)