Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedichten (2 delen) (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedichten (2 delen)
Afbeelding van Gedichten (2 delen)Toon afbeelding van titelpagina van Gedichten (2 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.26 MB)

Scans (63.55 MB)

XML (4.98 MB)

tekstbestand






Editeur

A.E. Jacobs



Genre

poëzie

Subgenre

studie
verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten (2 delen)

(1991)–Joannes Six van Chandelier–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[100] Eklips of verduisteringe der sonne, aan de schrikkigen voor den dagh des oordeels (p. 154)

Toelichting Tussen 9 en 12 uur in de ochtend van 12 augustus 1654 was er een zonsverduistering in Europa. Men meende uit het verschijnsel de toekomst te kunnen aflezen. Sommigen zagen de verduistering als een aankondiging van de jongste dag. Een uitvoerige analyse van enkele

[pagina 165]
[p. 165]

  bij deze zonsverduistering verschenen geschriften geeft Labrousse, 1974. Six' gedicht staat op p. 101-106 van zijn bundel van 1657.
 
annotatie  
 
titel de schrikkigen: hen die bang zijn
1 Al: evenals Al (r. 9) leidt dit Al een bijzin in die eerst wordt opgevat in r. 19-20.
2-3 Uit ... vleisch: Die door de neerstraling van de Heilige Geest vanaf de heilige troon van God de Vader in het vlees is gekomen
4 Voorseggende verklaart: vgl. Mattheüs 24:29
5 zou: schuilt in deze vorm van het werkwoord al een zekere weerlegging van de gedachte dat de eclips in direct verband zou staan met de dag des oordeels?
6 Als dan: Op dat tijdstip
  zoo Son, als Maan: de zon en ook de maan
9 Al: vgl. Al (r. 1)
  schynt: lijkt het
  des werrelds ziel: de ziel van de wereld (bijstelling)
10 viel: is gevallen
11 al: alles
12 Van 't straalende aangesicht: Van zijn stralende voorkomen
13 Ontrent wanneer de dagh op 't midden is: Rond het middaguur
14 Van: Door
15 Schier wierd gedompt: Bijna uitgedoofd is (als met een domper)
  oegstmaand: augustus
15-17 naa ... wierd: nadat zijn baan over heel Europa elf dagen lang doorlopen is. De eclips viel op 12 augustus.
17 door 't Heemelsch Leeuwenveld: in het vak van de zodiak dat dat van de Leeuw is
19-20 Zoo volght daarom [...] Niet: Daarom zal ... nog niet volgen
21 uw hartaâr: uw hartader, uw hart
22 Angh: Benauwd (wnt ii, i, 447)
23 wan: wanneer, waarop
  jaspen: van jaspis, vgl. Openbaring 4:3
25 met: dwz. door hen te zenden naar
26 Naa goed, of quaad bestier: Naar gelang hij zijn talenten goed of slecht heeft beheerd (vgl. Mattheüs 25:14-30 en vgl. ook Openbaring 20:12). In de laatste regels van dit gedicht gaat Six in op de gelijkenis van de talenten.
27 nu: nl. bij deze eclips
28 Werd van de Maan gestrekt: Wordt door de maan gevormd
29-30 dat ... Heemelboogh: de altijd aan de blauwe hemelkoepel schijnende zon
31 Die nachtplaneet, die bruine alvinne: De planeet van de nacht, die donkere spookvrouw (die de maan is). wnt ii, i, 319 geeft voor alvin alleen bewijsplaatsen uit Kiliaan, 1599 en uit Six (o.m. deze plaats).
32-33 't daagend veld van Son en ons: het punt aan de hemel waar de zon het daglicht verspreidt en het gebied waar ons daglicht schijnt
33 Sulx pas de warmte schynt: Daardoor schijnt de warme zon nauwelijks (wnt xii, i, 629, deze plaats)

[pagina 166]
[p. 166]

35 Schoon nieuwe Maan: Hoewel de nieuwe (geheel duistere) maan
35-36 op ... kloot: nog niet het honderdste deel van de grootte van Apollo's bol heeft. Ik weet niet hoe Six aan deze informatie komt. Willem Blaeu beweert dat de zon ‘ses duysent mael grooter als de Maen’ is (Blaeu, 1647, ii, p. 8) en de astronoom Philips Lansbergen komt na een berekening tot de conclusie ‘dat de Sonne meerder is dan de Mane 19735 mael’ (Lansbergen, 1650, p. 68, eerder verschenen in 1629). Misschien wilde Six alleen aangeven dat de maan ‘heel klein’ was, vergeleken met de zon.
37 leege streek: lage (dicht bij de aarde gelegen) baan
  hondert duisend myl: volgens Lansbergen staat de zon ‘1550 52/60 halve Diameters van den Aerdt-kloot.’ Deze ‘halve Diameters’ waarmee hij rekent zijn stralen van de aardbol, volgens zijn opgave ‘na de gemeene rekeninge 859 en een halven duytsche mijlen’ lang (Lansbergen, 1650, p. 8-9 en p. 67). De afstand van de aarde tot de zon (en dus ongeveer de afstand van de maan tot de zon) zou dus 1.3 miljoen duytsche mijlen (5 miljoen km) zijn, een factor 13 meer dan Six aangeeft. Ook bij deze passage kan ik niet zeggen of Six zich op een bron baseert en zo ja, op welke bron. Ging hij misschien af op gegevens die hij had gehoord tijdens ‘de lesse oover eklips’ van de astronoom Alexander de Bie (vgl. gedicht no. [392])?
38 pyl: niveau, peil
39 den mond: het aangezicht
41 tastelyke: intense (wnt xvi, 1019, deze plaats)
42 belacht: spot met (nl. door het zicht erop te belemmeren)
43 goud: nl. de zon
  silver: nl. de maan
  de schaar: de schare
45 Dees daghnacht van de schaarse maanson: Deze overdag heersende nacht van de zelden optredende zon-achter-de-maan. Er is een chiastisch verband tussen de neologismen daghnacht en maanson.
45-46 jaaght ... versaaght: jaagt de pols van de angstige mens op
47 voorhoofd: gezicht (wnt xxii, 1868)
  blaauwt: wordt loodkleurig (vgl. wnt ii, ii, 2802-2803)
  bleekert: wordt steeds bleker (bleekeren niet in het wnt)
47-48 meer noch min, Dan: dwz. precies zoals
  ooveraassemt: met de adem bevochtigd, bewasemd (wnt xi, 1614, deze plaats)
49 Sulks: Zodat
  zee: nl. zeelui
  slonsen viert: lantaarntjes ontsteekt (wnt xiv, 1872 en xxi, 365, deze plaats). Het pamflet Knuttel 7482 (1654), dat de komende zonsverduistering bespreekt, ontkent dat de verduistering totaal zal zijn (zoals anderen beweerden) en zegt het daarom verwonderlijk te vinden ‘datse schrijven de Menschen souden sonder brandende kaarsen haar niet behelpen konnen, 't welck een groot misverstant is’ (fol. a 3 recto aldaar).
51 De vischvim: dwz. Al wat visvinnen heeft (vgl. wnt xxi, 706)
  't gepluimde: dwz. Al wat veren heeft
  in heldren wind: dwz. dat eerst in de heldere lucht vloog

[pagina 167]
[p. 167]

52 Valt endlik scheemelblind: Valt plotseling naar beneden, blind in de duisternis (wnt iii, iii, 4037 en 4042 en xiv, 410, deze plaats)
53 De koeije lerv': De tong van de koe (vgl. de bespreking van de Correctie onder deze Annotatie)
  vergeet den Hongersnood: is niet langer bang uitgehongerd te raken (dwz. houdt op met grazen, al graast een koe gewoonlijk nog zo gulzig)
54 de sloot: nl. om uit te drinken
55 Het buibeken: Het uiltje
  onlukge: onheilspellende
57 De nachtraave: De kwak, of nachtreiger (wnt ix, 1443), een reigerachtige nachtvogel
  't spook: het nachtgedierte
58 duur: rust of duur
59 dit: hieraan (aan duisternis)
60 's Heemels throon: de hemel, de lucht
61 naa geen dry nuren langh: het pamflet Knuttel 7481 (1654) geeft op: ‘2 uren 29 Minuten 30 Secunden’.
62 den dagh weer bangh: weer bevreesd voor het daglicht
63 't gespens: 't spooksel, 't nachtgedierte (wnt iv, 1779)
  syne nachten: zijn nachtverblijven
64 wel te moe: gerust
65 de vischvangst: ‘al wat als vis gevangen kan worden’, de vissen
67 Met dat: Zodra
  onbeleegert: niet langer als tijdelijke verblijfplaats (‘leger’) gebruikt (nl. door de maan). In deze betekenis kon ik het woord echter niet vinden in het wnt.
68 't maaneschot: de afschutting door de maan
69 De lichten, aan den Heemel: nl. De zon en de maan
  loopen om: hebben een omloop
70 mat: vertragend, ophoudend
72 staadigh: onophoudelijk
  wascht, en slyt: komt (de toekomst) en gaat (het verleden), evenals de zon op- en ondergaat en de maan wast en afneemt
73 reisen: malen, keren
  's jaars: inderdaad zijn er jaarlijks twee (partiële) zonsverduisteringen, al kunnen er ook meerdere optreden. Het tijdstip is veranderlijk. Het gegeven is ook vermeld in het pamflet Knuttel 7482 (1654), fol. a3 recto.
74 flaauwen: zwakken ... af, vervagen. Bij een partiële zonsverduistering is de lichtvermindering veelal nauwelijks waarneembaar.
  om leegh: dat naar beneden schijnt
75 de draak: het sterrenbeeld de Draak (of de Slang), waarvan de staart tussen de Grote en de Kleine Beer ligt, de kop tussen de Kleine Beer en de Lier. Voor Amsterdamse waarnemers staat dit sterrenbeeld altijd boven de horizon.
  dat lyde: dwz. die ‘ontmoeting’ tussen zon en maan moet verduren
75-76 in ... Noordewaard: bij zijn kop of bij zijn staart, al naar gelang de zon lager of hoger (zuidelijker of noordelijker) staat. De staart van de Draak ligt dichter bij de poolster (dus noordelijker) dan de kop. De

[pagina 168]
[p. 168]

  stand van de zon is afhankelijk van de tijd van het jaar: de zon beweegt zich tussen de beide keerkringen. Bij de zonsverduistering van 12 augustus 1654 stonden de zon en de maan bij de staart van de Draak (Knuttel 7481 (1654)).
77 wan: wanneer, als
  het perk der sterflikheit volend: het in tijd beperkte en sterfelijke bestaan aan haar einde zal komen (nl. bij de jongste dag)
78-80 Den ... geoopenbaart: Tijdstip dat (Welk ‘wanneer’) de engelen onbekend is en dat zelfs aan de Zoon Gods niet geopenbaard was, omdat hij (in de tijd van zijn mens-zijn) ook in dat opzicht mens was (Mattheüs 24:36)
81 En met: En bij
  's Heeren grooten dagh: nl. de dag des oordeels, de dag des Heren
83 blikken: flitsen
  die: een blixemslagh, die (vgl. voor het beeld: Mattheüs 24:27)
84 vlughs: ogenblikkelijk
  beslaat: raakt
85 Zoo: expletief, vat wan (r. 77) en met de komst [...] (r. 81) op
  de vlam: nl. de zon
  vierbaak: lichtend baken
87 swymdagh van de Son: De dag waarop de zon uitdoofde (nl. de dag van de kruisiging, vgl. Mattheüs 27:45)
88 Die met vol maan begon: Six zal hier (evenals Huygens in zijn Goede Vrijdagh, vgl. Huygens, 1974, p. 66-67) rekening houden met het tijdstip waarop het begin van het joodse paasfeest werd gevierd: in de nacht van 14 op 15 Nisan, de eerste volle maan van de lente. In de nacht van het laatste pascha (Mattheüs 26:20) moet de maan vol geweest zijn. Daarmee wordt de drie uur durende duisternis bij Jezus' kruisdood des te wonderbaarlijker. Een ‘gewone’ zonsverduistering treedt immers alleen op als de maan nieuw is (vgl. r. 35).
89 Sonneson: de Zon van de zon (de Zon die de zon overtreft, nl. Jezus, vgl. Openbaring 21:23)
  dien: op degene
90 noch: ooit
93 sich inrollen: vgl. voor dit beeld Jesaja 34:4
94 ontgloên van vier: in vuur en vlam raken
95 De kaarshoop: De menigte van lichtjes
  het [...] starrensaad: de ... als zaad aan de hemel gezaaide sterren
96 reegenen op straat: dwz. op aarde neervallen (vgl. Mattheüs 24:29)
97 Om hoogh: Van omhoog
101 De Heemel kracht: De bewegende kracht in het firmament (‘de krachten der hemelen’, Mattheüs 24:29)
102 Van voertoom vry en los: Die bevrijd en losgeraakt is van de teugel
103 Begeeluwt: Met gele plekken (wnt ii, i, 1377, deze plaats)
104 En brandsiek solferstek: En door een brandgrage zwavelstok (solfer- verbonden met Begeeluwt, pek met geswart en brandsiek met paarsch)
105 Aan glimmend sweet: Die ... glimmend in zweet is geraakt
  bruisend: ziedend
  krak aan krak: steeds verder kapotbrekend, verkruimelend

[pagina 169]
[p. 169]

106 het dak: metaforisch voor: de toplaag (het oppervlak)
109 plet: verplettert
  vry: heel veel
112 geviert: op het vuur
113 fris: koel, met koude aard (in contrast met het dan ziedende water)
114 Zielbraaken: Sterven
  haar graf: hun graf, de zee
115 de plas: het water, de zee
116 als een haard, vol glas: dwz. zoals (soms) de inhoud van een glasoven knapt
117 half ... rots: dat deels uit bos, deels uit veld en deels uit rotsbodem bestaat
119 Op 't helsch palleis: Naar beneden op het paleis van de hel
121 stuift: opstuift
  door: door ... omhoog
  't gaapende aardryk: het in de aarde gevallen gapende gat
122-123 En ... vermenght: En dat de omwentelende steden en lucht, aarde, vuur en zee dooreenmengt
124 't Al stikt verdrenkt, en senght: De wereld stikt, verdrinkt en verbrandt
126 quam: is gekomen
127 Cherubims: cherubijnen
128 heeiren Serafims: serafijnse legerscharen
129 der saalicheeden tuin: de hemel
130 yslik gebasuin: vgl. Mattheüs 24:31
131 het dal van Josafat: volgens Joël 3:2 de plaats van het laatste gericht
132-133 langs ... genoemt: bij de berg die heet naar het gewas van de olijf. Volgens Zacharia 14:4 is de Olijfberg de plaats van het laatste gericht.
133-134 of ... gedrocht: of in de lucht, waarin helse gedrochten zijn. Een andere interpretatie: of in de lucht (boven de aarde), of in de plaats waar de helse gedrochten verkeren (onder de aarde, in de hel).
135 was: is ... geworden
  bekeert: mogelijk denkt Six hierbij aan de voorzegging van de loutering van de joden (Zacharia 13).
136 Babels hoer verheert: de hoer van Babylon overwonnen
137-138 Die ... wit: Die hoer die op zeven bergen zit (Openbaring 17:9) in purperen, gouden en witte uitmonstering (Openbaring 17:4, de kleur wit zal zijn opgeroepen door de daar genoemde parels). Six doelt hier uiteraard op de kerk van Rome.
139 blaân: bladeren. Vgl. voor de uitspruitende vijgeboom als herinnering aan de wederkomst: Mattheüs 24:32-33.
141 Zoo weet: Herinner u daaraan
  zulke wonderheên: nl. als beschreven in r. 77-138
142 Komt: Zal ... komen
145 Van herten naa het graf wenscht: Zeer naar het graf verlangt (vgl. Openbaring 9:6)
146 bleeft bevrydt: (daardoor) gevrijwaard zoudt blijven (van het oordeel)
147 Indien: sluit niet aan bij r. 143-146, maar wordt opgevat in r. 149-150
  meint te: verwacht te zullen
  van: door

[pagina 170]
[p. 170]

149 Zoo loof ook: Besef daarbij dan
  die scheut: nl. het schot van dat loot
  zy: is
152 uw uitstel: u, die uitstel wenst
153 Hoe als de boom gekapt dan ploft: Op welke wijze de boom ook neerploft, als hij gekapt wordt
154 Zoo blyftse: Hij blijft
  selve: zelfde
155 Naa dat: Naar gelang
157 Schoon: Ofschoon
  voor: langer dan ... geleden
158 Vier winden rond ten roof: In het rond, ten prooi van de vier winden
159 versaamen, met den geest: zich met de ziel verenigen (bij de opstanding der doden)
160 Te voor daar in geweest: Die daar ooit in heeft verbleven
161 op 't heirryk wolkendak: met Zijn legerscharen komend op de wolken (Mattheüs 24:30)
162 Met die: Met inbegrip van hem (Openbaring 1:7)
163 Onmooglikheit staa af: Verwijder u, onmogelijkheid! (dwz. Niets zal dan onmogelijk zijn)
164 Ontwaakt: Wekt
  wyl: omdat
165 waarheit bouwt op: de waarheid baseert op
  't oude, en nieuwe boek: de bijbel
166 Ezechiel doorsoek: Leze aandachtig Ezechiël
167 Waar: Waar beschreven is, dat (vgl. het visioen in Ezechiël 37:1-14)
169 verrukkinge van sin: nl. omdat Ezechiël schrijft: ‘De hand des Heeren was op mij, en de Heere voerde mij uit in de geest, [...]’ (Ezechiël 37:1)
170 Zoo kyk de graaven in: Zie dan aan de (in de bijbel genoemde) graven af (deze aanloop wordt opgevat in r. 174)
171 Daar: Op de bijbelplaats, waar
  werd gewekt: wordt opgewekt
173 naa bem syn geest begeeft: nadat Zijn geest Hem heeft begeven. De bijzin sluit niet aan bij daar ... kruis (r. 172-173), maar is vooropgeplaatst bij r. 174. Een vrije weergave: ‘op de bijbelplaats, waar verhaald is dat men Jezus kruisigt en, na Zijn dood, begraaft’
174 Hoe meenigh graf herleeft: Dat vele begravenen herleven
175 Hoe: En lees dan ook af, hoe
  als eerstlingh: vgl. 1 Corinthiërs 15:20
177 Zoo: Evenzo
  jongst: bij de jongste dag
  aadem rept: zal leven (‘vluchtige adem in en uit zal blazen’)
178 Werd: Zal ... worden
  in een punt: ogenblikkelijk, ‘in een punt des tijds’ (i Corinthiërs 15:52). De mensen die bij de jongste dag in leven zijn, zullen dus onmiddelijk met hun heerlijk lichaam bekleed worden. Zij zullen ‘veranderd’ worden en niet eerst sterven.
181 op den toelach: omdat hij wordt toegelachen (wnt xvii, i, 513, deze plaats)

[pagina 171]
[p. 171]

182 Op aller vrenghden throon: De nieuwe mensch, die een plaats heeft op de troon van alle vreugden
183 Van gond gelas: Van gulden glaswerk (‘van zuiver goud, zijnde zuiver glas gelijk’, Openbaring 21:18 en 21:21)
  vol parlen, en gesteent: vgl. Openbaring 21:19-21
184 Ierusalems gemeent: De stad van het nieuwe Jeruzalem
185 op dien stoel: op die troon (Openbaring 20:11)
187 gekruist: gepijnigd
188 Knarst: nl. met de tanden (vgl. Mattheüs 25:30)
  druischt: kabaal maakt
189 Wat: Welke
  naa eisch: naar behoren, naar vereist
190 Maar raadsels: dwz. ‘Die voorzeggingen zijn, maar die raadsels zijn’
  het vleisch: het menselijk geslacht
191 heb olie in syn lamp: moet olie in zijn lamp hebben (nl. evenals de wijze maagden, Mattheüs 25:4)
192 onder: bij, in
193 wan: wanneer
  't vierlyvich element: de wereld, bestaande uit de vier elementen (vgl. r. 123)
194 syn talent: vgl. de gelijkenis van de talenten (Mattheüs 25:14-30)
195 Den Bruigomheer: Voor de Bruidegom (Mattheüs 25:6 en vgl. Openbaring 21:9)
  te lichten: syn talent op te heffen (Hem zijn talent aan te bieden) en als een olielampje te laren schijnen
196 ooverwinst: winst (wnt xi, 2232), verkregen door te woekeren met zijn talenten
197 welkom: welkom geheten (vgl. Mattheüs 25:21 en 23)
  dus: zo
198 Genaadigh Heemelloon: Een hemels loon, dat genade is
 
correctie Op p. 102 van de bundel van 1657 staat in r. 53 van dit gedicht lerp. In de lijst met Drukfeilen achterin de bundel is dit gewijzigd in lerv' (vgl. voor een bespreking van deze correctie het rubriekje Correctie bij gedicht no. [39]).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken