Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedichten (2 delen) (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedichten (2 delen)
Afbeelding van Gedichten (2 delen)Toon afbeelding van titelpagina van Gedichten (2 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.26 MB)

Scans (63.55 MB)

XML (4.98 MB)

tekstbestand






Editeur

A.E. Jacobs



Genre

poëzie

Subgenre

studie
verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten (2 delen)

(1991)–Joannes Six van Chandelier–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[Spadichten]

[101] Leeven te Spa (p. 163)

toelichting Dit gedicht opent de Spadichten, de enige afdeling in Six' Poësy die op grond van een duidelijk inhoudelijk criterium is samengesteld; alle gedichten hebben betrekking op Spa en Six van Chandeliers kuur aldaar. In de zomer van 1656 verbleef hij negen weken in het plaatsje om zijn pijnlijke miltkwaal met bronwater te kuren. Het is mogelijk, dat hij zijn Spadichten al eerder, vóór zijn bundel Poësy van 1657, heeft uitgegeven of heeft willen uitgeven, maar van een eerdere druk is mij geen exemplaar bekend.
  De gegevens die Six verwerkt in zijn Spadichten blijken voor een belangrijk deel ontleend aan de auteur Henri of Hendrik de Heer

[pagina 172]
[p. 172]

  (± 1570- ± 1636), die door Six ook enkele malen bij naam wordt genoemd. Zijn boek Spadacrene, Hoc est Fons Spadanus, dat in 1614 te Luik was verschenen, gold als het medische standaardwerk over de Spader bronnen en hun toepassing. Het boek had groot succes blijkens de omvangrijke drukgeschiedenis, die in de loop van de zeventiende eeuw al vijftien uitgaven telde, waaronder ook een viertal Leidse. Het werd tot diep in de achttiende eeuw, de bloeitijd van het kuuroord Spa, herdrukt (De Heer, 1645, Capitaine, 1858, p. 236-255 en Elaut, 1956). De Heer beperkt zich niet tot medische informatie alleen, zodat Six bijvoorbeeld ook de in zijn gedichten verwerkte gegevens over de oudste geschiedenis van de bronnen van Span aan zijn Spadacrene ontleend kan hebben.
  Een tweede werk dat Six kan hebben gediend als bron voor feitelijke gegevens over het kuuroord is het reisgidsje Den Wegh naar het Spaa: Maniere van leven aldaar, 't gebruik ende kracht van die Wateren, dat in het jaar voorafgaande aan dat van Six' kuur te Haarlem was verschenen. Het boekje bevat naast een te volgen reisroute naar Spa enige beknopte informatie over de gang van zaken in het plaatsje. Die informatie steunt zwaar op De Heers Spadacrene, waarnaar het boekje ook verwijst voor nadere gegevens. Het is daarom moeilijk uit te maken of Six het gekend heeft. De vermelding erin van de in Spa praktizerende heelmeesters ‘Dr. Gaan en Dr. Osier’ kan niet dienen als doorslaggevend bewijs voor Six' bekendheid met het gidsje (Den Wegh naar het Spaa, 1655, p. 6). Hij noemt deze artsen, maar hij kan ze in Spa uiteraard ook persoonlijk hebben ontmoet. Six' Spadichten staan op p. 107-141 van zijn bundel Poësy. Dit eerste gedicht, leeven te spa, staat op p. 109-119.
 
annotatie  
 
1 Spafonteinen: Spabronnen
2 deuchdsaamheit: gezonde uitwerking
  hoe: de wijze waarop men ze moet gebruiken
  van rymsel tweinen: met rijmende regels, in dichtvorm samenvlechten (wnt xvii, ii, 4550, deze plaats)
3 bobelyn: bobelin, naam die de bewoners van Spa vanouds aan de kuurgasten gaven. De afleiding van het woord is onzeker (wnt iii, i, 9, deze plaats; vgl. Michels, 1964, p. 206-207).
  daar siek, uit andre landen: dwz. zoals daar een uit het buitenland afkomstige zieke wordt genoemd
4 Gemartelt: Die voorheen is gemarteld
  van Galeen: door artsen (naar Galenus, de Antieke geneesheer)
  met hoop: in de hoop
5 weet hoe sich aan te stellen: weet hoe zich te gedragen
6 Sennert: Daniel Sennert (1572-1637), een vermaard Duits medicus. Een deel van zijn werk is in het Nederlands vertaald en bewerkt door Daniël Jonctys (vgl. de annotatie bij r. 69, hieronder).
  die voorneemt te vertellen: die van plan is te gaan spreken (bijzin bij by)
7 vry: gerust
  als zynde: aangezien hij ... is

[pagina 173]
[p. 173]

8 Door leesen, oogh, en oor, en eigen weedervaaren: Door te lezen, te kijken en te horen zeggen en door eigen ondervinding
10 Half wegh, juist van: Precies halverwege tussen
  Viviers: Verviers
  Stavelo: Stavelot
  geseeten: gelegen
11 Op voeten van: Aan de voet van
  Spalou: de Spaloumont, de berg direct ten noorden van Spa (Vannérus, 1945, p. 57-58; vgl. Michels, 1964, p. 207)
  als geschaapen: alsof het er geschapen is, alsof het er zo hoort te liggen
12 de dellingh: het dal
  oovergaapen: overzien
13 Den Heemel ... oogen: De hemel laat in de naaste omgeving zijn welgevallen in het plaatsje blijken (nl. op de in r. 14-15 geschetste wijze)
14 betoogen: overdekt
15 genooten: inwoners
16 Van binnen: In het dorpje
  een'ge schooten: op een afstand van enige (geweer- of boog-)schoten
17 Opborlen: Borrelen ... op
  uit: te verbinden met naavel
  Ardennis: Ardennens
18 Vry sarp: Tamelijk zuur
  kooperrood: ijzersulfaat (wnt vii, ii, 5531)
  nyter: salpeter (wnt ix, 2007, deze plaats)
19 quartier: gebied
  het dal des leevens: een plaats waar bepaalde nare kanten van het leven de mens bespaard blijven, een gezonde streek
20 Werd: Wordt
  het sterflot valt daar neevens: de dood volgt erop. Men is dus niet ziekelijk; elke voorkomende ziekte is een terminale.
21 Pouhon: de bron in het plaatsje zelf (tegenwoordig Pouhon Pierre le Grand geheten, Baedeker Belgique, 1910, p. 84-85)
22 Heur susters: Wat haar zusters betreft: ... (vgl. Savenier, r. 22, Geronster, r. 25 en Nimf Tonneken, r. 27)
  Savenier: la Source de la Sauvenière, ongeveer 2 km in oostelijke richting buiten het dorpje gelegen
23 van: vanuit
  silvre waatren: nl. het heldere beekje waarlangs de later zo genoemde Promenade d'Orléans voert
24 Geborsten uit een klip: Aan een rots ontsprongen
  doende: nl. Savenier ..., die doet
  schaatren: klateren
25 Geronster: la Source de Géronstère, bijna 3 km ten zuiden van het dorpje gelegen
  vliet: laat een beekje stromen
  van: vanuit
26 Omeekelt, met een plein: Op een door eiken omgeven open plek
27 Nimf Tonneken: la Source du Tonnelet, ongeveer 1.5 km buiten Spa gelegen, hier voorgesteld als een bos- of waternimf (vgl. r. 29)

[pagina 174]
[p. 174]

  de naaste: die het dichtst bij het plaatsje ligt
  alleenelyk verkoudend: die alleen verkoelend werkt
28 sich outhoudend: gelegen
29 salf: heilzaam vocht
  niet als de salfmeestersen: niet zoals het vocht dat de vrouwelijke kwakzalvers schenken
30 geldloos: armoedig en dus weinig achtenswaardig
  ydelende: ijlend (wnt vi, 1402, deze plaats)
  herssen: verstand (vgl. wnt vi, 644)
31 betoovertaal: toverspreuken (wnt ii, ii, 2237, deze plaats)
  ontallike gebreeken: talloze ziekten
32 En in, en buiten 't lyf: Zowel in- als uitwendige
  te snoo: al te doortrapt
  verapoteeken: met middeltjes behandelen (vgl. wnt xix, 167, deze plaats)
33 kostlik: kostbaar
  kostloos: gratis (i.t.t. de salf van de salfmeestersen)
  sap: vocht
33-34 de kooken Des boesems: dwz. de maag (wnt vii, i, 2591; wnt vii, ii, 5068, deze plaats)
34 van daar, waar: nl. vanuit de maag
  gestooken: gestookt, met voedsel in stand ... gehouden
35 onvoelik: onmerkbaar
  doorkruipen: doordringen
36 stuipen: krampen
37 met vroolikheit, in 't weesen: hetgeen gepaard gaat met opgewektheid in het gezicht
38 Waar op: Waarvan
  de roosebloem en leeli: dwz. de gezonde blanke kleur met rode blos
  geleesen: afgelezen (‘lezen’ betekent ook ‘plukken’)
39 Triakel: ook wel: theriak, een verbeterde samenstelling van mitridaat (zie hieronder), bestaande uit 74 bestanddelen, waartoe ook addervlees behoorde (Wittop Koning, 1966, p. 69)
  Mitridaat: samengesteld wondergeneesmiddel uit 54 bestanddelen dat reeds in de Oudheid werd toegepast (Wittop Koning, 1966, p. 69)
  van: samengesteld uit
40 Ook hinderlijk van aard: Ook kruiden die op zichzelf schadelijk van aard zijn
  nochtans: niettemin, nl. ondanks die schadelijkheid
41 Vremd: Op onverklaarbare wijze (wnt xxiii, 360, deze plaats)
42 waar [...] af: waarvan
  konst: geneeskunde
  reede: verklaring
43 gallen: galvochten
  slym: flegma
  verbrandende: die (nl. de gallen die) verzengen
  verkouwende: dat (nl. het slym dat) verkilt
44 benouwende: die (nl. de gallen en het slym die) belemmeren

[pagina 175]
[p. 175]

45 Oorsaaken: nl. gallen en slym
  verdunnen: worden dun
  deurgesneeden: als ze zijn opengelegd (door het bronwater)
46 gedreeven: doordat ze ... gestuwd worden
47 draaijend: duizelig, draaierig
  raakt vast: wordt helder
  sinkingen: aandoeningen van delen van het lichaam ten gevolge van de inwerking van kwade lichaamsvochten
48 bloedwel: bloedbron
  stopt: raakt afgesloten
  Ontsteeke: Ontstoken
  ooghappels lynen: oogadertjes
50 Versterkt: Wordt beter
  greetich, naa: begerig naar
51 ontveetert: van zijn boeien ontdaan (wnt x, 2014, deze plaats)
52 brandigh: ontstoken, branderig
  verbeetert: verlost
53 loose: long (wnt viii, ii, 2909, deze plaats)
  lenght: laat ... langer duren, brengt ... tot rust
54 ontstopt: raakt open
  schiet: loost
55 vyf rivierkens: nl. de vijfvingerige darm
56 lescht: dooft uit
  ontsweert: genezen van het zweren (wnt x, 2073, deze plaats)
  kristallen: het niergruis (voorkomend bij het graveel)
57 Verbryslen: Verbrokkelen
  met: evenals
58 klaatert: ratelt (ook als aanduiding voor het geluid van onweer, wnt vii, ii, 3552)
59 den loop: de diarree
60 De witte bloedvloed: dwz. Het zweet
  de sluisjes: dwz. de poriën
61 loopt ter zee: loopt op de gewone wijze weg
  bluschen: uitdoven
62 met: door
63 Dies: En daarom
  Spaansche: bijv. naamwoord dat (naar analogie van de in de zeventiende eeuw vaste combinatie Spaanse pokken) syphilis aanduidt
  berk: roe van berketwijgjes (vgl. ook: Spaans rietje). De ziekte is dus een straf.
64 Versoent sich: Wordt daarvan ontslagen
65 om: naar
  erven: erfgenamen, nageslacht
 suchten: smachten
66 uit: na het drinken uit
  die Nyltjes: zo aangeduid omdat de Nijl bekend staat als een vruchtbaarheid schenkende rivier
  te bevruchten: zwanger te geraken
67 die de maane niet sien schynen: gewone uitdrukking voor ‘die geen menstruatie hebben’ (wnt ix, 30, deze plaats)

[pagina 176]
[p. 176]

69 had ik: als ik ... zou hebben
  Ionktys: Six doelt hier op de Verhandelingh Der Toover-Sieckten (1638) van Daniël Jonctys (1611-1654), die blijkens de titelpagina ‘Wt verscheyde Latijnsche Boecken D. Sennerti vertaelt, en by een geschickt’ is (Van Lieburg, 1979, met name p. 154-162; vgl. r. 6, hierboven).
  wat [...] al voor: wat voor ... niet allemaal!
70 Genees'lik: Die te genezen zijn
  Spadekreen: de Spabron (vgl. Spadacrene, de titel van het boek van de medicus De Heer over de minerale bronnen in Spa)
71-73 Gelyk [...] Zoo: Evengoed als ... ook
71 rechtvaardicheit gehoont: gekrenkte rechtvaardigheid (als eigenschap van God)
72 noch tienmaal swaarder waardigh: die nog tien maal zwaarder straf waardig zijn (vgl. Psalm 103:10)
74 Om geensins hoopeloos, in duister te versinken: Teneinde de mens in geen geval zonder hoop in duisternis te laten wegzinken
75 van: van ... af
  suchten: ziekten
76 vergunde: bepaalde
76-77 men ... soeken: dat men ... (lijdend voorwerpszin)
  vruchten Van heil: heilzame voortbrengselen van de natuur
78 te verren: te ver verwijderd (nl. te ver om naar Spa te komen)
  boeken: delen van de wereld
79 geisingh: genezing, geneeskrachtige middelen (wnt iv, 918, deze plaats)
  en ander nat: en opdat ander vocht
80 Vergeefs niet waaren: Niet vruchteloos zouden zijn
81-82 Om ... haaken: bijzin, sluit aan bij r. 76-77
82 van natuur, lichtvaardigh haaken: die van nature lichtvaardig oordelen, maar al te zeer neigen
83 menisoen: of ‘melisoen’, dwz. rode loop, buikloop (wnt ix, 485, deze plaats)
  koude gicht: artritis (wnt vii, i, 295, deze plaats)
84 heupepyn: jicht
  milten hard: verharde milten. Kennelijk een andere aandoening dan Six' ‘verstopte’ milt (vgl. r. 54-55).
85 Geraaktheid: Verlamming die optreedt na een beroerte (wnt iv, 1614)
  laasery: melaatsheid, lepra (wnt viii, i, 1197)
86 troost: uitkomst
  plaasters: heelmiddelen (in het algemeen)
  hier: nl. in Spa
87 Naa: Naar
89 Niet juist: Niet per se. Dezelfde weerlegging van een kennelijk wijdverbreide opinie omtrent het juiste seizoen voor een waterkuur geeft Henri de Heer in zijn Spadacrene. Tegenover het met enige spot geciteerde Spader gedichtje ‘Mensibus in quibus R, non debes bibere water’ stelt hij zijn mening: de kwaliteit van het bronwater is niet zozeer afhankelijk van het seizoen als van de regenval en een natte zomer kan nadeliger zijn voor de heilzame werking van het water dan een droog ander seizoen. Toch zijn de zomermaanden meestal het droogst en

[pagina 177]
[p. 177]

  dus het gunstigst voor een kuur, oordeelt De Heer, en de zomer biedt bovendien het juiste weer voor gezonde beweging in de open lucht zonder ongezonde abrupte afkoeling van het lichaam (De Heer, 1645, p. 108-112, het gedichtje op p. 109).
90 Maar die: Maar in maanden die
  ontroeren: in hun werking aantasten
91 wyl: omdat
  gelyk met pypen: als met luchtkanalen
92 aan 't sypen: bij het doorsijpelen
93 deuchd: goede werking, kracht
  verbastert: aantast, ‘versnijdt’
94 dan: nl. als het regent
  suidwel: de zuidelijke bron, Géronstère
  ongelastert: onaangetast
97 Nochtans: Ondanks dit alles (nl. ondanks de bovenstaande overweging omtrent het tijdstip van de kuur)
97-101 de ... waater: onderwerp bij de persoonsvorm Werd (r. 102)
  de maai gevolght, van aile soomermaanen: de maand mei, gevolgd door alle zomermaanden
98 Terwyl: Als
  bequaame weegen baanen: dwz. juiste gelegenheid bieden
101 afgedronken taak: verplichte dronk (vgl. ‘afgedane taak’)
  daagelyksche: dagelijks te drinken hoeveelheid
102 Werd voor bequaamst gekeurt: Wordt de geschiktste tijd voor een kuur geacht
102-104 Doch ... bevonden: Maar, als het droog weer is, ook al is het later (na de zomer), ja, zelfs bij de strengste vorst, als het maar ‘zomert’ (droog is) in de bodem, dan blijkt het net zo goed, ja zelfs op zijn best te zijn.
105 kristallen: kristalheldere bronnen
106 als een dorstigh beest: vgl. Richteren 7:5-6
107 Om meenighmaal zoo veel, als wellust zou behaagen: Omwille van vele malen meer water dan de behoefte al zou bevredigen
108 schuilen reeglen: zijn verborgen regels
  voor de blinden t'ondervraagen: die de onwetenden moeten navragen
109 Des naanoens aangelandt: Als men 's middags gearriveerd is
  bevraaght: informeert
  wie kan heilen: wie de geneeskunde uitoefent
110 om in 't ooghmerk niet te feilen: om het beoogde doel niet te missen
111 dan: anders dan
112 grootsche: trotse
113 Belyden, wat men lydt, om sonden recht te lyden: Belijden dat, wat men ook aan ziekten te verduren heeft, men die naar recht, om eigen zonden, lijdt
114 Hulp: Vergeving, Verzoening
  syden: zijde (vgl. Johannes 19:34)
116 quaad: nadelig
117 daar naa: nl. na zich tot God te hebben gewend
  heeft dubble weegen: dwz. biedt de zieke een keuze uit twee mogelijke visites

[pagina 178]
[p. 178]

118 kloeken: geleerde
  Gaan: een Luikse medicus Jean Gaen komt voor in een uitgave van een deel van de notariële archieven van Spa; hij liet op 23 augustus 1668 akte opmaken van de verhuring van een deel van zijn huis ‘scituée en la ville de Liége sur le Pont d'Isle qui s'appelle Rome’ (Body, 1887, p. 36).
  Osieer: Charles d'Ogier of zijn zoon Michel d'Ogier, vooraanstaande medici te Luik die de geneeskrachtige bronnen van Spa hebben bestudeerd (Body, 1887, p. 36-37 en Capitaine, 1858, p. 257-258). ‘Dr. Gaan en Dr. Osier’ waren volgens de reisgids Den Wegh naar het Spaa, 1655, p. 6 de ‘principaalste’ artsen in Spa.
119 Hippokratiseeren: als artsen optreden
120 Ervaaren ... ontbeeren: Die uit ervaring weten welke bron men nodig heeft of niet mag gebruiken
121 Hy: dwz. De arts tot wie men zich heeft gewend
122 verviel: ‘instorting’, dwz. ‘te drinken’ (van vervallen)
  des morgens: de volgende ochtend
123 Aan: Wat betreft
  lichte: niet ernstige
124 Al ... aaderlaater: Alvorens men op de derde dag bevreesd de behandeling van de aderlater afwacht
125 neemlik: aannemelijk (wnt ix, 1837, deze plaats)
126 Doorvreeven daadelmergh: Fijngewreven vruchtvlees van dadels (wnt iii, ii, 3111)
  in eedik eerst te weeken: dat eerst in azijn te weken moet worden gelegd
127 Turbit: turbith, de wortel van de thapsia, gebruikt als purgeermiddel (Chomel vi, 3638-3639)
  Scammone: purgeermiddel vervaardigd uit ‘Klokjes-winden uit Sijrien’ (Chomel vi, 3226)
128 Kordus: Valerius Cordus (1515-1544), een Duits medicus en botanicus. Hij is vooral bekend geworden door zijn farmacopee Dispensatorium (1546). Ik vond in een latere druk van dit werk (een druk die Six gekend kan hebben) onder de Syrupi een purgerende Mel emblicorum, waarin in honing verduurzaamde behennoten zijn verwerkt (Cordus, 1651, p. 176).
129 siroop van roos: rozensiroop, als purgeermiddel (wnt xiii, 1312)
  Pers: perzik. Dodonaeus' Cruydt-Boeck noemt een perzik stoppend (wnt xii, i, 1260, deze plaats).
  Spader pillen: speciale buikzuiverende pillen uit Spa (De Heer, 1645, p. 98 geeft recepten voor deze pillen)
130 heiligh bitter: of bitterheilig, bitter geneesmiddel met purgerende werking (wnt ii, ii, 2752)
  rha: purgeermiddel uit de wortel van de rabarberplant (wnt xii, iv, 716, deze plaats)
  Kassie: geneesmiddel uit de vrucht van de Cassia-boom (wnt vii, i, 1731)
  stillen: stoppen (of: het lichaam tot rust te brengen?)
131 Gevordert: In hun werking geholpen
  gesooden: gekookt

[pagina 179]
[p. 179]

132 van bierenbrooden: die bestaat uit papjes van bier
133 voorbereidingh: wijze van bereiden
  walght: doet walgen
134 sie: moet zien
  't silver: nl. van de drinkbeker van de apotheker
135 voorts: vervolgens
135-136 dry toogen, Uit zoo veel glaasen: dwz. drie glazen totaal
136 vyf paar oncen: 307 gram. Een once is het twaalfde deel van een medicinaal pond, dat gelijk is aan 368,4 gram (Wittop Koning, 1966, p. 89).
  moogen: bevatten
137 Dus weer: Hetzelfde opnieuw
138 Vroegh: In de vroege ochtend
  gemeenelyk: meestal (waarschijnlijk afhankelijk van de kwaal)
139 Werwaarts: Waarheen
140 trossen: dragen (wnt xvii, ii, 3356)
141 Met dat: Op het moment dat (nl. in de ochtend van de vijfde dag)
142 voor d'eerste twee: in plaats van de twee glazen die men de voorgaande dag heeft gedronken
  Nimf Sabine: de Sauvenière-bron
143 gebied zoo langh te dienen: raadt hij aan zo lang met het drinken voort te gaan(?)
144 reekeningh: optelsom
  cyffren: nl. het aantal glazen
  vertienen: tot tien laten oplopen (dwz. dat er uiteindelijk 100 oncen, 3.07 kg, dus ongeveer 3 liter water per dag -vóór de eerste maaltijdgedronken moest worden)
145 somtyts: soms (te verbinden met baart, niet met meer)
146 soete riet: lekkere water (rijt: natuurlijke waterloop, wnt xiii, 430)
147 pooijen: vol ... drinken (wnt xii, ii, 3312, deze plaats)
148 Verkoudt: Maakt koud
  syn: nl. van de maagh (r. 147)
149 Die: Zij die
  let: schade (wnt viii, i, 1628, deze plaats)
150 Beklaagen sich: Hebben spijt van
  ontheiligen: vervloeken
151 tachtigh: nl. 80 oncen. Men mag dus niet minder dan ongeveer 2.5 liter drinken.
152 Gelyk: Net zoals
  halve drank: slechts voor de helft toereikende drank
  des geisers: van de dokter (wnt iv, 918)
  machtigh: in staat
153 middelrijft: halverwege het lichaam. Men hoeft hierbij niet speciaal aan het middenrif te denken.
154 Waar [...] in: sluit aan bij middelrift
  Ibis bek: metaforisch voor: de tuit van een klisteerspuit. Volgens Plinius (Naturalis historia viii, xli, 97) is de ibis in staat zichzelf met de snavel een klysma toe te dienen.
  sproeten: spuiten (wnt xiv, 3091, deze plaats)
155 elken misslach: elk onjuist gebruik van het water

[pagina 180]
[p. 180]

156 Is stof: Is materiaal voorhanden
  langen: breedvoerige en daardoor saaie
157 sangeressen: muzen
158 Prins: heer en meester
  Fonteingod, en Godessen: die ... god en godinnen van de Hippokrene zijn
159 Een maand of twee: sluit aan bij Volhard (r. 157)
  kom weer, naa 't eischen der weedommen: kom nog eens, als de kwalen dat vereisen
160 Uitscheidende: Als u ophoudt
  daal allengs: laat de hoeveel water geleidelijk afnemen
  gelyk geklommen: zoals u die hebt laten toenemen
161 wenste: gewoonte
  in: in geval van
162 Te haastigh: sluit aan bij Veranderingh: ‘Als die te snel verloopt’
  natuur: de gezonde doorstroming
  daar teegenstreevigh: die in dat geval tegenwerkt
163 dorre: broze
164 zyn se recht: als ze recht zijn
  met niemendal: zonder iets
165 de scheiders: de mensen die weggaan
  niet ontraaden: met kracht aanraden
166 Te suivren: Zich te laten zuiveren (dwz. purgeren)
  aaderlaat: een aderlating (wnt Suppl. 1, 403, deze plaats)
  Akens baaden: de heilzame warme baden in Aken
167 In: Bij
168 suikre Oranje schellen: gekonfijte sinaasappelschillen (‘oranjesnippers’)
169 winden: boeren
  rauw: direct uit de natuur afkomstige en daardoor wat lastig te verduwen
  rupsinge: oprispingen
170 Ook twintigh treen: Ook moet men in twintig etappes per glas drinken
  elk derde: elk derde glas
  poosen: pauzeren
171 Langs trappen daalende, kan 't bet den maagh verwarmen: Als het water in etappes naar beneden zakt, kan de maag het beter opwarmen
173 hoe warmende: hoe men zich ook verwarmt
174 verkropt: verstikt
  korts aan: kort erop
  op doen volgen: laten volgen
175 reegelwys het voorschrift heel: geheel volgens de voorgeschreven regels (wnt iii, ii, 3377 veronderstelt hier echter een combinatie ‘het voorschrift drinken’)
176 Vermach men langer dan een uurtjen quaalik slinken: Kan men bezwaarlijk vertragen tot langer dan een uurtje (dwz. dat men binnen het uur wel klaar moet zijn met drinken)
177 gins, en weer: heen en weer
178 pryselyk: aan te raden
179 Daarom: nl. omdat men zich moet beschermen tegen het koude water
  hedree warm: ziek in een warm bed liggend (bedderee: bedlegerig, wnt

[pagina 181]
[p. 181]

  ii, i, 1130, deze plaats)
  vuurende: een haardvuur stokend
180 dicht: geregeld (?)
  weinigh onbequaamer: niet veel minder bevorderlijk
181 lyk: hoewel
  andre twee: twee andere, nl. Pouhon en Géronstère. Tonnelet gold als verkoelend, niet als heilzaam (vgl. r. 27 en r. 187-188).
  vlieten: stromen
182 Zoo mach niet ieder siek de selvige genieten: Daarom kan nog niet elke zieke daarvan gebruik maken
183 Lyk: Evenals
  doos: doosje
184 iet sonders mee te deelen: iets specifieks te bieden
185 brenken: gebrekkigen, zieken
  een: één
186 gemenght: nl. water uit meerdere bronnen
  golpen: opslokken
188 maatigh: met voorzichtigheid
189 de bergen doen hem sweeten: nl. als de kuurgast die bergen beklimt
190 het reusel: het vet
  dient er niet geseeten: mag men niet gaan zitten
191 maar vuur: maar dan is het raadzaam de warmte van een vuur op te zoeken (dan dient er [...] vuur)
192 als men met besweete paarden handelt: nl. als men die laat kalmeren
193 strax: plots
  winterlyke: koude
194 stremmlend ruet: stollend vet (reut of roet is dierlijk vet, wnt xiii, 833, deze plaats)
  aan arger quaad te koomen: groter narigheid op te loopen
195 in ervaarentheit geleegen: die uit ondervinding blijkt
196 naakt: overduidelijk
197 oordeel: ‘de gave van het onderscheid’
  Galeen: Galenus, de Antieke geneesheer (vgl. r. 4)
198 plaagh: ziekte
  geraakt: genezen (deelwoord)
  vreesen: nl. dat men ook door het water niet beter zal worden
  verhoopen: nl. na een zekere verbetering van de toestand
199-200 wat teiknen dat [...] Vertoogen: welke bewijzen ... leveren
200 begonnen: zijn begonnen met
201 der artsenyen seegen: de zegening van de medicijnen
202 voor, en achterreegen: metaforisch voor: water en gevoeg
203 liep tonneelen: ‘scènes maakte’ (wnt xvii, i, 1244, deze plaats), dwz. door zijn buitenissig gedrag de aandacht trok
204 bronde: loosde (hier: braakte)
  uit verbeeve keelen: ‘uit zijn hoogste lichaamsopeningen’ (dwz. menigmaal uit zijn mond)
205 wyn: metaforisch voor: braaksel
206 Fonteinen: Lozen (vgl. bronde, r. 204)
  vervuilt: in vervuilde vorm (nl. in de vorm van urine, door de lichaamsstoffen vervuild)

[pagina 182]
[p. 182]

207 draait de kop: duizelt het
  omgesweepte: met een zweep aan 't draaien gebrachte
  toppen: tollen (wnt xvii, i, 1434, deze plaats)
209 op de klink: ‘gereed om te laten zakken’. De klink is het tussengezette stuk stof in een broek, dat de broekdrager meer ruimte verschaft (wnt vii, ii, 4090).
  licht te lichten: gemakkelijk op te beuren
210 Vlien schierlyk loofwaards, en ontlaân de buikgewighten: Vluchten gehaast de bosjes in en ontdoen zich van de buiklasten
211 Het groote, en kleine Spa: vgl. ‘de grote en kleine boodschap’
212 wormen: ingewandswormen (of, metaforisch: drollen?)
  lossen: lozen
213 stokken: mensen met wandelstokken
214 planten: plaatsen, laten ... achter
  schildwachten, neevens fluiters: poep en pies (wnt xiv, 680, deze plaats;
  fluiters: eigenlijk: mensen die aan 't wateren zijn, vgl. wnt iii, iii, 4588)
215 Gelyk: Omdat, Aangezien
  van: door
216 raadt: dwingt
  schuldge liefd: verschuldigde opofferingsgezindheid (wnt xiv, 1205, deze plaats), nl. om een aalmoes te geven
217 Die: Hij, die (nl. God, Die)
  leevende: werkzame
218 Om niet: Voor niets
  schaamelen, en kleinen: armen en onaanzienlijken
219 In syne plaats gestelt: vgl. Mattheüs 25:40 en 45
220 willigh: gewillig
  laas: och!
221 wisser merk: zekerder bewijs (nl. dan het bewijs van r. 202-214)
  weide: het naar buiten gekomen vocht (gewoonlijk bij het kaasmaken). Ook Galenus (i, xv, 58) vergelijkt de nierwerking met het proces van kaasmaken.
222 van leeverbloed sich scheidde: zich heeft afgescheiden uit het verse leverbloed (vgl. de annotatie bij het volgende gedicht no. [102], r. 45)
223 keelen: openingen
224 deelachtich aan: en die steeds voorkomt bij
  sondigende: slecht functionerende
225 sleept: levert met kracht
  klaarblykelyk: overduidelijk
  het teeken: het bewijs
226 glas: urinaal
  verbeeldt: tot uitdrukking komend
  Ferneels kompasche streeken: de windstreken van Ferneel (dwz. de diagnose die hij stelt); bijstelling. Fernelius, of Jean Fernel, is een zeer vermaard Frans medicus (1497-1558), wiens invloedrijke medische werken na zijn dood verzameld werden uitgegeven onder de titel Universa medicina (1567). In Six' tijd werd hij aangevallen op zijn belangstelling voor uroskopie bij de medische diagnostiek (Sherrington, 1946, p. 168).

[pagina 183]
[p. 183]

227 aan: bij
229 onachtsaam, op: geen gehoor wilden blijven geven aan
  de waatrige gebooden: de eisen van het water
230 t'oopenen: open te gaan
  Heilinghgooden: nl. artsen
231 betaamelyke: verplichtende (wnt, ii, ii, 2203)
232 staat er: nl. in die wet
233 Gelyk: Aangezien
  uit ooverlast, geoordeelt: aan overbelasting van het lichaam wordt toegeschreven
234 wulpsche: overladen
  voordeelt: baat brengt
235 al wat lekkert: alles wat lekker smaakt
236 De heilversoeker: De gene die de gezonde werking op de proef stelt
  kan sich heeter niet verbranden: dwz. kan zich geen groter narigheid op de hals halen, dan door dat te doen
237 Schoon 't laaken zy verguldt: Al is het tafellaken opgesierd
238 een, of twee: nl. een of twee gerechten
  af te wysen: te laten verdwijnen
239 beulingen: worsten
240 een sterke maagh: zelfs een gezonde maag
  kroppen: verstouwen
241 eeven dra: zo vlug
242 grofste: vetste, dikste
  quaadgyligh: kwaadsappig (doordat ze slechte chijl opleveren, of de vorming daarvan bevorderen. Chijl: het door het lichaam uit het voedsel gewonnen vocht dat bloed aanmaakt, wnt iii, ii, 2012, deze plaats)
244 schynt: lijkt
  kout: gezellig praat (vgl. gekaauwt, r. 243)
246 noodigh: noodzakelijk
247 niet gesint: zonder reisgenoten, medepatiënten (wnt iv, 2217)
248 dry, of neegen: nl. teneinde een tafelschikking van vier of tien personen te krijgen (en omdat dit gelukkige getallen zijn?)
249 Versaadight: Voldaan
  oirber: raadzaam
  sich te spaanen: zich uit de buurt te houden
250 verplaisierigers: onmatige pretmakers, fuifnummers
  Nomentaanen: zwelgers. Eigenlijk: inwoners van Nomentum, de Antieke stad nabij Rome (nu Mentana) die in de Oudheid vermaard was vanwege haar overvloedige wijnproduktie.
251 die: hen die
  met de Sonne: bij zonsopgang
252 net: precies
253 noch [...] niet: kennelijk was de tijd tussen zonsopgang en eerste maaltijd bedoeld om het water het lichaam min of meer geheel te laten passeren.
  blaastap: de urineleider
  ontloopen: uitgelopen
255 Naa: Op
  geryven: van dienst zijn (wnt iv, 1670, deze plaats)

[pagina 184]
[p. 184]

256 Gesooden: Gekookt
  Wyl: Aangezien
  meest de: de meeste
257 ongeloste: niet geloosde
257-258 keur [...] voor 't best: kies als het gezondst ... uit
257 speeten: gerechten van het spit
258 Dies: Daarom
258-260 meer ... grooter: onderwerp bij Werd (r. 261)
258-259 bloedigh sweeten, De hyse van het schaap ontbraaden: het bloederig gezweet dat bij het braden uit de schapebout te voorschijn komt (wnt vi, 748, deze plaats)
260 klein, of grooter: bepalingen bij gevoogelte
261 voor: als
262 doopsels: sausen, ‘dressings’ (wnt iii, ii, 2906, deze plaats)
  wel: lekker
263 limoen: citroen
264 gedyen: pakken uit
266 al sat: die geheel en al verzadigd is
  t'oovermasten: met voedsel te overladen (wnt xi, 1893, deze plaats)
267 afdryven: vocht uit het lichaam verwijderen
269 schaamel: arme
269-270 hoeft [...] geensins te wyken: evenaart zeker
270 In: Wat betreft
  heeren: heerlijke (wnt vi, 338)
271 Hibles rysen: de takjes van Hybla, dwz. de takjes van de wilg. Vergilius' Ecloga i, 54 prijst de bloesem van de wilg als honingleverancier voor de bijen van Hybla.
272 roopoot: rode patrijs, die met name in Spanje voorkomt (wnt xiii, 1217, deze plaats)
  Moreen: de Sierra Morena, de bergketen ten noorden van Córdoba (vgl. gedicht no. [54])
  dees: deze (nl. deze uit het gebied van Spa)
273 Het Kooninghlyk korret: De tonijn of Spaansche makreel, zoals men die vis vroeger wel noemde. Six associeert hier ‘Spaans’ met Kooningblyk (wnt vii, ii, 5636; Chomel i, 434 en iv, 1944-1945).
  eel, gelyk: even edel als
  korretten: caurettes, vogels die alleen in het gebied van Spa voorkwamen en op kwakkels leken (wnt vii, ii, 5682)
274 mocht: was ... in staat
  Apicius: Caelius Apicius, vermaard Romeins gastronoom en veronderstelde auteur van De re coquinaria libri x, een kookboekje
  daar op wetten: daarin zetten (letterlijk: daarop scherpen)
275 Kalekoetsche: kalkoense
  pruts: ongenaakbaar, trots
276 veldhoen: patrijs
  stukken: kapot, in stukken (wnt xvi, 371, deze plaats)
277 kapoenen: gesneden hanen
278 hoenen: kippen
279 Laakenveldsche: uit Lakerveld (bij Gorkum) afkomstige. Lakerveld was vermaard vanwege zijn vlezige kippen (Van der Aa, Aardr. vii, p. 20).

[pagina 185]
[p. 185]

  in gyl: door en door sappig
  een klein: een klein beetje geld
280 Krammesvoogels: kramsvogels, zo genoemd omdat ze graag jeneverbessen (krammetsbeziën) eten (wnt viii, i, 90, deze plaats)
  jeneever: jeneverbessen
  stroopen: roven
282 starten: verzamelnaam voor een aantal soorten zangvogeltjes wier naam eindigt op -start of -staart (bijv. de verschillende soorten rooden kwikstaartjes)
283 Zoo [...] als: Zowel ... als
  opgeschoote looten: in de lage begroeiing
284 oostwaaijende: als zij door de wind naar het oosten worden geblazen (of: bij oostenwind?)
286 aasen: voedsel zoeken
287 't leelik aangesicht: het ongemakkelijke gezicht
  een maans quartier: een van de schijngestalten van de maan (hier: volle maan)
  verschoonen: opvrolijken tot
289 wyl: omdat
  in twyffel hangt: wordt betwijfeld
  baaren: opleveren
290 draai: mag ... draaien
291 Hen: Aan hen (nl. aan de lustge mensen uit Luik)
  schaf: kan ... voorzetten
 Spasop, gestooft, gebraân, gebakken: Soep en gestoofde, gebraden en gebakken gerechten uit Spa
292 't blaauwe kalf: het nuchtere kalf (wnt vii, i, 926)
  hart: hert
  krakken: een soort duiven (wnt viii, i, 63, deze plaats)
294 die een Pausendisch vercieren: die sieraden voor een pauselijke tafel (zouden) zijn
295 swaarmoedigh: melancholisch
296 wind, en steenich: gassigheid en nier- en blaasstenen veroorzakend
  aaderslot: afsluiting in de aderen
297 dischknecht: kelner
  brekkliken: zieke
298 Schenkt: dwz. Moet schenken
  druif: metonymisch voor: wijn
  verne Moeselvoeders: vaten oude Moezelwijn (wnt xx, 1536 en xxii, 92)
299 trouw: zuiver
300 rauwicheit: vgl. rauw, r. 169
301 Lust u de proef eens: Zoudt u eens willen proeven
  Aïsche: uit Ay, in het Champagnegebied, dat vroeger ook een gebied was van rode wijn (Paronetto, 1981, p. 254-255)
  Beaunsche: uit Beaune, in het gebied van de Bourgogne (Paronetto, 1981, p. 270-271)
302 verwt: kleurt
  robynen: robijnrood gekleurde wijnen
303 't kristallyn: het kristallen glas

[pagina 186]
[p. 186]

304 eel: edel
  veroudert: die vroegtijdig verouderd is
305 Wat hoeft men: Waartoe zou men ... nodig hebben
  by: door
  gesooden: gebrouwen
306 slymbren: flegma vermeerderende
307 voorrecht: eerste gerecht (hier ook het hoofdgerecht)
308 Spabeschuit: Spa-biscuit, van tarwemeel, eieren, boter, room enz. (wnt xiv, 2546, deze plaats)
  ronde pruimen: een speciale variëteit pruimen (wnt xii, ii, 4615)
309 gekaneelt: met kaneel bestrooid
  Santische rasynen: Sultana's, rozijnen uit Klein-Azië. Eigenlijk: uit het gebied van de Antieke stad Xanthus of de gelijknamige rivier in Lycia.
310 Kraamsuiker: Suikerwerk dat gewoonlijk werd aangeboden aan gasten die op kraambezoek kwamen (Schotel, Huisgezin, p. 32 en p. 39-40)
  Siviljes: Sevilla's
311 Oranjen: sinaasappels
  Maderische: van Madeira
312 Kandysich celeri: selderij, in kandij gekonfijt
312-313 de noot t' Alep gelaaden, Ompurpert oover groen: de pistachenoot die vanuit Aleppo (het knooppunt van een aantal karavaanroutes in Syrië) werd aangevoerd. Pistachenoten hebben een roodbruine kleur aan de buitenzijde (Ompurpert) en zijn van binnen lichtgroen (oover groen). Zij hebben een ‘matig verwarmende, openende, zeer voedende en versterkende kragt’ (Chomel v, 2715-2716).
313 pinglen van Katlooners: pijnappels van de Cataloniërs. De eetbare pitten van de kegels van pijnbomen, die onder meer in Spanje werden verbouwd, hebben ‘een zeer verzagtende, vervrisschende, oplossende, voedende en vetmakende kragt’ (Chomel v, 2702-2703).
314 wacht op haar belooners: dwz. dan moet men afrekenen
316 pesten: zelfst. naamwoord
  blyven buiten: moeten achterwege blijven
317 De tweede taafel: Het diner
  voeghlik: op het juiste moment
318 de noen verteert: als het middagmaal verteerd is
320 opgedraagen: opgediend
321 hartsjee: hachee
  week: zachtgekookt
323-324 aan [...] min vergaapen: minder de aandacht richten op
323 om soeter slaapen: met het oog op een aangenamer nachtrust
324 En met een leege maagh te drinken: nl. de volgende ochtend
325 't Saisoen: De tijd van de dag (wnt xiv, 1292, deze plaats)
  bobelyns: vgl. r. 3
327-328 Zoo [...] Als: Zowel ... Als
329-330 gemeen ontstaan van waaterdampen, En 't noenmaal: die gewoonlijk ontstaat door de dampen die het water opwekt en door het middagmaal
330 swaarmoedelyk beklampen: met melancholie bedrukken
331 ontrent die tyd, geneegen wegh te lekken: die rond die tijd (nl. na het middagmaal) gewoonlijk weglekt

[pagina 187]
[p. 187]

332 anders: nl. als men wèl een middagslaapje doet
  pot: dwz. galblaas
333 Zoo [..] ook: Net zo
  ontydelyk genoomen: als men die op het verkeerde moment neemt
335 Dies: Daarom ook (vgl. r. 325-328)
  oeffeningh: lichaamsbeweging
  gekooren na de tyden: die aangepast is bij de tijd van de dag
336 Waar imand, sonder leed, niet treeden kan besyden: Waar niemand buiten kan zonder nadeel te ondervinden
339 Vermaakt om: Aangenaam gestemd door
340 veelverwich: bloemen van meerdere kleuren
  een hoepelstok vercieren: een wandelstok met een tuil bloemen (een hoep of hoepel, wnt vi, 812-813) opsieren
341 by den Kapucyn, in 't klooster: in de tuin van het klooster van de Kapucijnen te Spa, die door de stichter was opengesteld voor leken. Men kon er wandelen langs aangelegde paden en zich vermaken met spelletjes (Hildebrand ii, 1946, p. 285-286).
341-342 berke bollen [...] rollen: klootschieten (ook ‘rollen met den bol’, beugelen of klossen geheten), een soort jeu de boules, waarbij het er echter om ging zo ver mogelijk te gooien. De kloot was een met lood verzwaarde, houten (hier berkehouten) bal (Pluis, 1979, p. 156).
344 saftgereide: kalm-herhaalde (vgl. wnt iv, 1655)
  branden: een brande is een van oorsprong Franse dans, in hoofdzaak bestaande uit zijwaartse passen, beurtelings naar links en rechts, achtereenvolgens door verschillende personen of paren uitgevoerd, en besloten met een algemene rondedans (of saltarelle). Er waren tal van varianten op dit basispatroon (wnt iii, i, 1055, deze plaats; Muller, 1897, p. 109).
345 het sweet hem uit wilt breeken: lijdend voorwerpszin: ‘dat het ...’
346 met: op het moment dat
  laat [...] steeken: moet ... achterwege laten
347 Met dat: Zodra
  hukken: zakken (wnt vi, 1293, deze plaats)
348 kryght: pakt
  verkeer: het triktrakspel (wnt xx, 114, deze plaats)
  of twaalf, of neegenstukken: de stukken voor het marellen (of morellen). Het marelspel is een bordspel met twaalf of negen stukken of schijven (wnt ix, 1128; mnw iv, 1169).
349 quinkleeren: zingen
350 versiert een spulletjen, met eeren: bedenkt een eerzaam tijdverdrijf
351 de koele speelvalleijen: de zogenaamde ‘Promenade de quatre heures’ in Spa; een laan aan de westzijde van Spa, die om vier uur 's middags in de schaduw van de bergen rond Spa ligt en dan koel genoeg is voor enige lichaamsbeweging van de kuurgasten (Tydkortingen, 1735, i, p. 177)
352 Prikt met de wandelstok: dwz. Speelt een soort steekspel (vgl. gedicht no. [113], r. 57-60)
  schiet: werpt
  't netst: 't nauwkeurigst

[pagina 188]
[p. 188]

353 Dry uuren spaader: Drie uur later (dwz. om zeven uur, als men zich naar ‘la Promenade de sept heures’, evenals ‘la Promenade de quatre heures’ aan de westzijde van Spa, begeeft)
356 dat: hetgeen
  loop, en darmesnydingh: diarree en snijdende pijn in het gedarmte
  baarde: ten gevolge zou hebben
357 quaad: nadelig
358 in 't beste van het mallen: ook al is er dan de meeste pret
359 geleegen strax tot rusten: door zich direct te ruste te leggen
361 herknaauwt: herkauwt, dwz. terdege heroverweegt (wnt vi, 623, deze plaats)
  sich geist: zichzelf geneest (wnt iv, 918, deze plaats)
  met wel daar naa te stellen: door zich er goed aan te houden
362 't rym: nl. dit gedicht
  Gaa: Kan ... gaan
 
correctie Op p. 117 van de bundel van 1657 staat in r. 304 van dit gedicht en ziel. In de lijst met Drukfeilen achterin de bundel is dit verbeterd tot een ziel.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken