Verzamelde gedichten. Deel 1

[p. 114]

Provinciale

De regen laat niet af
Zich op 't stadje uit te storten,
Als een Lied ohne Worte,
Uit den treuren gespeeld.

Een vrouw, nog ver van 't graf,
Vindt den Zondag ondraaglijk,
Maakt 't zich lijflijk behaaglijk,
Vroeg in bed: haar bezit - onverdeeld.

En lang als 't regenruischen
- Slepende begeleiding -
Houdt de klacht van de kuische
Aan, om ontwijding
Waar de ziel niet in deelt.

Zij overweegt: ‘Zoek ik smaadlijk
In omhelzing bevrijding?
Of behoud ik mij, maagdlijk
Ongerept, ongestreeld?’