Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
In een web van vriendschap (1999)

Informatie terzijde

Titelpagina van In een web van vriendschap
Afbeelding van In een web van vriendschapToon afbeelding van titelpagina van In een web van vriendschap

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.72 MB)

Scans (4.21 MB)

ebook (2.91 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

In een web van vriendschap

(1999)–Martha S. Bakker, Mieke B. Smits-Veldt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Brieven van Nederlandse vrouwen uit de zeventiende eeuw


Vorige Volgende
[pagina 76]
[p. 76]

Geertruyd Gordon

Aan Joachim Oudaan, Hulst, 22 september 1683

Mijnheer en wellevende vriend,

 

[gedicht]

 

mijn stem en adem zijn te zwak om uw omgekeerde Weerklank te imiteren, daarom zal ik in proza mijn mening uiten. Ik zal mij zeker onthouden van zo'n dwaze onderneming om verder in mijn gedichten de lof van de heer Van Maasdam te verkondigen. U heeft zich daarvan gekweten zonder navolging, laat staan verbetering, te gedogen. Toch zal ik, als ik meer tijd heb, u iets meedelen (ofschoon het mosterd na de maaltijd is) dat ik reeds genoemde heer over zijn ‘Verloren Zoon’ heb toegezongen. Maar ik weet niet of hij er kennis van heeft genomen, omdat mij korte tijd daarna het bericht van zijn overlijden bereikte: terecht, zoals het gerucht van mijn dood u ten onrechte ter ore is gekomen. Zeker, het zou zo inderdaad met ons moeten zijn, hoewel in een andere betekenis, want als wij van de wereld afstand gedaan hebben, kunnen wij het beste met God en onszelf leven. Ik wens dat wel, maar ach, zou ik het maar op gelukkige wijze in praktijk kunnen brengen!

Behalve uw goedheid, die mij verplicht u te achten ofschoon ik u nog nooit gezien heb, is er nog een belangrijkere oorzaak, namelijk de smaak van de ware deugdzaamheid, die ik doorgaans vind in alles van u wat mij ter hand is gekomen. Die ernst en godsvrucht is het zout van de volharding, waardoor niet slechts de faam van uw gedichten, maar meer nog onze zielen in gelukzaligheid een eeuwig leven beschoren zal zijn. Ik kan dan ook niet ondankbaar zijn voor uw genegenheid; en als mijn wens even krachtig als welgemeend was, zou ik deze op waardi-

[pagina 77]
[p. 77]

ger wijze vergelden, om de zoete schuld in te lossen die wij, ook al betalen we die, echter toch nog moeten blijven houden. Maar mijn genegenheid brengt mijn pen buiten zijn doel: het is te stoutmoedig een eerste brief zo lang en vrijmoedig te laten zijn. Ik besluit dan ook met de vriendelijke groeten van mijn waarde man die u in deze Vlaamse hoek (die niet zo ver als wel onhandig gelegen is) van dienst wil zijn, en na u het beste gewenst te hebben, verblijf ik, mijnheer,

uw dienstwillige en verplichte

Geertruyd Gordon de Graeuw

 

Gelieve het bijgaande aan de heer Heemskerk te zenden.

Aan Joannes Vollenhove, Hulst, najaar 1686

Eerwaarde Heer,

ongeveer twintig jaar geleden heb ik het geluk gehad de ‘Paaszang’ en ‘Kruistriomf’, door u gedicht, te kunnen lezen. Het laatste gedicht heb ik van woord tot woord vanbuiten geleerd, en is sindsdien door zijn voortreffelijkheid nog steeds in mijn gedachten en ligt nog op mijn tong. Vanaf die tijd heb ik een bijzondere eerbied voor u behouden, maar ik heb nooit een geschikte gelegenheid gevonden om, onwaardig als ik ben, u dit te doen weten, in betuigingen zoals die waarvan zich alle rijmliefhebbers niet kunnen onthouden, dat zij met een bijzondere hartstocht voor uitstekende dichters (onder welke u ontegenzeggelijk een voorname plaats inneemt) bewogen worden.

Intussen heb ik kortgeleden nog, door een gedicht op de verovering van Boeda, gezien dat u de pen nog leent voor deze aangename oefening. Dit heeft mij krachtig aangespoord om ter gelegenheid van de publicatie van bijgaand boekje van mijn hand, dit met alle eerbiedigheid aan u op te dragen en te laten zien hoe de vonken van een groter vuur bij het ontmoeten van brandstof

[pagina 78]
[p. 78]

opnieuw kleine vuurtjes ontsteken. Laat mij mijn vrijmoedigheid hierin niet als misstap aangerekend worden; en ook al is het betoog eenvoudig, omdat het van een vrouw komt, toch zijn de stof en het onderwerp voor iedereen gepast. Ontvang dan, eerwaarde heer, dit simpele geschenk van iemand die (na om Gods zegen over uw persoon en ambt gebeden te hebben) hartelijk betuigt te zijn

uw nederige dienares

Geertruyd Gordon, echtgenote van

Paschasius de Graeuw

Aan Johannes Vollenhove, Hulst, 16 juni 1687

Eerwaarde Heer,

ik heb niet kunnen nalaten mijn dank te tonen voor de brief en het gedicht waarmee u mij onlangs heeft willen vereren. De ontvangst hiervan zorgde voor een gevoelige vertroosting voor de pijn die het overlijden van de grote Constantijn, die eeuwig in gedachten zal blijven (en wie het behaagd heeft mij met zijn achting te vereren), in mij had veroorzaakt. Uit het hierbij gaande zult u kunnen opmaken welke uitwerking het toegezondene op mij heeft gehad en hoe ik als leerling heb gepoogd in het voetspoor van zo'n meester te treden.

Omdat er zich op dit moment geen gelegenheid voordoet waarbij ik het geluk zou hebben u in eigen persoon te zien, heb ik mijzelf het genoegen willen doen u schriftelijk toe te spreken, in de hoop dat dit met welgevallen wordt aanvaard. Voorts, omdat mij bericht is dat de laatste poëzie van de heer van Zuylichem onder uw toezicht en beoordeling in druk zal worden uitgegeven, neem ik de vrijheid om u te verzoeken als dit gebeurt vriendelijk aan mij te willen denken en ervoor te zorgen dat ook ik een exemplaar moge ontvangen; dit opdat zo de belofte die bovengenoemde overledene enkele maanden voor zijn overlij-

[pagina 79]
[p. 79]

den schriftelijk aan mij gedaan heeft, ingelost moge worden.

Na hiermee, eerwaarde heer, om de hemelse zegen over uw heilige ambt, persoon en familie gebeden te hebben, verblijf ik, na een hartelijk aanbod van mijn diensten,

uw nederige dienares

Geertruyd Gordon de Graeuw

 

[een sonnet en een ander veertienregelig gedicht: ‘Na-klank en Wederkeer aan de heer Joannes Vollenhove’]


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • brief aan Joachim Oudaen

  • brief van Geertruijd Gordon de Graeuw

  • brief aan Joannes Vollenhove

  • brief van Geertruijd Gordon de Graeuw

  • brief aan Joannes Vollenhove

  • brief van Geertruijd Gordon de Graeuw


datums

  • 22 september 1683

  • 1686

  • 16 juni 1687