Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandsche gedichten uit de veertiende eeuw van Jan van Boendale, Hein van Aken e.a. (1869)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandsche gedichten uit de veertiende eeuw van Jan van Boendale, Hein van Aken e.a.
Afbeelding van Nederlandsche gedichten uit de veertiende eeuw van Jan van Boendale, Hein van Aken e.a.Toon afbeelding van titelpagina van Nederlandsche gedichten uit de veertiende eeuw van Jan van Boendale, Hein van Aken e.a.

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.47 MB)

Scans (18.14 MB)

XML (1.76 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandsche gedichten uit de veertiende eeuw van Jan van Boendale, Hein van Aken e.a.

(1869)–F.A. Snellaert–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 406]
[p. 406]

Hoe God wilt datmen Hem die wrake gheven sal. C. II.

85[regelnummer]
ONse Here Ihesus Cristus
 
Spreect met sinen monde aldus /
 
Die niet dan waer en can spreken:
 
‘Gheeft mi die wrake / ic salt wreken.’
 
Daer mach men kennen die woert
90[regelnummer]
Dat die wrake Gode toe hoert /
 
En̄ dats sijn bevelen
 
Dat wijt Hem opgheven selen.
 
Maer die enen anderen mesdoet
 
Aen lijf / aen ere of aen goet /
95[regelnummer]
Sal altoes sijn ghereet
 
Te beterne als dient es leet;
 
En̄ hoe hijt bat ghebetert en̄ ere /
 
Hoe hijs eren hevet mere.
 
Der menschen wrake inden lande
100[regelnummer]
Die sijn harde menegherande:
 
Sulc wreect metten sweerde
 
Den evelen moet die hem deerde /
 
Oft quetst liede oft slaetse doet
 
(Die welke sonde es harde groet
105[regelnummer]
Datmen den mensche cort haer leven
 
Dat hem sijn Scepper heeft ghegheven) /
 
Of een let of .ij. sleet af /
 
Dat hem God Onse Here gaf.
 
Wet dat die mesdaet / voer waer /
110[regelnummer]
Voer Gode es harde swaer.
 
Hoe soude die knecht so coen ghesijn /
 
Dat hi sijns meesters werc so fijn
[pagina 407]
[p. 407]
 
Breken soude om eneghe saken /
 
En̄ dat al te nieute maken?
115[regelnummer]
Wet dat God / alsic versta /
 
Die wrake dic hier volghet na /
 
Die metter gherechter waghen weghet
 
Al dat arch tsine pleghet /
 
En̄ oec alle weldaet mede /
120[regelnummer]
Alsoet van rechte es sijn sede.
 
Sulc wreect oecGa naar voetnoot1 / dat verstaet /
 
Die en steect no en slaet /
 
Maer met quaden vloeken en̄ wenschen
 
Die si gheven andren menschen;
125[regelnummer]
Ia / sulc mensche es also ries /
 
Dat hi Gode bidt dies /
 
Dat Hi sine viande schende
 
En̄ al ongheval toe sende:
 
Dat es sonderlinghe quaet /
130[regelnummer]
En̄ al jeghen Onsen Here gaet.
 
En̄ wet dat Hem dies Onse Here
 
Belghet harde sere;
 
Want Hi selve heeft ghescreven
 
Dat wi al selen vergheven /
135[regelnummer]
En̄ dat Hi den ghenen sal
 
Sijn sonden vergheven al /
 
En̄ over den wrekre wreken.
 
Noch es alsulc sijn spreken:
 
‘Sijt ontfermhertich also ghelike
140[regelnummer]
Alse u Vader es in hemelrike.’
 
Noch sprac God int ghemene:
 
‘Salich sijn si int ghemene
[pagina 408]
[p. 408]
 
Die ontfermherticheyt minden /
 
Want si selense weder vinden.
145[regelnummer]
Die wraecghier van arde sijn
 
En sienGa naar voetnoot1 meer Gods aenschijn /
 
Eest dat sire in werden vonden
 
In hare lester stonden.
 
Noch een wrake / als wi lesen /
150[regelnummer]
Dat die quaetste es van desen:
 
Alse verradenesse en̄ achtersprake /
 
Dat es tquaetste vander wrake
 
En̄ die scandelicste mede.
 
Dats nochtan vele der liede sede;
155[regelnummer]
Maer so wat mensche dat pliet
 
En es van conditien niet.
 
Hets sonderlinghe groet lachter
 
Onhoudelijc te spreken achter /
 
Alse David / die heylighe man /
160[regelnummer]
Inden Souter wel segghen can:
 
Hi bidt Gode te menegher stede
 
Dat hine van quader tonghen bevrede.
 
Noch spreect God in ene stede /
 
Alsic u voer verstaen dede:
165[regelnummer]
‘Eest datmen u aen deen wanghe sleet /
 
So biedt die ander ghereet.’
 
Maer wet dat God dese dinghe
 
Op tpaepscap spreect sonderlinghe:
 
Si sitten in Cristus stede /
170[regelnummer]
En̄ souden houden sine sede;
 
Want verdraghen en̄ oetmoedechede
 
Toende Hi in elke stede /
[pagina 409]
[p. 409]
 
Die coninc was waerlike
 
Inden hemel en̄ op ertrike.
175[regelnummer]
Hi bat voer hen / met ernste groet /
 
Diene brachten toter doet.
 
Priesters in haren daghen
 
En souden ghene veede draghen /
 
Noch wrake doen oec also;
180[regelnummer]
Want en hoert hen niet toe.
 
Ach / verdrach en̄ oetmoet es slap
 
Heden daghes onder tpaepscap!
 
In hen es wrake en̄ hoverde /
 
Al en eest niet metten swerde /
185[regelnummer]
En̄ oec nijt en̄ ghierechede /
 
Alsic u hier voren sede.
 
Ic wiste / dat si u becant /
 
Enen paep in Brabant /
 
Die selden liet onghewroken
190[regelnummer]
Dat hem mesdaen was of mesproken /
 
Hine wraect / sijt seker das /
 
Wanneer hi sach dat tijt was;
 
Ia / was hi cleyne ofte groet /
 
Al hadde hi ghebeden broet /
195[regelnummer]
Hine wraect sonder verwijt
 
Wanneer hi sach den tijt /
 
Niet met voeten no met handen /
 
Maer met scaden en̄ met scanden /
 
Waest stille oft openbaer.
200[regelnummer]
Dese was Cristus contrare /
 
Die sinen vader bat inder noet
 
Voer hen diene brachten ter doet /
 
En̄ die daghelijcs den sonderen
[pagina 410]
[p. 410]
 
Vergheeft / alsijt begheren.
205[regelnummer]
O felle herte / versteent
 
In hoverden / wats dat ghi meent /
 
Dat ghi uwen broeder sijt so hart /
 
Die Gode also sure wart
 
Dat Hi daer om aent cruce hinc?
210[regelnummer]
Dien wildi om een cleyne dinc
 
Bederven / sonder blijf /
 
Beyde aen ziele en̄ aen lijf.
 
Des ghelijcs / sijt seker van dien /
 
Sal u weder dan Gode ghescien /
215[regelnummer]
Die selve spreect / dat ghijt wet:
 
Metter maten daer ghi mede met
 
SalmenGa naar voetnoot1 u meten. Dat versint /
 
Dit woert en mach faylgeren twint.
voetnoot1
Hs. doet.
voetnoot1
Hs. siet.
voetnoot1
Hs. Dalmen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken