Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandsche gedichten uit de veertiende eeuw van Jan van Boendale, Hein van Aken e.a. (1869)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandsche gedichten uit de veertiende eeuw van Jan van Boendale, Hein van Aken e.a.
Afbeelding van Nederlandsche gedichten uit de veertiende eeuw van Jan van Boendale, Hein van Aken e.a.Toon afbeelding van titelpagina van Nederlandsche gedichten uit de veertiende eeuw van Jan van Boendale, Hein van Aken e.a.

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.47 MB)

Scans (18.14 MB)

XML (1.76 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandsche gedichten uit de veertiende eeuw van Jan van Boendale, Hein van Aken e.a.

(1869)–F.A. Snellaert–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Die derde plaghe en̄ dat derde ghebot.

 
NU hoort hoe die derde plaghe si /
 
Die daer was dien lande by /
 
Want si was hem alte zwaer.
 
Gheen vroude en hadden si vorwaer;
470[regelnummer]
Want inden lande quamen mucken
 
Alsoe vele / dat hem ghebucken
 
Niemen voor hem en conde /
 
Noch te sinen monde
 
En mochte ghebieden ene hant:
475[regelnummer]
Daer mede wert vervult dat lant /
 
Daer af denGa naar voetnoot2 meneghe dat leven zwant.
 
Die mugghe / die daer al omme waren /
 
En̄ lettel haren arbeit sparen /
 
Die machmen wel bedieden
480[regelnummer]
Bi den dommen lieden/
 
Die al die weke werken even stijf /
 
En̄ en setten niet te raste haer lijf /
 
En̄ en eren niet den reynen tijt /
 
Dien ons heeft ghebenedijt
485[regelnummer]
Selve die hoghe gheloefde God /
[pagina 568]
[p. 568]
 
Daer Hi ons mede tderde ghebot
 
Gaf tot eenre leren.
 
Hi sprac: ‘Mensche / du salt eren
 
Met vierne en̄ met goeder daet
490[regelnummer]
Den sondach.’ Mensche / dat verstaet /
 
So wert dijns wel ten jonxten raet.
 
Desen ghebode dien sijn bi /
 
Mensche / goeder leren dri:
 
Hoe ghi den sondach selt eren /
495[regelnummer]
En̄ uwer zielen veel vrouden meren.
 
Dat eerste es: laet dat herte dijn
 
Vrij van quader ghedachten sijn /
 
En̄ ghedinct aen dinen God /
 
En̄ eert dien van dies ghebot
500[regelnummer]
Du ziel en̄ lijf ontfanghen haest.
 
Een goet ghedachte der sunden last
 
Tallen tiden verdriven doet.
 
Dijn herte si quaet ofte goet /
 
God weet alle dinc openbaer.
505[regelnummer]
Nu neemt eens wisen sproken waer:
 
‘Alre menschen ghedachte
 
Es Gode te wetene sachte.’
 
Hi weet haerre alre moet;
 
En̄ alle die dinghen diemen doet /
510[regelnummer]
Dier en es voor Hem verborghen twint.’
 
Hoort wat ons Petrus doet bekint:
 
‘God weet alle ghedachten wel /
 
Sijnse goet ofte fel.’
 
Dair om spreect Cristus / sijt gewes:
515[regelnummer]
‘Salich sijn die dier haer herte es
 
Luter / claer en̄ rene /
[pagina 569]
[p. 569]
 
En̄ keren hen allene
 
Te Gode en̄ tsijnre moghentheit;
 
Wie Gode in sijn herte dreyt /
520[regelnummer]
Hem es dat hemelrike bereyt.’
 
Dat ander poente / mensche / onthout al /
 
Daermen te rechte mede sal
 
Den sondach eren en̄ loven /
 
Soe mijddi des duvels cloven.
525[regelnummer]
Alle sunden suldi vlien /
 
En̄ u te goeden werken tien.
 
Dijn leven es hier herde cort /
 
En̄ heeft hem omme ghestort
 
In eenre corter stonde.
530[regelnummer]
Nu hoort hier van Gods monde
 
EneGa naar voetnoot1 sproke die Hi sprac /
 
En̄ ons teenre leren vertrac.
 
Hi sprac: ‘Wacht u / want ghi niet
 
En weet den tijt / wanneer ghesciet
535[regelnummer]
Dat u die doot comstech si.’
 
Nieman en es van sterven vri
 
Noch dier bittere noot:
 
Wij sijn niets sekerre dan derGa naar voetnoot2 doot.
 
Nyeman dan God / Onse Here /
540[regelnummer]
En weet waer ofte wanneer
 
Den mensche sijn leven inden moet;
 
Daer omme soe wendt u / datsGa naar voetnoot3 u goet /
 
Van sunden en̄ van mesdaden /
 
En̄ eert Gode om sine ghenaden.
[pagina 570]
[p. 570]
545[regelnummer]
Die wise Salomon seyt dit bediet:
 
‘Mensche / ghine selt versumen niet /
 
Ghine selt haestelinghe u bekeren;
 
Op dat ghi wilt u salicheit meren /
 
So en verstes niet van daghe te daghe.
550[regelnummer]
En̄ hoort wat ic di meer saghe.
 
Onse Here God haet openbaere
 
Den sondare / die niet en nemt ware
 
Dat Hi met ontfarmicheit
 
In sijn herte rouwe dreyt.
555[regelnummer]
Mensche / hebstu ghesondecht /
 
Soe sidi dat ghecundecht
 
Dattu niet en macx der sunden mee;
 
Bidt / smeect Gode en̄ vlee /
 
Dat Hi vergheve die sunden dijn.
560[regelnummer]
Het spreect Sinte Augustijn:
 
‘Die sunde die es alsoe zwaer /
 
En wert mer niet schiere ledech vorwaer /
 
En̄ mense niet metter boeten en verdoe /
 
Si tricter een ander sunde toe.
565[regelnummer]
Daer om vloect der sunden stric
 
Ghelijc der slanghen aneblic /
 
Sijts listigher dan der slanghen oert /
 
Haer list ziel en̄ lijf vermoert /
 
En̄ trecse daer si sijn verloren.
570[regelnummer]
Wildi met Gode sijn vercoren /
 
Soe viert den sondach als te voren.
 
Mensche / aen terde poent legt merc.
 
Doen God maecte en̄ sciep dit werc /
 
Beyde die hemel en̄ die aerde /
575[regelnummer]
En̄ liet dair inne weerden
[pagina 571]
[p. 571]
 
Alle dinc na sijnre aert /
 
Sijn godlijc werc volmaect waert
 
In .DI. daghen / en̄ daer na Hi nam
 
Een ruste / alsoet Hem bequam /
580[regelnummer]
En̄ aenden sevenden daghe gheheer
 
En arbeyde Onse Here niet meer;
 
Die waert van sinen monde openbaer
 
Ghebenedijt. Nu nem waer /
 
Mensche / hoe ghi eert dien tijt /
585[regelnummer]
Dien God heeft ghebenedijt.
 
Ghi en selt teGa naar voetnoot1 dien male
 
Ghenen arbeyt no quale
 
Aen dien dach niet liden /
 
Op dat ghi wilt miden
590[regelnummer]
Des almachtichs Gods hat.
 
Salomon die spreect dat
 
Een snede broets beter sy /
 
Dair vroude en̄ ghenuechte es bi /
 
Dan een huus vol rijcheiden
595[regelnummer]
Met jammer en̄ met sericheiden.
 
Dies sondaechs saltu daer aen sijn
 
Dattu der armer zielen dijn
 
Arbeyts voor met goeder raet.
 
Tote dien God ghesproken haet:
600[regelnummer]
‘Coomt alle die kinder mijn
 
Die daer houden tghebot mijn /
 
Ic wille di verquicken.’
 
Mensche / du saelt di scicken /
 
Dattu den sondach selt eren /
605[regelnummer]
En̄ di te Gode keren.
[pagina 572]
[p. 572]
 
Alsoe Sinte Thomas ghiet:
 
‘Die mensche en es van Gode niet /
 
Die sinen sondach niet en bewaert /
 
En̄ dair aen niet sinen arbeit en spaert.
610[regelnummer]
Wee sijnre leste henebaert!’

voetnoot2
Hs. die.
voetnoot1
Hs. Enen s. dien.
voetnoot2
Hs. niet s.d. die.
voetnoot3
Hs. dat.
voetnoot1
Hs. de.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken