Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandsche gedichten uit de veertiende eeuw van Jan van Boendale, Hein van Aken e.a. (1869)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandsche gedichten uit de veertiende eeuw van Jan van Boendale, Hein van Aken e.a.
Afbeelding van Nederlandsche gedichten uit de veertiende eeuw van Jan van Boendale, Hein van Aken e.a.Toon afbeelding van titelpagina van Nederlandsche gedichten uit de veertiende eeuw van Jan van Boendale, Hein van Aken e.a.

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.47 MB)

Scans (18.14 MB)

XML (1.76 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandsche gedichten uit de veertiende eeuw van Jan van Boendale, Hein van Aken e.a.

(1869)–F.A. Snellaert–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Die ander plaghe en̄ dat anderde ghebot.

 
DIe ander plaghe die ghesciede /
325[regelnummer]
Dat was datmen onder die liede
 
Vele vorschen sach uter maten
 
Opten velde / in huse / op straten /
 
Die quamen wt grachten en̄ wt poelen.
 
Van hem moestmen ghevoelen
330[regelnummer]
Iammer / leyt en̄ menech quaet /
 
Alsoet noch ghescreven staet.
 
Het waren watre ochte velt /
 
Het waren cameren ochte ghetelt /
 
Het waren huse ochte stal /
335[regelnummer]
Het wert vervult overal;
 
In drancke/ in spise mense vant /
 
Daer af menech tleven zwant.
 
Die plaghe leet Egypten lant.
 
Tseghen den somerliken tiden
340[regelnummer]
Screyden die vorsche / te stride /
[pagina 563]
[p. 563]
 
Met herde onnutteliken ghescallc
 
Ieghen den anderen alle.
 
Alsoe doet des ydels menschen mont /
 
Die onnuttelike te menegher stont
345[regelnummer]
Gods / Ons Heren / namen nennet /
 
En̄ cleyne dat bekennet
 
Hoghe Gods name tiet /
 
Wanter die duvel ane vliet
 
Waermen Gode in goede noemt.
350[regelnummer]
Ghi quade menschen / ghi sijt verdoemt /
 
En̄ ghi sijt den vorschen ghelike/
 
Die daer ligghen in dat slike.
 
Ghi moet in der hellen bodem /
 
Dat ghi onnutteliken laet gaen den adem
355[regelnummer]
Als u die quade woorde sijn bi:
 
Die achtersprake en es vri
 
Niet allene des hellen gronts /
 
Maer haere tonghe en̄ haers monts
 
Es si te mael een giftich zwaert /
360[regelnummer]
Die es voor scone en̄ achterwaert
 
Essi scarp / haer scarpe oert
 
Maect dicwile grote moert.
 
Wee hen oec die meynede zweren!
 
Want si Gode van hen weren.
365[regelnummer]
En̄ daer omme door der zielen noet
 
Die eweghe God ons gheboet:
 
Mensche / en nem in dinen mont
 
Dijns Sceppers name in gheenre stont /
 
Datmen yet onnutteliken nennes
370[regelnummer]
Dattu di selven yet verbannes.
 
Mensche / nu nem merc aen mi /
[pagina 564]
[p. 564]
 
Dat ander ghebot dat leer ic di
 
Met drierleye lere:
 
Die pijnt u tonthoudene zere.
375[regelnummer]
Dat eerste / dat gheen bose woort
 
Van dinen monde en worde ghehoort.
 
Gregorius die doet ons cont:
 
‘Die duvel sluyt hem op den mont
 
Die soe gherne quaet spreken;
380[regelnummer]
God saelt zwaerliken aen hen wreken /
 
Want hi dat na rechte wrect.’
 
Alsoe Sente Lucas sprect:
 
‘Mensche / merket wel dijn leven /
 
Want du moets antwerde gheven
385[regelnummer]
Alle derGa naar voetnoot1 woorde / die dijn mont
 
Onnutteliken sprect tenegher stont:
 
Daer bi huedt uwen mont daer van.’
 
Salomon seyt / die wise man:
 
‘Wie sinen mont wel hueden can /
390[regelnummer]
Siere zielen hi veel goeds an;
 
Wie onnutte niet en verdruct /
 
Hi wert ten sunden schiere ghetsuct.’
 
Daer omme / mensche / hebt inden moet
 
Dat dine tonghe spreke goet /
395[regelnummer]
Soe vridi u vander hellen gloet.
 
Die ander achtersprake heet /
 
Die den meneghen doet groot leet.
 
Het sprect Sinte Augustijn:
 
‘Achtersprake die moet sijn
400[regelnummer]
Noch arghere dan oncuuscheit.’
 
Paulus seecht dat God dreyt
[pagina 565]
[p. 565]
 
Den achtersprekeren groten hat.
 
Iheronimus die spreect dat:
 
‘De tonghe / die de mensche haet /
405[regelnummer]
Die met achtersprake omme gaet /
 
Hi scaedt meer dan een scarp zwaert /
 
Daer viant tseghen vianden ghaert.’
 
Daer omme / mensche / raedic di /
 
Dat achtersprake in u niet en si.
410[regelnummer]
Soe sal u God altoos staen bi.
 
Dat derde dat heet meynede /
 
Die doen Gode grote leede.
 
Ach / meynedere / hoert hier u doen /
 
En̄ merct wat dine meynede doen /
415[regelnummer]
En̄ hoe seer du di verseers /
 
Wanneer dattu meynede zweers.
 
Die overste vinghere bede /
 
Daer du mede zweers meynede /
 
En̄ op die heilighen hebben gheleghen /
420[regelnummer]
Met dien tween hebstu verteghen
 
Gods en̄ der moeder sijn/
 
DerGa naar voetnoot1 edelre coninghinnen sijn /
 
En̄ al hare hulpen openbare.
 
Die ander twee vinghere / neemt waere /
425[regelnummer]
Die hem daer neder sincken
 
En̄ in die hant hen lincken /
 
Van dien tween doe ic di cont /
 
Datstu inder hellen gront
 
Dine ziele sinckes neder /
430[regelnummer]
Soe dat si nemmermeer weder
 
Comen en mach daer Cristus es.
[pagina 566]
[p. 566]
 
Nu merct / mensche / wat meynede es.
 
Die dume / die neven de vingher leyt /
 
Bediet dat die duvel talre tijt
435[regelnummer]
Dijnre doot altoos neemt ware /
 
Want du beste sijn eyghen gare /
 
Alsoe dattu hebs ghezworen.
 
Hi trect di eweliken verloren /
 
EnGa naar voetnoot1 beterdi Gode niet den eet.
440[regelnummer]
Maer tzweren heeft een onderscheet:
 
Wie den eet neemt ofte zweert /
 
En̄ daer met rechte niet in en veert /
 
Op hem soe blijft die mesdaet.
 
Hoert wat God selve ghesproken haet:
445[regelnummer]
‘En zweert niet bi des hemels troen /
 
Noch bider eerden; dijnreGa naar voetnoot2 redenen doen
 
Sal sijn: het es of en es niet.’
 
Soe wie boven maten pliet
 
Te zweerne / en bewaert niet altoos den eet.
450[regelnummer]
Die wise Salomon die zeet:
 
‘Een man die alte vele zweert /
 
Sijn lijf hem nemmeer des en weert /
 
Hi en wert vol derGa naar voetnoot3 sunden vele;
 
Want van sijns huses dele
455[regelnummer]
En comt Gods plaghe nicht.’
 
Die heilighe Augustinus spricht:
 
‘Wie valsch zweert bi enen steyne /
 
Sijn eet die es onreyne;
 
Want hi daer meynedich es vorwaer:
[pagina 567]
[p. 567]
460[regelnummer]
In enen steynGa naar voetnoot1 meynt hi Gode daer /
 
En̄ wert meynedich / sonder spot.’
 
Dus gaf die hooch gheloefde God
 
Dat ander ghebot / dat si u cont /
 
Dat nyemen Hem in gheenre stont
465[regelnummer]
Onnuttelike en name in sinen mont.

voetnoot1
Hs. die.
voetnoot1
Hs. Dat.
voetnoot1
Hs. En̄.
voetnoot2
Hs. dijn.
voetnoot3
Hs. den.
voetnoot1
Hs. sin. Verg. v. 457.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken