Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 36. Het Jan-Klaassen-spel (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 36. Het Jan-Klaassen-spel
Afbeelding van Werken. Deel 36. Het Jan-Klaassen-spelToon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 36. Het Jan-Klaassen-spel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

Scans (8.47 MB)

ebook (2.99 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 36. Het Jan-Klaassen-spel

(1930)–August Snieders–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XXVII. Zal er bloed stroomen?

Het is een sombere dag; de hemel is met wolken overdekt en een fijne stofregen maakt de natuur nog akeliger. Wel hem die, op zoo'n morgen, bij een koesterend vuur, in zijn gebloemden kamerrok gewikkeld en de voeten in de warme vilten pantoffels geborgen, mag doorbrengen, zoo dacht Georges met een diepen zucht, in plaats van voor eene kwestie van eerschending, een paar natte voeten, een kouden neus en eene zeer ontijdige aderlating te gaan zoeken!

Nu de getuigen komen, verbergt de een gelijk de ander vechter, zijn afkeer voor het tweegevecht. Alleen de getuigen betoonen een kolossalen moed en trachten insgelijks den duëllisten een weinig van dien moed in het lijf te

[pagina 151]
[p. 151]

spreken; maar van Dobbelsteen, zoowel als Darenge, ziet reeds heimelijk uit of de policie nog niet tusschenbeide treedt, ja zelfs vóór dat men vertrekt, aangezien het hun innerlijk toeschijnt dat de gekheid reeds meer dan te lang geduurd heeft.

Koortsachtig worden aan het station de plaatsbriefjes voor eene der grensgemeenten genomen, en de stoom voert het zestal, in twee verschillende rijtuigen, buiten 's lands. Zoo moet het schijnbaar zijn, maar men let op 's lands wetten niet: aan de eerste halt stapt men af en men begeeft zich naar een verlaten heivlak, aan de eene zijde door een mastbosch beschermd, aan de andere zijde door kreupelhout ingesloten.

Er is iets kerkhofachtigs, iets doodsch in plaats en weder. De horizon is beperkt door den grauwen nevel; de grond is klammig; de wind bromt akelig en onheilspellend door de boomtoppen; de stofregen slaat de aanwezigen in het gezicht. Het is of alles de partijen tot nadenken brengt, en mocht ik u in het hart van elkeen laten lezen, ik zou er u, gewis hier meer daar minder, den wensch doen zien dat een wervelwind de partijen op twintig uren van daar voeren mocht.

Men kiest de plaats; de getuigen laden de pistolen; de twee vechters staan bleek tegenover elkander. Nu heeft elk van hen het wapen in de hand; het griezelt den jonker tot in de haren, zijn oog richt zich strak op de pistool van zijne tegenpartij en zijne knieën knikken.

Tony Darenge laat plotseling het wapen zakken, en het heimelijk zoo lang gewenschte woord ontvalt zijn mond:

‘Indien wij elkander konden verstaan.’

‘Ja, indien wij elkander konden verstaan,’ mompelt Georges, die reeds een klein lichtstraaltje ziet opflikkeren.

Die verklaring werkt als een donderslag.

‘Inderdaad,’ zegt een der getuigen, ‘goede vrienden moeten elkanders leven niet in gevaar brengen!’

[pagina 152]
[p. 152]

‘'t Is een domheid!’ hervat de tweede.

‘Men heeft getoond, dat men inderdaad moed had door op het terrein te komen!’ zegt een derde.

‘Onmogelijk!’ valt de vierde den spreker in de rede, en dat woord klinkt andermaal als een doodvonnis. ‘De kogels moeten gewisseld worden!’

Er wordt andermaal geredetwist, gewikt en gewogen; er worden nieuwe bewijsredenen ingebracht, en men bevindt dat het een armzalige manier is zijne eer te wreken, door een arm of been aan zijne tegenpartij te verbrijzelen.

‘Maar het duël kan ruchtbaar geworden zijn!’ werpt de tegenspreker andermaal op.

‘Dat is waar!’ mompelt een ander.

‘Er zal een schaterend gelach door heel de stad opgaan, als men verneemt wat kluchtspel hier gespeeld is.’

‘En echter....’

‘Ik vind u allen in den hoogsten graad belachelijk! Voor den drommel, de pistolen moeten gelost worden.’

‘Gij hebt gelijk!’ zegt Tony Darenge, en hij hervat zijne positie. Hij heeft echter zijne tegenpartij doorgrond; de ontroering van Georges, nu hij den gapenden loop voor oogen ziet, heeft hem in zijn binnenste gelijk in een open boek laten lezen; maar hij vergeet ook niet, dat als zijn wapen gelost is, de moed bij den jonker zal herleven, en enkel een edelmoedig voorbeeld de zaak zonder eenig nadeelig gevolg kan doen eindigen.

‘Ik wil,’ zegt Darenge, ‘mijn vriend niet dooden, hoewel ik hem op twintig passen treffen zou. Ik laat aan hem over te doen wat hij wil: maar wat mij betreft - ziedaar!’ En hij schiet zijne pistool manhaftig in de lucht af.

Dat is edelmoedig volgens de getuigen, die de zaak willen verzoenen, hoewel de tegenpartij wel wat tegen-mompelt; want de jonker verklaart evenmin op het leven van Tony Darenge te willen aanleggen en tracht stout-

[pagina 153]
[p. 153]

moedig, insgelijks een gat in den bewolkten hemel te schieten - en zoo eindigt de strijd, die zooveel harten heeft doen kloppen, zooveel water en bloed heeft doen zweeten!

‘Alles wel,’ hervat de koppige getuige, ‘maar men zal in de stad met uwe dapperheid den spot drijven.’

‘Maar de eer is gered, als de twee strijders en wij, de getuigen, verklaren voldaan te zijn.’

‘Voor ons, ja, maar het publiek....’

‘Komaan,’ hervat de jonker, ‘wij zijn allen goede vrienden’ - en men schaart zich dicht bijeen - ‘laat ons een plechtige belofte afleggen, dat niemand het geheim zal verraden.’

‘Aangenomen!’ zeggen de drie vreedzame getuigen.

‘In de oogen van het kortzichtige publiek moet er echter een tastbaar bewijs zijn!’ hervat een der laatste sprekers.

‘Maar welk dan?’ spot de koppigaard.

‘De wereld moet bedrogen worden! Men beslisse den strijd door het lot.’

Niemand begrijpt er een half woord van.

‘Men trekke strooike, wie van beide voor den verslagene zal gehouden worden; wie het kortste ten deel valt, zal voor den gekwetste doorgaan.’

‘Zoo heeft men nog nooit, zelfs niet in een kluchtspel, geduëlleerd.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Het Jan-Klaassen-spel. Met levende beelden uit onzen tijd