Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het wonder van Saint-Hubert. Uit het dagboek van den gerechts-dokter (1867)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het wonder van Saint-Hubert. Uit het dagboek van den gerechts-dokter
Afbeelding van Het wonder van Saint-Hubert. Uit het dagboek van den gerechts-dokterToon afbeelding van titelpagina van Het wonder van Saint-Hubert. Uit het dagboek van den gerechts-dokter

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.12 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het wonder van Saint-Hubert. Uit het dagboek van den gerechts-dokter

(1867)–Jan Renier Snieders–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 7]
[p. 7]

I.

Wat was het treurig in het huis van den daglooner!

De man lag sinds maanden ziek in de donkere alkoof; de kinderen hadden honger, en de vrouw was gedwongen haar spinnewiel, waarmede zij tot hier toe nog een stuiver gewonnen had, ter zij te schuiven.

Dikwijls had zij dien dag door het kleine venster den weg opgekeken en bij zich zelve gevraagd, hoe het kwam, dat zij van daag geen bezoek kreeg van den braven heer, die haar reeds zoo dikwijls een zilverstuk in de hand had gestoken. Tegen den avond kwam haar weldoener binnen. Het was een jong mensch van vijfentwintig jaren. Met zijn zwart krulhaar, baard en knevel, en gouden pince-nez, en zijne ongedwongene houding, had hij het voorkomen van en gentleman.

De Giltburg was zijn familienaam, zijn voornaam Bernardin, (die heeren uit de hoofdstad heeten bijna nooit zoo als ik en een ander.)

Sedert een paar weken, bewoonde mijnheer de Giltburg de schoone modelhoeve, door een zijner vrienden, niet ver van het dorp, gesticht. Hij had

[pagina 8]
[p. 8]

zijne studiën aan de landbouwschool afgelegd, en wachtte nu, betrouwend in een toegenegen minister, op een goed betaald ambt.

- Hoe gaat het hier vandaag, moeder? vroeg hij de vrouw gemeenzaam op den schouder kloppend.

- Zeer slecht, mijnheer, weende de vrouw.

- Gij moet niet weenen, zeide Bernardin bemoedigend; uwe droefheid mocht uw man soms zieker maken.

- Zou ik niet weenen! nokte de vrouw; ik heb vier kleine kinderen en geen stuiver wordt er gewonnen!

- Dat is ongelukkig..... komt gij iets te kort?

- Voor het oogenblik niet, mijnheer; doch ik beef wanneer ik denk aan de toekomst.

- Misschien is de toekomst niet zoo donker dan gij u dat voorstelt.

Dit zeggend, legde hij een vijffranc op de tafel.

- En wat zegt de dokter van den loop der ziekte? vroeg hij.

De vrouw haalde, diep zuchtend, hoog den schouder op.

- De longteering is toch juist geene ongeneesbare ziekte? Zeide de Giltburg.

- De dokter beweert dat er in dit geval een wonder des Hemels moet gebeuren, indien....

Een wonder des Hemels! herhaalde Bernardin.

De vrouw merkte niet dat hij deze woorden op een eenigszins spottenden toon uitsprak.

- De koorts, die hem, sedert een paar dagen ten deele had verlaten, vervolgde de vrouw; is vandaag met verdubbelde kracht terug verschenen.

- Een slecht voorteeken.

- De vermagering neemt op eene ontzettende wijze

[pagina 9]
[p. 9]

toe; de eetlust is verdwenen.

- Dat is erg.

- Het nachtzweeten mergelt hem uit; het hoesten houdt niet meer op; de bloedspuwing is erger dan ooit.

- Dan wordt zijn toestand bedenkelijk?

- Zoo bedenkelijk dat de dokter mij geraden heeft den pastoor te laten roepen.

- En wat kan de pastoor hier maken? vroeg Bernardin de wenkbrauwen in een fronsend.

- Wat is dat nu voor eene vraag, mijnheer? sprak de vrouw, hem met verbazing beziende; bij welken zieke komt de pastoor niet, wanneer het gevaar toeneemt?

- Ik zou den zieke niet verontrusten, hernam Bernardin op een zachten, medelijdenden toon; elke omstandigheid die den geest ontroert, werkt nadeelig op het lichaam terug.

- De tegenwoordigheid van den herder kan het schaap, aan zijne zorg toevertrouwd, niet verontrusten, meende de vrouw.

- Neen, dat begrijp ik, stemde de Giltburg toe; maar al die beweging, welke er aan het sterfbed plaats grijpt, moet soms den lijder verschrikken en bedroeven.

- De sakramenten der stervenden hebben nooit dat uitwerksel bij een braaf kristen, zeide de vrouw met het hoofd schuddend; integendeel zij boezemen kalmte en betrouwen in, en brengen de gezondheid in het lichaam weder....

- Dat is verduiveld sterk!

- Indien zulks den lijder zalig is.

- Eene voorzichtige voorwaarde.

- Zoudt gij, mijnheer, zonder priester en sakra-

[pagina 10]
[p. 10]

menten, naar de onbekende wereld willen trekken Ik niet; en hier in het dorp ken ik niemand, die dat zou willen of durven.

- Ik geloof dat wij elkander niet al te goed verstaan; ik wilde u slechts hierop opmerkzaam maken, dat het onvoorzichtig zijn zou, den lijder te verontrusten met zonderlinge dingen, die....

- Wat bedoelt mijnheer? vroeg de vrouw hem in de oogen ziende.

- Ik bedoel dat men in die oogenblikken den lijder poogt te verschrikken, en hem bedreigt met oordeel en hel......

- Daarom behoeft mijnheer zich niet te bekommeren, viel hem de arme vrouw in de rede; dat doet de priester niet; de pastoor heeft het met ons al te goed voor.

- Ik heb wel eens gehoord dat men zich in die oogenblikken bezig houdt met den zieke te spreken van..... bijvoorbeeld van den Hemel, de eeuwige zaligheid, en meer dergelijke dingen.

- En wat kwaad is daarbij, mijnheer? Hoort een kristen niet gaarne spreken van zijn toekomend geluk?

- Het geluk dat gij bedoelt, is zoo ver af! lachte Bernardin schokschouderend.

- Wanneer de brave kristen van hier weg gaat, is hij zoo spoedig waar de engelen hem wachten!

- Wat zijt gij eenvoudig!

- De eenvoudige zielen vliegen het snelst naar boven, mijnheer.

- Houd liever uw man hier op aarde.

- O, indien de goede God, mij dat geluk wilde overzenden!

[pagina 11]
[p. 11]

- Doe dan alles wat zijn toestand kan verbeteren, en vermijd zorgvuldig datgene, wat zijn geest kan schokken en zoo het lichaam dieper ontstellen.

De vrouw zag hem vragend aan.

- Bernardin hernam innemend:

- Dat kruisbeeld daar op de tafel, waarop de zieke onvermijdelijk het oog heeft, en hem niets dan treurige zaken in den geest brengt, zou ik ter zijde zetten, en ten einde hem niet te ontstellen of te vermoeien, liet ik den pastoor buiten de deur..... hoe kunt gij den armen lijder, die reeds zooveel last heeft, nog meer last aandoen?

- En indien de ziekte eens plotseling toenam? Indien de dood dezen nacht eens in ons huis verscheen? vroeg de vrouw verbleekend; och, mijnheer, wien ik altijd voor een engel heb aangezien, gij weet niet wat gij zegt.

- Zoude iemand uit de beschaafde, verlichte wereld niet weten wat hij zegt? vroeg de Giltburg met een zachten glimlach.

- Ja, dat geloof ik; doch wie zou voor ons bidden, indien de priester in het laatste oogenblik niet aan het ziekbed verscheen? Wie zou het lichaam ter aarde bestellen en neêrknielen bij het graf?

- Daarvoor hebt gij geen pastoor noodig, moeder, sprak Bernardin haar de hand drukkend; voor de ter aarde bestelling zal gezorgd worden..... een goede vriend, een menschlievend broeder betaalt voor u al de onkosten eener deftige en plechtige begrafenis.

De vrouw bleef hem zwijgend aankijken.

- Het menschlievend genootschap in de stad, hetwelk zich met dat alles wel wil belasten, zorgt daarenboven nog voor de arme weduwe en kinderen.

[pagina 12]
[p. 12]

De vrouw nam het stuk geld van de tafel en sprak met vastheid:

- Mijnheer, neem uwe aalmoes terug; het spijt mij u op dit oogenblik niet alles te kunnen weêrgeven.

- Neen, behoud dat geld, moeder, en volg mijne raadgevingen, sprak Bernardin.

- Neen, dat geld, zou mij geen geluk aanbrengen..... en daarbij wilde ik u iets zeggen, dat gij niet kwalijk moogt opnemen.....

- Zeg maar, moeder, wat is dat?

- Dat ik mijnheer vriendelijk bedanken moet voor zijne verdere bezoeken.

- Dat is niet erkentelijk voor al het goed dat ik u heb bewezen?

- Ik meende dat zoo dikwijls gij hier binnen kwaamt, er een engel in ons midden verscheen.

- Een engel! spotte de Giltburg, neen, ik ben geen engel.

- Ach, de Heere sta ons bij! riep de vrouw verschrikkend; zoudt gij de duivel niet wezen?

Bernardin trad de deur uit.

- Mijnheer gij vergeet uw vijffranc! riep de vrouw.

- Ik heb u reeds gezegd dat gij die laatste aalmoes kunt behouden, zeide hij heen gaande.

De vrouw wierp het geldstuk voor zijne voeten neder en sprak, haren ouden weldoener bang beziende:

- En ook, wat gij sedert eenige dagen hebt gegeven, breng ik u weder, zoodra ik wederom kan werken.

- Neen, dat blijft u geschonken; ik gaf het u immers uit een goed hart?

De vrouw had de deur achter zich toegetrokken;

[pagina 13]
[p. 13]

door het kleine venster zag zij Giltburg achterna en mompelde bang:

- Ja, zou dat de duivel niet wezen?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken