Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het wonder van Saint-Hubert. Uit het dagboek van den gerechts-dokter (1867)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het wonder van Saint-Hubert. Uit het dagboek van den gerechts-dokter
Afbeelding van Het wonder van Saint-Hubert. Uit het dagboek van den gerechts-dokterToon afbeelding van titelpagina van Het wonder van Saint-Hubert. Uit het dagboek van den gerechts-dokter

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.12 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het wonder van Saint-Hubert. Uit het dagboek van den gerechts-dokter

(1867)–Jan Renier Snieders–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

II.

De onmeetbare vuurklont die een half uur geleden de toppen der linden in eene goudwolk heeft gehuld, en de daken der huizen, de velden en het akkerland met vuur bestrooid, is ginds achter de bosschen van het dorp weggezonken.

De avond begint te vallen; koeien en schapen zijn op stal gebracht; alles wordt stil en eenzaam, en langzamerhand donker.

Op de brug der beek, die door het dorp loopt, staat Bernardin de Giltburg. Heeft hij het oog op het water dat gelijk eene donkere slang, met hier en daar een donker stipje op de huid, naar de brug komt aankronkelen en onder zijne voeten langzaam wegsluipt? Ziet hij naar de menigvuldige lamplichtjes die, naarmate de duisternis toeneemt, in de huizen ontstoken worden, en door de kleine vensters over de donkere straat komen heen kijken?

Neen, hij staart naar de kerk, die zich op het dorpplein verheft en wier vensters verlicht zijn.

Uit de kerkdeur komen menschen met brandende fakkels naar buiten; achter hen komt een man die in de eene hand eene zware bel, in de andere eene brandende lantaarn draagt. Daarna verschijnt een priester met een lang, zwart kleed en daarboven een koorhemd; in zijne twee handen draagt hij een grooten, zilveren kelk.-

[pagina 14]
[p. 14]

Zoodra hij den voet buiten de kerk heeft gezetstaat hij stil; de mannen met hunne brandende akkels knielen neder; de bel van den lantaarndrager klinkt scherp door de buurt; de priester, met zijn zilveren kelk een kruis beschrijvend, geeft den zegen aan de levenden, die daar nederknielen, aan de dooden die onder zijne voeten rusten in de graven van het kerkhof.

Daarop vervolgt de stoet zijnen weg bij den geregelden slag der kerkbel; bij het zacht bidden der fakkeldragers.

In de buurt zijn de deuren ontsloten; overal schitdert licht aan de vensters, en op de dorpels der huizen knielen de bewoners, en bidden, terwijl de priester voorbij gaat.

Alles is doodstil in het dorp; de wind die daareven nog zacht door de boomen ruischte, houdt zijn adem in; de bladeren hangen beweegloos aan de takken.

Zwijgt de wind en blijft het blad zonder beweging uit eerbied voor den Koning der schepping?

Bernardin de Giltburg ziet den stoet voorbij trekken, hij heeft een honenden spotlach op de lippen, en vraagt aan eene vrouw die op den oever der beek ligt neêrgeknield:

- Waarom en voor wien buigt gij de knie? Het zijn toch slechts menschen die daar voorbij gaan?

De vrouw geeft geen antwoord; zij wijst met den vinger naar den Hemel, staat op en volgt biddend den stoet, die aan het huis van den daglooner stil houdt.

Toen ontstak de Giltburg een sigaar, en terwijl de menschen in de buurt geknield lagen te bidden, terwijl de wind uit eerbied zijn adem inhield en de bladeren beweeg-

[pagina 15]
[p. 15]

loos bleven hangen, ging hij rookend en een vroolijk aria neurend, het dorp in. Eenige dagen later vroeg in den morgen, stond hij wederom op de brug, en scheen de toebereidselen eener begrafenis met nieuwsgierigheid gade te slaan.

Bloedverwanten, vrienden en buren gingen naar het huis van den armen daglooner waar wij, eenige dagen geleden, den fakkelstoet met den priester zagen stil houden.

Eenige oogenblikken later werd de doodkist bedekt met een zwart lijkkleed waarop een roodkruis, buiten gedragen, en aan de deur nedergezet.

De levenden schaarden zich in eenen kring rondom den doode; een man die een lang kruis droeg, begon het ‘onze vader’ voor te bidden; de kring bad met godsvrucht achter na.

Er kwam iemand met een gewijden palmtak nog een kruis over de kist maken, waarna de vier dragers dezelve opnamen.

Voorop trad de man met het kruis; achter hem kwamen de vier dragers, gevolgd door vier weenende kinderen, bloedverwanten en vrienden, en eene lange rij vrouwen, die het aangezicht in hare zwarte falie geborgen hielden. Tusschen de nederige faliën bevond zich een jong meisje, in het zwart gekleed en het aangezicht bedekt met een sluier.

Terwijl de lijkstoet voorbij toog, kwamen de buren aan de huisdeur; zij gaven een traan van medelijden aan de arme weduwe en vaderlooze kinderen, en baden een ‘onze vader’ voor den doode, wien men op het kerkhof voor de laatste maal ‘een goeden nacht’ ging toewenschen.

[pagina 16]
[p. 16]

Toen begon de doodklok met hare bronzen longen, door de galmgaten te roepen, dat de doode het sterfhuis had verlaten en in aantocht was naar het algemeen rustbed, waar wij allen, na de vermoeienissen des levens, het afgetobde lichaam komen nederleggen,

De lijkstoet toog in diepe stilte nevens de brug en richtte zich naar het kerkhof, waar de gapende grafkuil gereed stond.

De Giltburg, die op de brug stond, bemerkte het meisje met den rouwsluier voor het aangezicht. Was het om haar van nader bij te beschouwen, of om de lijkplechtigheid bij te wonen, dat hij zich naar het kerhof begaf, en daar tegen een halfgevallen grafkruis leunend, bleef staan zien?

De kist werd op de zoden neêrgezet en ontbloot.

Er kwam een priester in kerkgewaad bidden bij den grafkuil; al de aanwezigen lagen geknield op de zoden en baden met hem voor de ziel van den armen daglooner.

Nadat de priester de kist had gezegend, legde men twee koorden, waarop men de kist plaatste en zoo naar beneden liet.

Weldra dommelden de aardkluiten en zoden op het hoofd van den doode, de kuil werd volgeschoten, en langzamerhand rees er een langwerpige zandheuvel boven het graf; het was de nederige grafzerk, waarop een buurman met een baksteen drie kruisen kwam dr[ukken].

Toen gingen de kinderen, bloedverwanten en buren bij het driemaal gebeden ‘Onze Vader’ driemaal rondom den grafheuvel, en traden daarna de kerk binnen.

Geen treuriger plegtigheid dan het ‘requiem’ der

[pagina 17]
[p. 17]

geloovigen: er hangen geschilderde, akelige doodkoppen, waaronder kruiseling twee menschenschenkels, tegen de menigvuldige waskaarsen, die er branden voor het altaar, rondom de sombere lijkbaar en aan den voet der beelden.

Geen wierookwalmen stijgen dien dag naar de gewelven; geen wegsleepend ‘gloria’ geen verrukkend hymnus, galmen door de beuken; neen, het orgel klaagt dof en eentoonig en de gezangen zijn sleepend, weemoedig.

Alles ademt droefheid; alles schijnt zich te vereenigen met de tranen die de weduwe en hare kinderen daar storten achter de lijkbaar.

Toen de priester het laatste: ‘requiescat in pace’ aanhief, ging Bernardin de Giltburg, die tegen een grafkruis leunend, alles door de geopende kerkdeur had afgezien, van het kerkhof en mompelde spottend:

- Welke mommerij! wat heeft de arme doode van al die zonderlinge plichtplegingen en gebeden, welke stellig niet hooger opklimmen dan tot de gewelven des tempels?

Hij wreef vuur op een grafzerk, ontstak zijn sigaar en vroeg aan eene voorbijgaande vrouw:

- Wie is die gesluierde jufvrouw welke daareven de lijkstatie volgde?

- Spreekt gij van Jufvrouw Clara Greenwijk? antwoordde de vrouw.

- Wie is Clara Greenwijk?

- De eenige nicht van mijnheer ter Olmen, die daar ginds dat schoone huis bewoont.

- Wie is mijnheer ter Olmen?

- Een rijk koopman uit de stad, die gedurende den zomer in het dorp verblijft.

[pagina 18]
[p. 18]

- Wat doet die jonge Jufvrouw achter het lijk van den armen daglooner?

- Juist daarom, omdat de overledene doodarm was, voegde de rijke juffer zich bij den nederigen rouwstoet.

- Ik nam haar voor eene kwezel.

- Een engel, mijnheer, dien de goede God voor de armen naar beneden zond!

- Ik heb altijd gemeend dat er geene engelen bestonden, lachte Bernardin bij zich zelven.

- Ja, een engel! herhaalde de vrouw; iemand die jong, schoon, rijk en menschlievend is, mag wel een engel heeten.

- Het volk spreekt hier aanhoudend van Hemel, van engelen, hel en duivel, mompelde Bernardin spottend; wat zijn de menschen op het platte land nog eenvoudig en dom! Wat zal er nog tijd verloopen, eer de beschavingsgeest der eeuw bij hen binnen dringt!

In den loop van den dag trad hij eene der herbergen van het dorp binnen, en kreeg van de praatzieke herbergierster in een oogenblik alle verlangde inlichtingen, welke hem aangaande mijnheer ter Olmen en zijne nicht Clara Greenwijk nog ontbraken.

Ter Olmen had in zijnen tijd groote handelzaken gedaan en een aanzienlijk kapitaal bijeengegaard. Hij was ongeveer vijfenzestig jaren oud, ongehuwd, en scheen geen den minsten trek te hebben, de korte jaren, die hij nog te leven had, in de huwelijkskluisters door te brengen. Indien hij sterk voor zijne vrijheid uitkwam, hield hij niet minder aan zijn geld.

Dichter bloedverwanten, dan het eenig kind, zijner reeds lang overledene zuster, had hij niet; en het was

[pagina 19]
[p. 19]

tot haar dat geheel zijn aanzienlijk vermogen, na zijnen dood moest overgaan.

Clara Greenwijk, zijne aangenomene dochter, was een doodarm weeskind; al wat zij bezat, droeg zij bij zich, namelijk: eene goede opvoeding en een gouden hart; daarbij was zij beelderig schoon.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken