Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Wim Hens. Lotgevallen van een pleegkind (1915)

Informatie terzijde

Titelpagina van Wim Hens. Lotgevallen van een pleegkind
Afbeelding van Wim Hens. Lotgevallen van een pleegkindToon afbeelding van titelpagina van Wim Hens. Lotgevallen van een pleegkind

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (27.43 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Illustrator

Jan Sluijters



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Wim Hens. Lotgevallen van een pleegkind

(1915)–H.W. Sonnega Ez–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 10]
[p. 10]

II.
Wim uitbesteed.

‘Is de courant er nog niet?’ vroeg op een zaterdagavond mijnheer Van Bergen, de bewoner van een net huis aan de Amstelkade, aan zijn echtgenoote, die van haar kopje thee genoot.

‘Neen, nog niet. Verlang je weer?’

‘Och, jij met je verlàngen.’

‘Beken het maar, man. Een vrouw, om mee te praten, een lekkere kop thee, een makkelijk zitje, een dampende pijp, 't is allemaal niet genoeg. De krant! Zeven uur en nog geen krant! 't Is om je geduld te verliezen!’

Zoo spotte juffrouw Van Bergen. Toen vervolgde ze:

‘Heb je de bloemen al begoten?’

‘Ja.’

‘En een briefkaart aan neef Jan geschreven?’

‘Ja.’

Vijf minuten stilte.

‘'k Zal eens aan de Directie schrijven,’ zei Van Bergen.

‘Welke Directie?’ vroeg zijn vrouw, die de grijze poes op haar schoot liefkoosde.

‘Wel van de krant. Dàt zijn geen manieren...’

Weer hoorde men gedurende eenige minuten alleen het tikken van de klok in de gezellige woonkamer, waarvan de

[pagina 11]
[p. 11]

tuindeuren wijd openstonden. De man dampte als een fabrieksschoorsteen, en mopperde toen:

‘'k Ga een luchtje scheppen aan de deur. Zoo meteen...’

‘Rrrrrt’ ging het electrische belletje en even daarna bracht Mien, de bejaarde dienstmeid, het verlangde voorwerp binnen: de krant!

De schemerlamp brandde reeds.

Baas Van Bergen gaf zijn plan om een ‘hap’ lucht te nemen op en verdiepte zich in de lectuur van zijn krant.

Juffrouw Van Bergen glimlachte.

‘Hoe meer tijd, hoe minder geduld,’ dacht ze en nam toen een der bijvoegsels, om de advertentiën vluchtig door te zien.

Terwijl het echtpaar daar zoo rustig van het heerlijke avonduur geniet, hebben we tijd en gelegenheid menschen en dingen wat nader te leeren kennen.

Van Bergen ziet er gezond, ja blozend uit; zijn vrouw is bleek en heeft in den oogopslag een uiting van stil verdriet, van niet vergeten leed.

Voor een twintigtal jaren was Van Bergen als timmermansknecht in de stad gekomen; hij had kans gezien, ‘eigenbouwer’ te worden en hij had het door oppassendheid, vakkennis en... geluk zoover gebracht, dat hij thans als eigenaar van verscheidene goede perceelen onbekommerd kon leven, zonder veel meer om handen te hebben dan de administratie van en het toezicht op zijn huizen.

Zijn vrouw was dezelfde eenvoudige huishoudster gebleven als in de jaren, toen overleggen en uitkijken noodig was. Kinderen hadden ze niet, of liever niet meer; voor drie jaren had een zware slag de goede menschen getroffen: hun jongen van elf jaar, de lieveling van zijn moeder, de trots van zijn vader, was na een paar weken lijdens aan een keelziekte gestorven. Na die droevige gebeurtenis was juffrouw Van Bergen

[pagina 12]
[p. 12]

langen tijd ernstig ziek geweest, maar ze bleef door liefdevolle zorg en trouwe verpleging voor haar man behouden. Toch werd ze nooit weer de oude: haar gezondheid was en bleef geknakt.

Heel dikwijls spraken ze samen nog van den schat, dien ze hadden verloren, van het zonnetje, dat uit hun huis was verdwenen; en als baas Van Bergen eens door verveling en nesterijen korzelig was en naar afleiding snakte als een visch naar water, dan plaagde ook hem het verdriet. Hoe geheel anders zou alles geweest zijn, als de flinke knaap nog de stilte van 't huis had verbroken.

Het was stil, dit huis, maar 't was anders aantrekkelijk voor den bezoeker. De ruime en keurig gemeubileerde kamers ‘en suite’ gaven vóór uitzicht op de kade en de vrij breede vaart; achter op een flinken tuin, waarin niet alleen vele perken met bloemen prijkten, maar zelfs een viertal vruchtboomen stonden.

‘Geef me nog een kop thee, vrouw,’ zei Van Bergen, een ander blad zoekende.

‘Kijk eens hier,’ gaf zijn vrouw ten antwoord, terwijl ze hem met den duim een advertentie wees.

Van Bergen nam de krant over en las halfluid:

‘Een vader wenscht door omstandigheden voor één jaar zijn gezond negenjarig jongetje uit te besteden bij nette menschen.’ ‘Br. ltt. G.R. bureau van dit blad.’

‘Wel,’ vroeg Van Bergen, ‘bedoel je dat?’

‘Ja.’

‘En?’

‘En? Begrijp je niet, waarom ik je daarop wijs?’

‘Je bedoelt toch niet, dat wij die menschen wel konden zijn?’

‘Juist, dat bedoel ik. Hebben we al niet dikwijls over een thuishaaldertje gepraat, als een vergoeding voor ons groot verlies? We hebben al zijn kleertjes nog.’

[pagina 13]
[p. 13]

‘'t Is waar....’

‘Je moest eens schrijven, Jan. Wie weet!’

En Jan schreef nog dienzelfden avond een kort briefje, dat hij den volgenden morgen nog eens overlas en toen postte.

Dinsdagmorgen kwam er antwoord op; het waren nadere inlichtingen en het verzoek, den volgenden avond te kwart na negen zich te mogen aanmelden voor een bespreking.

Dien Woensdagavond vinden we Wim met zijn tante en den kruidenier bij de familie Van Bergen. Want hij was de jongen, voor wien een goed tehuis werd gezocht.

Wim had zijn zondagsche broek en een schoon kieltje aan; hoe aardig zag de jongen er uit, vooral nu zijn helderblauwe kijkers door het vreemde van 't geval niet al te vrijpostig rondblikten.

Tante begon te vertellen van Wim en de treurigheid thuis; al spoedig echter was ze door aandoening de kluts kwijt en nam de gedienstige buurman uit den winkel het woord over.

‘Moeder,’ viel Van Bergen den verhaler in de rede, ‘ga met de juffrouw en 't jongetje vóór wat zitten babbelen.’

Alzoo geschiedde en Van Bergen vernam thans alles van het ontredderde huisgezin en van de plannen, om het weer op de been te brengen. Wim's vader zou zich naar Rotterdam begeven en daar trachten als varensgezel weer een degelijk en matig man te worden. Eerste vereischte was, dat hij uit de omgeving kwam, waarin hij zoetjesaan al lager en lager was gezonken.

Na een jaar zou men verder zien.

Het slot van de bespreking was, dat zoowel Van Bergen als zijn vrouw toestemden, om Wim een jaar als hun logé te beschouwen. Ze hadden schik in het kereltje en bij hun verlangen een plaatsvervanger voor hun overleden kind te hebben, begrepen ze bovendien een goed werk voor anderen te doen, voor Wim in de eerste plaats.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken