Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roomsche Reys (1624)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roomsche Reys
Afbeelding van Roomsche ReysToon afbeelding van titelpagina van Roomsche Reys

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.60 MB)

Scans (59.39 MB)

ebook (3.49 MB)

XML (0.80 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

non-fictie/pamflet-brochure
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roomsche Reys

(1624)–Joannes Stalpaert van der Wiele–rechtenstatus Auteursrechtvrij

t'zamenspraeks-gewijs tusschen Pieter de Reyser ende Abacuk fijnen broeder


Vorige Volgende
[pagina 434]
[p. 434]

Ghebedt
Te spreken in tijde van Af-laet.

O Alder-mildste ende goedertierenste Heere Iesv Christe! Schepper, verlosser, ende zaligmaker des werelds! hier valt voor de voeten van uw' hoogste Majesteit, een al te grooten Zondaer, belast met een ontallicke menigte van schulden, daer mede hy uw' Goddelicke goedheid vertoornt, den Hemel ghekreit, de Aerde ontsticht, ende zijn eighen ziel heeft gheschonden. Maer alder-genadigste Heer, alzoo uw' wille noit en was de dood van den Zondaer, hoe groot hy oock waere; zoo hebdy my voor-komen metten onverdienden zeghen van uw' onghemete zoetigheid; my voor ooghen stellende de grouwelen mijnre zonden, d'onzekerheid mijns levens, de vervaerlickheid des doods, de strengigheid uwer oordeelen, ende de onverdraghelijke scharpigheid der tormenten, die de misbruikers van uw' barmhertigheid tot allen eeuwen zullen bezuiren.

Hier over hebdy mijn beweegt te erkennen mijn boosheid, ende met een waerachtig berou te beschreijen de rijck-dommen van uw' onsprekelicke langmoedigheid, die my zoo langhen tijd tot betering verwacht, ende ick zo verzwijmelick hadde versmaedt. Iesv! goede Iesv! Iesv d'alder-grootste, d'alder-beste, d'alder-rijkste, d'alder-mildste, d'alder-zoetste, d'alder-schoonste! te laet hebbe ick u ghevreest, te laet hebbe

[pagina 435]
[p. 435]

ick u ghedient, te laet hebbe ick u bemindt: te vroug hebbe ick u vertoornt, te langh hebb' ick u vergheten. 'Tis my leed o Heer uit het binnenste mijnder zielen: En wensche dat die uiren noit gheteldt en waeren onder de uiren mijns levens, op de welcke ick mijn vermat te over-tre'en het zoet bevel van uw' alder-heiligste gheboden. Dan hier van hebbe ick nu al-rede door uw' Goddelicke gratie in bitterheid mijnder zielen, mijn schuld ghesproken voor u, ende voor den gheenen, die ghy last ghegheven hebt de zonden te vergheven, ofte te weder-houden, toe betrouwende uwe onverbrekelikke waerheid ghestandt te zullen doen inden Hemel, 't gheene over my, van uwen 't weghen gedaen is opter Aerde.

Maer nae-de-mael ick verzekert ben, mijn Heer ende mijn God, dat alle uwe weghen sijn barmhartigheid en Oordeel. Daer over uwe Goddelicke rechtvaerdigheid ghewoon is, vande bekeerde Zondaeren, nae de quijt-ghescholde schuld, tot verbetering van uw' alder-heiligste eer af te eisschen een tijdtelicke boete. Ende dat my de zelve, mids de menigte mijnre zonden hier al te lastig, ende naemaels als te lang zouden vallen om ghesuivert te werden, ende daer en tusschen verscheiden te blijven van uw' Goddelick wezen: Zoo kome ick hier andermael voor den Throon uwer Genaden, biddende wel ootmoedelick my noch meer en meer te willen wasschen int dier-baere bad van uw' alder-heiligste vergoten bloed: op dat ick beneffens de schuld, oock ontslaghen sijnde van mijn verdiende boeten,

[pagina 436]
[p. 436]

voord-aen nerghens anders op en lette, als om met een deugdelick leven te vermeerderen het pond van uw' in-gestorte gratie, ende met een vlijtigheid te lopen door den weg van uw' onbevlekte geboden.

Mijn verzouk is groot, ick ken't o goedertiere Iesv! Maer noch grooter sijn de ongemete rijkdommen van uw' bittere Passie, die ghy tot verzoeninge onzer zonden ghelaten hebt inde Tresoren uwer H. Kerken.

Gedenckt hier noch toe alder-ghenadigste Heer, de verdiensten van alle uw' lieve Heiligen, de gehoorsaemheid der Patriarchen, als van Abraham uwen vrind, van Isaak uw' uit-verkoren, van Iacob uw' beminde. Gedenckt de ghelatentheid van Moises, de lijdsamigheid van Iob, de zachtmoedigheid van David. Ghedenckt de onnoselheid van uw' Doper Ioannes Baptista, die hier zulken scharpen leven gheleidt, ende nochtans zoo harden dood gesturven is. Gedenckt den onvermoeden arbeid van uw' twaelf Apostelen, die voor haeren ghetrouwen dienst, hier opter aerden met Cruissen en Zwaerden geloondt sijn geweest. Gedenckt de verduldigheid der Martelaren, de zorg der Confessoren, de eenigheid der Heremijten, de strengigheid der Cluysenaren, de penitentien der Monicken, de verlatentheid der Weduwen, de kuisheid der Maegden.

Ende in-zonderheid, het onbevlekte leven van uw' alder-gezegenste Moeder ende Maged Maria; wiens ootmoedigheid ghy aenziende, uitten Hemel ghedaelt, haer maegdelicke schoot verkoren, ende ons tot een verlosser geboren sijt.

[pagina 437]
[p. 437]

Ende hoe-wel uw' Goddelicke mildheid, nu meer als t'over gheloondt heeft in uw' Hemelsche glorie, alle het geene uw' uit-verkorenen hier oit verdienden met uw' gratie: Nochtans nae-dien ghy de deugdelicke werken, ter oorzaeken vande pijnelicheid daerze mede gemengt sijn, boven de verdienste, noch gegeven hebt een waerde van voldoeninghe voor de pijnen der zonden, die het meerendeel uwer Heiligen, mids haer onnosel leven niet van doen en hebben gehadt: zoo ben ick verzekert dat uw' Goddelicke voor-zigtigheid, die oock alle de hooft-haeren uwer vrinden teldt, ende haere ghebeenten tot eenen toe bewaerdt, te zaemen oock bewaerdt ende opgesloten hebt inde Schat-kamer uwer Kerken alle de voldoenelickheid, die hen-luiden over-geschoten is. Omme daer mede te zijnder tijd, uw' Heilighen te eeren, ende de armoede van een deel beslommerde Zondaeren te verbeteren.

Mids-dezen verzouk ick ellendig zondig mensch, dat uw' Goddelicke goedheid believe door gratie, uit deze onghemete schadt te baete te komen de armoede mijnder zielen. Ende tot af-rekeninge mijnder schulden van waerden te houden, den Af-laet, die my by den Thresorier uwer H. Kerken, door magt van zijn ontfange sleutelen, van uwen 't wegen gegeven is.

Vw' barmhartigheid o Heer is niet vermindert, noch uw' ghenade niet verkleindt. Ghy hebt hier voortijds op 't verzouk der Ghelovighen van Corinthen, door den dienst van uw' uit-verkoren vat, wel quijt gescholden de boeten, die den Bloed-schender hadde

[pagina 438]
[p. 438]

verdient: Ende niet-te-min van waerde gehouden, de Af-laten die den verlochenaers uws H. Naems, by de Bisschoppen uwer Kerken op 't begheeren van uw' ghevanghe Martelaren was vergunt: Ende lang daer nae, voor goed ghekent de Statien van uwen H. vrind Gregorius, ende de Cruis-vaerden van uw' Vicaris Eugenius; de zelve bevestigende deur teikenen, ende wonder-daden van Bernardus uw' uit-verkoren. Aldus vertrouwe ik uw' Goddelikke genaede ganschelicken toe; dat ghy nu oock van waerde houden zult, de gratie des Af-laets, die deur de bedieninghe van uwe H. Katholike ende Apostolike Kerck, aen my kativige Zondaer barmhartelick is gegeven.

O Heer ick schaem my wel te recht, dat ick wel ghehadt hebbe waer mede uw' Hoghe Majesteit te vertoornen; ende nu niet en hebbe waer mede, uw' Goddelicke rechtvaerdigheid te voldoen. Maer wat is uw' onghemete rijckdom ghedient met het uitterlick bederf van een arm Banckerottier? Wat is uw' almogende starkheid beholpen met het vertreden van een kruipende worm, mettet verleppen van een weinig hois, met het verdwijnen van een luttel schuims, metten af-val van een bevendt blad, mette vernietting van een dorre stoppel? Neen Heer! dit en sijt ghy niet ghewoon, wiens wezen, goedheid; wiens eighen, sparen; ende wiens ghebruick is op eene voet-val, quijtschelding te gheven van tien duisend ponden schulds.

Goedertierenste Iesv! met dezen schuldenaer valle ick mede te voet voor den

[pagina 439]
[p. 439]

Throon uwer ghenade: biddende uw' ooghen te willen keeren vande menigvuldigheid mijnder misdaden; my wederomme te wasschen van mijne zonden, ende volkomentlick te reinighen van alle de over-blijfselen mijnre boosheiden: op dat ick eens door de gunst van een volmaekt perdon ganschelicken ghezuivert sijnde, voord-aen met een bevrijde ziel, volkomentlick mag dienen, loven en dancken de waerdigheid van uw' Goddelicke ghenade. Die metten Hemelschen Vader, ende den H. Gheest leeft ende regneert tot inder eeuwigheid Amen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken