Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Daraide (1630)

Informatie terzijde

Titelpagina van Daraide
Afbeelding van DaraideToon afbeelding van titelpagina van Daraide

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.54 MB)

ebook (3.22 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

blijspel / komedie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Daraide

(1630)–Jan Jansz. Starter–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

V. Handelinghe, Eerste Uytkomst.

Garaye. Cleofile. Daraide. Keyser, Florisel. &c.
 
Garay
 
LOF zy den Hemel door sijn segen-rijcke gaven,
 
Die veyligh ons ghebracht heeft in de Griecxsche haven,
 
En door de woeste Zee met al sijn dulligheyd
 
Ons heeft genadigh met sijn eygen hand geleyt
 
Cleof.
 
Ik heb soo menighmael stantvastigh voorghenomen
 
Dat ick noch voor mijn dood woud' eens in Griecken komen,
 
Dan altijd bleef het na om desen of om die,
 
Maer nu ben ick verheughd dat ick de poorten sie
 
Vande beroemde Stadt, daer soo veel Helden woonen,
 
Die met een stalen lof haer olden stam bekroonen.
 
Nu sal ick dan den Held, die Florisel sich noemd,
 
Eens sien, waer van men soo door al de Wereld roemd.
 
Garai.
 
Ick heb oock seer verlanght, wanneer ick met mijn oogen,
 
De Griecxsche Princen eens aenschouwen soude moghen,
 
Van wien men soo veel spreeckt, en wiens manhaftigheyd
 
Tot aen des Werelts eynd soo loflijck wort verbreyd.
 
Holla, wat schoonder Maeght komt hier ghewapend treden,
 
Het is Darayde, soo ick mercke aen haer kleden,
 
Wel hoe, dits vry wat vreemds.
 
CLE.
 
Komt laet ons hier wat staen,
 
En wat hy segghen sal gheduldigh hooren aen.
 
Daraid.
 
Hier ben ick nu ghestrand, en voor de wind ghevaren,
 
Tot inden Haven toe in spijt van al de baren.
 
O Hemel gund dat mijn voornemen magh gheschien,
 
Soo, dat ick daer mijn selfs en oock mijn lief met dien.
 
'k Had eerst een grooten strijd in mijn verwarde sinnen,
 
Hoe, en in wat ghewaed, ick treden soud hier binnen,
[pagina 56]
[p. 56]
 
Ten lesten ick besloot, dat ick verlaten wouw
 
De kleeren van een Man, en komen als een Vrouw
 
In 't Edel Griecksche Hof, eensdeels om dat mijn Maghen
 
My niet bekenden als sy mijn met op-merck saghen.
 
En anderdeels, om dat ick altijd int ghevecht
 
Mijn daden in den schijn eens Vrouws heb uytgherecht.
 
Soo ben ick dan ghesind, dat ick in Vrouwen kleeren
 
Wil komen opghepronckt, in 't Hof der Griecxscher Heeren,
 
Ik heb haer mijne komst al laten dienen aen.
 
Maer hou, wat schoonder paer sien ick daer ginder staen!
 
Garai.
 
Darayde,
 
DARAI.
 
Mijn Garay, docht ick u hier te vinden!
 
O Hemel grooter vreughd ghy noyt voor my befinden.
 
Garaie.
 
Hoewel te passe voeghd my d'Heere by u nu,
 
Daraid.
 
Wat Iuffrouw is het vriend, dien ghy daer hebt by u.
 
Garay.
 
Cleofile mijn lief.
 
DARAI.
 
Soo moet ick haer begroeten.
 
Me-Vrouw ick acht de uyr daer in ick u onmoete,
 
En dat op dese plaets, de g'luckighst van mijn tijd.
 
Cleof.
 
En ick ben in u komst op 't alderhooghst verblijd.
 
Daraid.
 
Wat goet gheluck heeft u Me-Vrouw doch hier ghedreven?
 
Cleof.
 
Niet anders, als de lust dien ick had al mijn leven,
 
Om eenmael Amadijs met sijn gheslacht te sien,
 
't Welck nu (soo ick verhoop) wel haestigh sal gheschien.
 
Daray
 
Hier komt den ouden Held, verselschapt met sijn Zonen,
 
Keyser.
 
Princessen die soo veer van onse Landen woonen,
 
Wy heeten u met vreughd ons harten wellekom,
 
Hoe sullen wy dees deughd verghelden wederom?
 
Cleof.
 
d' Eer dien ghy ons bewijst, o Keyser seer hoogh-aerdigh,
 
Met u beroemd gheslacht, zijn wy in 't minst niet waerdigh.
 
Keyser.
 
O seght dat niet Me-vrouw, ghy kneust daer met mijn lof.
 
Komt laet ons treden (soo het u belieft) na 't Hof.
 
Flori.
 
Mijn Ziele is van vreughd, (o schoone) op-ghetoghen,
 
Om dat ick hier in 't Hof u sie met dese ooghen,
 
In wien beyd schoonheyd, deughd, en krachten zijn vergaerd,
 
Waer door ghy zijt soo seer de Werelt om vermaerd.
 
Darayd.
 
Neen loffelijcke Prins, de deughden en de krachten
 
Die zijn in u volmaeckt, in mijn noch te verwachten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken