Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Rook in het hoofd (1964)

Informatie terzijde

Titelpagina van Rook in het hoofd
Afbeelding van Rook in het hoofdToon afbeelding van titelpagina van Rook in het hoofd

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.08 MB)

Scans (19.23 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Rook in het hoofd

(1964)–Kees Stempels–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 60]
[p. 60]

V / (Flim)

Het dagelijkse gepingel, gebeier en gefluit om middernacht is weer voorbij en vrouw en kinderen liggen te slapen, Netty zelfs met een hoofdpijnpoeder. Ze heeft voor het naar bed gaan nog gauw even een rekje met wasgoed voor de haard gezet, hetgeen Flim verfoeit, omdat hij zijn stoel nu niet dicht genoeg bij het vuur kan schuiven en omdat er een weerzinwekkende lucht uit het wasgoed opstijgt. Zelfs zijn pijp vermag daar niets tegen. Hij gaat voor het raam staan en denkt verder over de affaire Olga.

Waarom ben ik toen verliefd op haar geworden? Waarom is ze hem toen gesmeerd? Ben ik niet verliefd geworden door haar bekentenissen? Maar wat vertelde ze dan?

Flim moet scherp nadenken, maar het heeft enig resultaat. Ze had het recht op geluk verspeeld door haar vroeger gedrag, zei ze. Een pathetische constatering meent Flim nu. Ze was verloofd geweest en was, toen de verloving uitging, met moffen meegegaan. Met een van hen raakte ze diep bevriend. Ja, dat is waar: ze vertelde notabene dat hij precies op mij leek, bedenkt Flim ineens. Hij begreep alles en je kon hem alles vertellen. Ze hield zoveel van hem dat ze alleen maar met hém had willen trouwen. Helemaal geen Hitlerjongen. Dat ik me daardoor heb laten imponeren. Het wordt steeds raadselachtiger. Wat een kluns was ik. Het was nog klunziger dat ik haar toen maar niet meteen in mijn armen heb genomen. Dat gebeurde pas op die avond dat Karel met zijn dronken kop tegen het dressoir viel en Olga en ik hem naar bed moesten brengen.

De herinneringen roepen ook weer de gevoelens van toen op. Ik had medelijden met haar, weet Flim weer, met haar en met iedereen die wat opleiding en milieu betreft zoveel slechter toegerust was dan ik. Al die mensen proberen toch ook, op hun manier, het geluk na te jagen. Ik wilde ze in mijn armen nemen om ze tegen het leven te beschermen.

[pagina 61]
[p. 61]

Ja, ja, denkt Flim, allemaal tegelijk zeker. Zijn pijp is uitgegaan. Was het schijnheiligheid? Nee, ik meende het geloof ik oprecht. Des te erger? Ik was toen niet wie ik nu ben. Waarom mijn halfzachtheid van toen te verloochenen? Maar waarom ging ze ten slotte op de vlucht? Gek dat ik dergelijke belangrijke gebeurtenissen zo gemakkelijk vergeet.

Er was toch geen noodzaak voor een vlucht? Karel was toch bijna nooit thuis. We hadden vrij spel, al moesten we ons om Liesje een beetje inhouden. Is er in die tijd eigenlijk wat gebeurd? Afschuwelijk dat ik me dat zelfs niet herinher.

Wat was het voor een dag toen ze wegging? Ja! Een zondagmorgen!

Dat brengt Flim ineens op het spoor. Zo was het! Stukje bij beetje schieten hem de fatale dagen weer te binnen.

Die zaterdagmorgen begon het al. Ik had me voorgenomen mijn kamer op te knappen. Ik werd wakker door kreten op de gang: ‘Blijf eraf rotkreng. Donder op. Verrek jij. Overal kom je an. Pestkind. Goorjet!’ Olga was over haar zenuwen. De kreten, bestemd voor Liesje, gingen vergezeld van driftige borstel- en schuurgeluiden. Olga gaf de gang een goede beurt: haar ouders zouden 's zondags koffie komen drinken. Ik kleedde me aan en ging informeren of er al koffie was. Olga was ermee bezig. Na de koffie ging ik naar mijn kamer om de oude stukken zeil los te scheuren. Met een mes dat Olga uit de gereedschapskist van Karel had gepikt sneed ik het nieuwe zeil op maat, 's Middags verfde ik de raamkozijnen en de deur. Ik had een restje over en smeerde dat op een leunstoel, maar het was niet genoeg.

Toen Liesje naar bed was vroeg ik Olga en Karel het resultaat te komen bekijken. Het mes had Olga al weer teruggelegd. Ze waren enthousiast over mijn prestaties en Karel stelde voor er een drankje op te drinken; hij was blij met een legitieme reden voor een drankje. Hij had ineens geen

[pagina 62]
[p. 62]

haast meer om op stap te gaan. Tegen een uur of tien - ik had net mijn eigen fles van mijn kamer gehaald om een bijdrage te leveren - kwam een vriend van Karel langs om te informeren waar hij bleef. De vriend lustte ook wel wat. Tegen twaalf uur waren de sigaretten op. Ik ging een pakje halen uit een automaat. Bij terugkeer moest ik aanbellen, want ik liep nog in de oude broek die ik had aangetrokken voor het opknappen van de kamer en de sleutel zat in mijn andere broek. Olga deed open en in het duister van het halletje onderaan de trap, precies op het wiebelende luikje waaronder de hoofdkraan van de waterleiding huisde, omhelsden we elkaar langdurig en innig. Het gevaar betrapt te worden gaf de gebeurtenis een pikant aspect. Tegen half twee was er geen drank meer en Karel en zijn vriend gingen de straat op. Olga was doodmoe en ging naar bed; uit armoe ging ik ook. 's Nachts kwam Karel beschonken thuis en hij wekte Olga met de mededeling dat er bezoek voor haar was. Dat bezoek bleek te bestaan uit een juffrouw van laag allooi en twee vrienden die in dezelfde toestand verkeerden als Karel. De vriend die 's avonds was geweest, hadden ze ergens achter moeten laten. Olga weigerde op te staan.

Ik had niets gemerkt. Pas 's morgens kwam Olga het me vertellen. Karel was toen met zijn bezoek afgedropen. Haar ouders kwamen tegen koffietijd. Olga had haar bezittingen toen al ingepakt en Liesje aangekleed. Haar vader, een grauwe oude man, belde bij de melkboer een taxi op. Daar gingen ze. En wat deed ik? Ik heb Olga geloof ik gevraagd een briefje neer te leggen voor Karel - anders had ik de boodschap moeten overbrengen. Ik heb ook een paar dingen die ze niet mee kon nemen in mijn kamer verborgen. In mijn voetbalkoffertje. En toen?

Een kind huilt. Bij de buren? Het geluid is echter zo duidelijk dat het wel een van Flims kinderen moet zijn. Hij gaat naar de kinderslaapkamer. Het is Petertje. Om Mar-

[pagina 63]
[p. 63]

liesje niet wakker te maken slaat Flim het ventje een deken om en neemt het mee naar de woonkamer. ‘Kom mee,’ zegt hij, ‘dan gaan we lekker bij de kachel zitten.’ Hij zet het wasrekje opzij en samen zitten ze op de grond. Petertje begint een moeizaam en onduidelijk verhaal. ‘Een hele grote vogel... Een hele grote vogel...’ Hij zakt al weer weg. Ping ping, zegt de klok op de schoorsteenmantel. Flim staat op, brengt het kind naar bed en betreedt geluidloos de echtelijke slaapkamer. Hij is alleen vergeten het wasrekje weer voor de haard te zetten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken