Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1923-1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Afbeelding van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegdenToon afbeelding van titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.98 MB)

ebook (6.37 MB)

XML (5.27 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

(1923-1925)–F.A. Stoett–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

201. Een bengel van een jongen.

De oorspr. bet. van bengel is stok, knuppel en vandaar bij overdracht een lomperd, gemeene kerel, deugniet, guit; vgl. een vlegelGa naar voetnoot3), bonk, knoet, knevel, schoft, een gaffel van een jong (Bergsma, 117); het mnl. en 17de-eeuwsche schudde (gaffel, schurk) en het 17de-eeuwsche loer (zie iem. een loer draaien). Vgl. Draaijer, 7: 'n Hele bungel van 'n jonge, een plompe, groote jongen; fri. in bingel; hd. ein Bengel; en zie Ndl. Wdb. II, 1797; Franck - v. Wijk, 49. Gelijksoortige beteekenisovergangen vertoonen ook Limb. prengel, dikke knuppel, stevige jongen; het fr. palot, schop, spade; lomperd, vlegel; nd. slêf (fri. slêf), lepel en lummel; hd. Hunke, been en schurk; Flätz, vlegel en lomperd (zie Kluge Wtb.7 139). Vgl. no. 220.

voetnoot3)
Of moeten wij, met R.A. Kollewijn, een overdracht aannemen van den naam van een door iemand gebruikt werktuig op hem zelf? Dus hier op dorschvlegels hanteerende boeren? Vgl. bijltje, scheepstimmerman. Zie Taal en Letteren XI, 278.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken