Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1923-1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Afbeelding van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegdenToon afbeelding van titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.98 MB)

ebook (6.37 MB)

XML (5.27 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

(1923-1925)–F.A. Stoett–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

791. Van de hand in den tand leven,

d.w.z. elken dag verteren wat men verdient; het krap, niet breed hebben. In de 16de eeuw bij Campen, 83: tis mit hem van den handen inden tanden; Goedthals, 119: vander handt inden tant varen, le souffreteux mange son bled en herbe; Idinau, 269:

 
Het gaet daer al, van handt in den tandt.
 
Daer men kort op-eet, watmen windt.

Halma, 203: Van de hand in den tand, spreekw. zoo veel winnende als men verteert; Tuinman I, 105; 140; Harreb. I, 278; Kalv. I, 82. De Duitschers zeggen von (aus) der Hand in den Mund leben; nd. et geit van der Hant oppen Tant; van de Hand in 'n Tand; eng. to live from hand to mouth, waarmede bedoeld wordt, datgene, wat verdiend is, wat men in handen gekregen heeft, dadelijk voor de noodzakelijkste levensbehoeften, voor voedsel, weer moeten uitgeven; Ndl. Wdb. V, 1758; Waasch Idiot. 642: van de hand in den tand, zoo gewonnen, zoo verteerd; Antw. Idiot. 1741: van de hand in den tand leven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken