Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1923-1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Afbeelding van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegdenToon afbeelding van titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.98 MB)

ebook (6.37 MB)

XML (5.27 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

(1923-1925)–F.A. Stoett–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

1516. Geen mieter (mijter),

d.w.z. volstrekt niets. Een mieter, mijter is een kaasworm, een mijt, dus een zeer klein diertje, iets zeer geringsGa naar voetnoot2) (vgl. geen zier); vandaar mieterig (van kaas gezegd). Zie Schuerm. Bijv. 198 b; De Bo, 695 b; Com. Vet. 6: Daar (in het Hemelsch Broot) was metter tijdt soo de mijter in ghekomen, datter niet als de buytenste korsten van overghebleven waren; Boekenoogen, 638; Opprel, 72 b; Molema, 263 b, waar ook vermeld wordt d'r is gijn mieter = daar is volstrekt niets; Kmz. 375: De kindere lijken geen mieter op 'm; Fri. Wdb. II, 167: ik tel it gjin myt (of

[pagina 29]
[p. 29]

miter). In Zuid-Nederland: Ge krijgt geene' mieter. Daar is geene' mieter. Ik geef geene' mieter om (zie Antw. Idiot. 814Ga naar voetnoot1)).

Een ander znw. mieter dan het voorgaande, nl. eene afkorting van sodomieter, hebben we in de ruwe zegsw. iemand op zijn mieter komen of geven, iemand afranselen. Vgl. Molema, 263; Gunnink, 169; Opprel, 72; V. Schothorst, 173; Onze Volkstaal II, 96; Sjof. 275: Dan krijg 'k op me mieter van dat wijf. - Daar in dezen zin mieter synoniem is met donder, bliksem, duivel, is men ook gaan zeggen: gekke mieter, gekke dwaas, rare bliksem (V. Weel, 125); een leelijke mieter, een gemeene vent (V. Schothorst, 173); loop naar de mieter (Gunnink, 169), fri. rin nei de miter; om de mieter (den dood, den bliksem) niet; gau as de mietert (Molema, 263; 264); fri. in beroerde miter; mietersch, duivelsch, bliksemsch (o.a. Diamst. 21: Wat 'n mietersche stank; V. Schothorst, 173: een mitersche schik); als versterking: die gemeene mieterhond (in Mgdh. 140); ook een ww. mieteren (schelen) in het kan mij niet mieteren, het mietert mij niks (zie Taal- en Ltb. IV, 17; Taal en Lett. III, 153; Onze Volkstaal II, 224); fri. dat kin my neat miterje; dat mytert nin byt (in D.H.L. 12: Wat kan mijn luitenant Beerman versansodemieteren) of in den zin van zeuren, zaniken naast mieterjagen (vgl. donderjagen); zie V. Schothorst, 173; V. d. Water, 108; òf in dien van vallen, werpen, smijten; vgl. fri. miterje, vallen, werpen; Diamst. 424: As je d'r nie uit komt, mietere we je d'r uit!; Lvl. 60: Smoordronken neergemieterd op zijn bed; opmietere, opdonderen, ophoepelen; een opmieter, een opdonder, een slag (o.a. Grod. 75); bemieteren (beduivelen; o.a. in Prol. 8: 'n Akelige goedzak die z'n eige laat bemietere door 'n lui, smerig wijf); fri. utmiterje. Vgl. no. 197.

voetnoot2)
Het Mnl. Wdb. IV, 1763 vermeldt eene plaats, waar miter voorkomt in den zin van een penning, ter waarde van een' stuiver. De mogelijkheid is dus niet uitgesloten, dat dit woord schuilt in onze uitdrukking.
voetnoot1)
In de middeleeuwen en later was zeer gewoon niet een mijt, waarin mijt kan beteekenen eene munt van zeer weinig waarde (1/3 penning); vgl. fri. net en myt; eng. not one mite; het Zaansche nietemijtig, bnw. nietig, gering, onbeduidend (Boekenoogen, 666); Westfri. nietemijterig, niets van een ander kunnen verdragen (De Vries, 85); Mnl. Wdb. IV, 1761; De Jager, Latere Verscheidenheden, 69-74 en Taal- en Letterb. IV, 17.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken