Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1923-1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Afbeelding van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegdenToon afbeelding van titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.98 MB)

ebook (6.37 MB)

XML (5.27 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

(1923-1925)–F.A. Stoett–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

1624. Iets in den neus krijgen (of hebben),

d.w.z. iets in de gaten, in 't snotje krijgen (Waasch Idiot. 600 b: iets in 't slotje? krijgen), in den snuf hebben (Schuerm. 408), den reuk hebben van ietsGa naar voetnoot1), er de lucht van krijgen, iets neuzen (Halma, 380), eig. van een jachthond gezegd. Vgl. ook het adjectief neuswijs, hd. naseweis, dat oorspr. gezegd werd van dierenGa naar voetnoot2), vooral speurhonden, eine feine Nase haben; fr. avoir le nez fin; zoo nog in Zuid-Nederland; zie De Bo, 739: De jachthonden zijn neuzewijze beesten; ook de snof, de lucht, de vonk(en) in den neus krijgen (Ndl. Wdb. IX, 1894; Harpoen, vs. 98). Zie voor het bestaan der uitdr. in de 17de eeuw Pierlep. 18; Van Moerk. 294; voor de 18de eeuw vgl. C. Wildsch. III, 327; Halma, 380: Iets in den neus krijgen of hebben, ergens de lucht van weg krijgen, avoir le vent de quelque chose; Harreb. II, 125: Ik had hem dadelijk in den neus; Villiers, 87. In het Friesch: hwet yn 'e noas krije; in Zuid-Nederland: iet in de neuze krijgen of hebben (De Bo, 738 b; Claes, 159; Rutten, 153; Tuerlinckx, 410; Joos, 85); iet in den neus of in 't neusken hebben (Antw. Idiot. 853); iet in 't snuitjen hebben (Antw. Idiot. 1144). Vgl. no. 1438.

voetnoot1)
Tijdschrift XIV, 300.
voetnoot2)
Vgl. Barth. 782 b: Dese ezel (veldezel) is wijs in den ruken.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken