Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1923-1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Afbeelding van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegdenToon afbeelding van titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.98 MB)

ebook (6.37 MB)

XML (5.27 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

(1923-1925)–F.A. Stoett–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

1720. Voor iets opdraaien,

d.i. niet vorderen, voor iets blijven steken, iets niet kunnen gedaan krijgen. De eerste beteekenis van opdraaien is die van in den voortgang gestuit, tegengehouden worden, zooals voor het anker opdraaien, door het daartoe uitgeworpen anker tegengehouden worden in het verder wegdrijven; voor eene ondiepte opdraaien, door eene ondiepte plotseling in zijn weg gestuit worden; daarna figuurlijk ergens voor opdraaien, er voor blijven steken, iets niet kunnen gedaan krijgen; ook: voor iets moeten boeten, de nadeelige of onaangename gevolgen van iets moeten dragen, en een ander ergens voor laten opdraaien, iemand anders de moeilijkheid op den hals schuiven, hem het werk laten doen, waarvoor men in de Zaanstreek zegt iemand ergens voor laten opstroopen of opstroppen; fri. opstrûpe of omteare (vgl. ook Boekenoogen, 712); zie Harreb. III, 52; Ndl. Wdb. XI, 458; Uit één pen, 29; Sjof. 75; 169; Kmz. 303; Nkr. III, 19 Sept. p. 3; Leersch. 181. Syn. is voor iets optornen, waarin tornen ‘wenden’ beteekent; eig. van ten anker komende schepen, die door ankerketting of -touw in het nederdrijven gestut worden en dus stil komen te liggenGa naar voetnoot1).

voetnoot1)
De Jager, Frequ. II, 840-841; Ndl. Wdb. XI, 1298.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken