Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1923-1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Afbeelding van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegdenToon afbeelding van titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.98 MB)

ebook (6.37 MB)

XML (5.27 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

(1923-1925)–F.A. Stoett–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

2114. Voor spek en boonen meedoen (of er bij zitten, loopen),

d.w.z. niet geteld worden, een bijlooper zijn, bij eenig werk overtollig zijn; Transv. ver spek en boontjes, voor weinig geld (Onze Volkstaal III, 143). Elders: voor spek en brood, voor spek en 'n metworst, voor spek en

[pagina 291]
[p. 291]

appels (Molema, 51 b); voor spot en boonen zitten, meedoen (Opprel, 84 b); voor spot en spiegel (Noord en Zuid VII, 348; Nav. LIX, 43); för spek un bonen, för 'n stük spek mitlopen (Ten Doornk. Koolman III, 270; Dirksen I, 60); voor doove neuten ergens bij zitten (V. Janus II, 135; 136); for spek en brea (brood) meidwaen (W. Dijkstra, 400); voor kiekenvleesch mee doen (Schuermans, 240 a); 't wittebrood zijn (ibid. 869 a). Volgens het Ndl. Wdb. III, 441 beteekent de uitdr. vermoedelijk eig. ‘geen loon maar alleen den gewonen kost verdienen, gelijk b.v. oudgedienden, die het genadebrood eten’; vgl. De Bo, 195: voor den babbel en den buis, voor eten en drinken, zonder andere vergelding dan ate en drank; Ndl. Wdb. III, 1494: voor den rok en den brok werken, voor kost en kleeding werken; Van Effen, Spect. IX, 239: Dat ge nog niet voor vol kunt aangezien worden, en, om een kinderlyke dog kragtige spreekwyze te gebruiken, dat ge nog maar voor spek loopt. Volgens Halma en Sewel verstond men in de 18de eeuw onder spek en boonen studentenhaver, rozijnen en amandelenGa naar voetnoot1), dus iets lekkers, waarin weinig voedsel zit, dat men ‘toe eet’; en vergelijkt men nu de Zuidnederl. uitdr. 't wittebrood- of kiekenvleesch zijn; ook voor kiekenvleesch meedoen (Claes, 109); veur kiekebil, voor niets (Waasch Idiot. 339Ga naar voetnoot2)), onze zegswijze ‘voor zoete koek meedoen’, en de door Harreb. II, XXXI en LXIII vermelde zegswijze hij doet meê voor de groene kaas, dan ligt het vermoeden voor de hand, dat de eig. bet. kan zijn: voor iets gerings geteld worden, den dienst doen van spek en boonen. De andere uitdrukkingen kunnen dan navolgingen zijn, toen men den eigenlijken zin niet meer verstond. Ze komt o.a. voor in Buiten, 19 Sept. 1914, p. 456: In 't zuiden waken ernstige jongens, die op hun qui vive zijn en drommels goed beseffen, dat ze daar niet voor spek en boonen staan; De Amsterdammer, 29 Maart 1924, p. 8: En zoo loopt de normale mensch-in-het-algemeen in ons, een beetje overspannen, geforceerde wereldje, er nog al eens voor spek en boonen bij; Nkr. II, 9 Febr. p. 2; De Arbeid, 25 Maart 1914, p. 4 k. 2; Ppl. 65; Het Volk, 13 Mei 1914, p. 1 k. 4; A. Jodenh. II, 2; Afrik. vir spek en boontjies; enz.

voetnoot1)
In Zuid-Nederland bestaat een znw. spek, vroege ontleening uit lat. speciem, fr. espèce, een soort caramel, een babbelaar, een suikergebak, dat de kinderen gaarne snoepen (De Bo, 1067 en Schuermans, 653).
voetnoot2)
Als Antwerpsche jongens soms eenen kleine, die nog niet zoo snel als zij en kan loopen, laten meespelen, en overeenkomen dat hij er niet en zal moeten aan zijn, dan heet die kleine kiekenvleesch (Kinderspel I, 79).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken