Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1923-1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Afbeelding van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegdenToon afbeelding van titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.98 MB)

ebook (6.37 MB)

XML (5.27 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

(1923-1925)–F.A. Stoett–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

2390. Iemand zijn vet geven,Ga naar eind2390

d.w.z. iemand duchtig de waarheid zeggen, de les lezen; eig. aan 't gebraad, dat zich zelf niet bedruipen kan (no. 170) zooveel vet toevoegen, als noodig is; het naar den eisch behandelen; op personen toegepast: geven wat hem toekomt, zijn portie geven, flink onderhanden nemenGa naar voetnoot1); Harreb. II, 376 a; Twee W.B. 165: k Heb 'r d'r vet gegeven. Mot dat kr..ng mij dat aandoen? Ppl. 4: Ik zal d'r morgen ochtend wel d'r vet geven, dat ze voor veertien dagen d'r mee toe kan; bl. 5: Ik zal straks de Flesch wel d'r vet geven; Kmz. 356: Maar ik heb ze d'r vet

[pagina 412]
[p. 412]

gegeve al knikte me knieë; Speenhoff, I, 25: Ik sta mijn man, dan geef ik ze hun vet; Mgdh. 276: Debatteere, dat is iemand z'n vet geve; De Tijd, 30 Mei 1914 p. 9 k. 3: De heer Schaper gaf daar de heeren Ter Spill en Nierstrasz hun vet; Handelsblad, 12 Dec. 1913 (avondbl.) p. 5 k. 4: Wanneer niet Briand was tusschen beide gekomen en de regeering en haar helper hun vet gegeven had; Nkr. IV, 10 Juli, p. 6; IX, 8 Mei p. 6: De werkvrouw, ook niet malsch, geeft 'm z'n vet terug; Nw. School III, 63: Maar vechten deden ze goed, de Noormannen kregen hun vet; VII, 358: Hij zou dien ‘haagschen meneer’ eens even op een nette manier z'n vet geven; De Amsterdammer, 8 Aug. 1915 (omslag) p. 4 k. 4: Ik ben door vijf Duitsche zeelui aangevallen en ik heb ze allen hun vet gegeven! Groningen IV, 190. Ook iemand op zijn vet geven in Lev. B. 139: We gaffe de scheerder en ze vrouw op d'r vet - niet zoo weinig hoor!; Molema, 574 a: iemand zien vet geven, met woorden tot zwijgen brengen, hem beschaamd maken; hd. einem sein Fett geben. Vgl. Grimm III, 1572: er soll sein Fett schon kriegen, seinen gebührenden Lohn empfangen; Woeste, 298: da hes du din fett!, so nun bist du schön angelaufen!; Eckart, 113: sin Fett hewwen, seinen Teil haben; Ten Doornk. Koolm. I, 473 a: de hed sîn fet dâr ôk gôd had. Synonieme uitdrukkingen zijn: hij zal er smout van hebben, hij zal er van lusten (Harreb. II, LXXVIII); iemand (af)vetten, slagen geven; vetting, pak slagen, rammeling (Antw. Idiot. 1365); iemand (af)boteren, afranselen (Teirl. 201); eng. schoolbutter, slaag (woordspel met to butt, stooten); iemand zijn peeën opscheppen (in Kl.-Brab. en zie Antw. Idiot. 905; 944; Ons Volksleven III, 27); iemand wat boter in de pap steken, hem straffenGa naar voetnoot1); iem. den baard smouten (Schuerm. 635); iemand de rystebry gaar koken (zie Gew. Weeuw. I, 55); iemand zijn erwten geven (in Vlaanderen); iemand kersen geven (Kl.-Brab.); iemand zijn zaad, zijn soep, zijn haver geven (Joos, 73); iemand zijn posie (portie) geven of opscheppen (Antw. Idiot. 991); iemand zijne soep uitscheppen (Rutten, 210 b; Tuerlinckx, 575); iemand zijne saus geven (Schuermans, 567 a); iemand zijn salade geven, hekelen (Rutten, 186); iemand tabakken, afranselen (Van Dale), in Zuidndl. aftabakken (fr. passer au tabac qqn; bargoensch: vertobacken, mishandelen) naast tabak, pak slaag (Tuerlinckx, 607); iemand zijn maatje vullen (Schuerm. Bijv. 192 a); fri. immen syn grande jaen, een pak slaag geven (eig. competente portie van eten of drinken). Vgl. ook het eng. to give a p. his gruel; to coock a p. his goose; fr. faire à qqn sa sauce, en verder no. 2084 en 2220.

eind2390
l. passer qqn à tabac.
voetnoot1)
Zie H. Beckering Vinckers in Tijdschrift XXXIX, 158.
voetnoot1)
Ndl. Wdb. III, 702.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken