Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1923-1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Afbeelding van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegdenToon afbeelding van titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.98 MB)

ebook (6.37 MB)

XML (5.27 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

(1923-1925)–F.A. Stoett–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

2463. Voetveeg (of voetwisch),

eig. een mat om de voeten te vegen, in het Zaansch een voeteveeg (Boekenoogen, 1157); bij overdracht gebruikt voor iemand, met wien

[pagina 450]
[p. 450]

men kan doen wat men wil, iemand die dient als voorwerp van critiek, spot of scherts, iemand waarmede of bij wien men ‘de kachel kan aanmaken’Ga naar voetnoot1), dien men smadelijk kan bejegenen, als een slaaf kan behandelen, dien men in het Limburgsch 't peerd met den langen hals noemt ('t Daghet VII, 70). Vgl. Sart. I, 7, 40: Hy is heur voetveech, summum despectum atque infimam humilitatem hoc adagio significamus; II, 4, 43: een arme voet-veegh, een arme slaef; II, 8, 90: Out sult ghy allemans voetveech wesen; Coster, 383, vs. 56; Besteedster, 20; Doeden, 57; Halma, 738: Iemands voetveeg zijn, veragtelijken dienst voor iemand doen; Nw. School, VII, 399: Hij is niet volmaakt, maar hij is toch veel te goed om zich als een voetveeg te laten behandelen; Nkr. VIII, 4 April p. 6: Och stakkerds, gij wilt wàt graag hun voetwisch zijn en luisteren naar hun wet; De Vrijheid, 18 Juni 1924, p. 1 k. 1: Het georganiseerd overleg welks practijk het college van B. en W. tot een voetveeg en een aanfluitingGa naar voetnoot2) maakt; fri. foetfei of feger. Synoniemen zijn voetfutsel; vgl. Kiliaen: voet-futsel, fomenta pedum, pedule; meretrix, concubina (vgl. ons slet, bij Kil. voet-slets; Campen, 15: sy is een yedermans voetsleth); De Bo, 1341 a: voetfutsel, iemand, dien men willekeurig behandelt, met wien men doet wat men wil: voetsleter (Everaert, I, 536); dweil, opneemvod (Schuerm. Bijv. 76; Waasch Idiot. 198 b: iemand veur zijnen dweil nemen); schotelvod (Tuerlinckx, 555; Antw. Idiot. 1089); schoteldoek, slet, slechte vrouw (C.v. Rijssele, Sp. d. M. 3278; Schuerm. 598 a; Waasch Idiot. 583; Volkskunde, 1906, bl. 225); een wolle lap (in W. Leevend); een pispaal (in D.H.L. 12: Oppasser van 'n luitenant, drie gulden in de maand en de pispaal van meneer en mevrouw); een wrijfpaal (o.a. Nw. Amsterdammer, 30 Jan. 1915, p. 7 k. 2: De bediende, half vertrouwde, half ‘wrijfpaal’ voor slechte humeuren); fri. lidstok of wriuwpeal (fig.); ook stokdweil, zwabber, wordt in het Friesch in overdrachtelijken zin van voetwisch gebruikt; vloermat in Ppl. 69: Alles nog beter as huishouster; want dan ben je net heelemaal 'n anders vuile vloermat; Harreb. II, LI: Ieder veegt zijn vuil aan hem af; hd. ein Wischlappen; V. Schothorst, 131: Iemand voor een gatwis gebruiken, zich niet aan iemand laten gelegen liggen; Harreb. II, 395 bGa naar voetnoot3); Focquenb. Aeneas, 2de boeck, 922: Niet meer waert gelyck een gatwis; syn. stuitwisch in J.v.d. Veen, Seynd-Brief: Hy seid' geheel verstoort, wien kent dien stuytwisch.

voetnoot1)
Vgl, De Arbeid, 7 Jan. 1914 p. 4 k. 2: Nu laten de bestuurders van onze onafhankelijke bootwerkersvereeniging ‘de kachel niet met zich aanmaken,’ zooals een Rotterdamsche arbeidersterm luidt; Handelsblad, 28 Aug. 1923 (O) p. 5 k. 5: Wilt u mij dus de gelegenheid tot rustig uitspreken geven? Anders zult u zelf niet meer aan het woord komen, versta je? Je zult bij mij de kachel niet aanmaken; 11 Januari 1922 (A) p. 8: In antwoord op uw advertentie aangaande Dames Koristen gevraagd om in Landru, de moderne blauwbaard, op te treden, meld ik u, dat u niet op ons kunt rekenen. Wij laten met ons niet de kachel aanmaken; N. Taalgids XIII, 135: Je zal bij mij de kachel niet aanmaken, je zal er mij niet tusschen nemen.
voetnoot2)
Aanfluiting is een doelwit van smaad en schimp; ontleend aan Jerem. 51, 37: Ende Babel sal worden tot ... eene ontsettinge ende aanfluitinge; vgl. ons uitfluiten.
voetnoot3)
Vgl. Vaderb. 105 d: (Si) leet ... met spotte veel versmadingen van den susteren ...; si was also alsmen spreket hairder alre spotvoghel ende een yghelic woude ... hair voeten an hair wissen; Servilius, 219*: Aen de armoede wilt een iegelick syn schoen wischen; hd. an die Armut will jedermann die Schuhe wischen; Harreb. I, 20 a; Wander I, 139.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken