Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1923-1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Afbeelding van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegdenToon afbeelding van titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.98 MB)

ebook (6.37 MB)

XML (5.27 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

(1923-1925)–F.A. Stoett–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

2677. Zwabber,

een zwerver, bedelaar, landlooper, doordraaier; eene afleiding van het wkw. zwabberen, zwalken, zwerven; ook dweilenGa naar voetnoot1), dat eveneens in den zin van rondslenteren voorkomt (zie Cam. Obsc.19 bl. 74: Van Ginneken I, 518; Kmz. 125; Nkr. VIII, 21 Febr. p. 2; Ndl. Wdb. III, 3734). Vgl. Köster Henke, 76: zwabber, dronkenlap; Jord. 246: Ze kon een poen-vrijer krijgen, tienmaal meer bollebofGa naar voetnoot2) dan zoo'n zwabber, had hij uitgekrijscht; fri. swabber, swabbert, zwerver, landlooper.

voetnoot1)
Vgl. eng. to swab, dweilen; en zwabber, een langwerpige dweil aan een stok; ook scheepsjongen die 't dek opdweilt (Winschooten, 306; De Jager, Frequ. II, 736).
voetnoot2)
Vgl. Köster Henke, 10: bollebof, baas; commissaris van politie, kastelein, kostbaas; bl. 76: zwijnenbollebof, fietsen verhuurder (vgl. no. 1841); Jord. 244: Hij was en bleef met zijn wijf, een pronkstuk van de buurt. De Oranje-klanten eerden hem als een bollebof; II, 14; 15; II, 460: bollebof van de bazar, inspecteur van politie; Het Volk, 6 Oct. 1913 p. 5 k. 1: Een prachtstuk van een werrekman, een extra bolleboffie; Dievenp. 171: De bollebof van de bezar (Commissaris van Politie); Dukro, 134: Hij heeft weer 'n betrekking. Nou alweer? dan is-i'n bollebof (een heer); gelukkig voor je, ik feliciteer je. Het vr. luidt bolleboffin (o.a. in Landl. 307; 372). Zie verder Kluge, Rotw. 394: balboff, der Hauswirth, Eigenthümer eines Hauses oder Grundstückes. Voorzanger en Polak verwijzen bij bollebof naar balboos (zie no. 283).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken