Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Charakters en lotgevallen van Adelson, Héloïse en Elius (1804)

Informatie terzijde

Titelpagina van Charakters en lotgevallen van Adelson, Héloïse en Elius
Afbeelding van Charakters en lotgevallen van Adelson, Héloïse en EliusToon afbeelding van titelpagina van Charakters en lotgevallen van Adelson, Héloïse en Elius

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.05 MB)

ebook (3.45 MB)

XML (0.62 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Charakters en lotgevallen van Adelson, Héloïse en Elius

(1804)–Naatje van Streek-Brinkman–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 143]
[p. 143]

Zeven-en-twintigste brief.
Héloise, aan Clementina.

Hoe sterk heeft uw brief my getroffen, welk een noodlottig voorval hebt gy my verhaald!.... Helaas! een enkel oogenblik is dan genoeg om al de rust van ons hart te verwoesten. Hoe zeer beklaag ik de ongelukkige moeder.... dit denkbeeld doet my huiveren en brengt my tot ernstigen gedachten, over de kortstondigheid van ons genot in dit leeven – ik verwonder my niet, dat dit voorval uwe somberheid vermeerderde – wie kan gevoelloos het lyden zyner medemenschen beschouwen? - wie kan met droogen oogen de traanen van anderen zien vloeijen? - dat hy wiens hart yskoud is zich hierop beroeme, ik voor my lyde altyd meer door het ongeluk van anderen dan door myn eigen verdriet... ô Dat de Godheid, die alleen de smart deezer troostelooze moeder kan verzachten, dan ooit in medelyndende ontferming eenige droppelen van zyn geneezende balsem in haare wonden giete – en hierdoor haar foltering verzachte – want alle menschelyke hulp en troost schiet hier verr' te kort....

[pagina 144]
[p. 144]

Geen verkoeling van vriendschap heeft myn langduurig stilzwygen veroorzaakt, veel minder was ik boos op u; verwagt nooit iets onredelyks van my: het spyt my voorzeker dat ik het genoegen niet konde hebben van u te zien, maar de redenen welke gy my zeide waren voldoende: ook ik, clementina, heb my sinds eenige weeken in een zeer zonderlinge luim bevonden, waarvan ik my zelven naauwlyks rekenschap kan geeven – geduurig in tweestryd met my zelven, gevoelde ik een ledigheid die door niets kan vervuld worden: voor dat de Heer S... ernstig by myn ouders aandrong om zich met my in het huwelyk te verbinden, leefde ik vrolyk en dartelde voort – ik genoot alle de vermaaken welke zich aanboden, met een opgeruimd hart, in een woord, ik dartelde rond gelyk de vlinder op iedere schoone bloem – maar sinds de Heer S.... my overal wil verzellen, sinds hy myn oogwenken gade slaat en dezelven als 't ware alleen op zich wil kluisteren – sinds hy de gunst van myn moeder heeft weeten te winnen – en dat ik te huis komende van hem, en van haar telkens hooren moet, dat ik koel en onverschillig jegens hem, en vriendelyk en aardig tegens anderen in gezelschap geweest ben – maakt my dit dikwerf wreve-

[pagina 145]
[p. 145]

lig – en my dunkt dat ik hier door reeds het gemis myner vryheid gevoel...

Het is zonderling dat hy myn moeder zoo sterk voor zich heeft weeten in te neemen, dat zy my geduurig van hem spreekt.... - 't is waar, het is een schoon jongeling, die gelyk ik u reeds gezegd heb, veel aardigheid weet te zeggen, fraai danst en zingt: daarenboven ryk is – maar ik ben immers, of liever myn ouders zyn immers den hemel zy dank, niet arm, dat zy voor eenige duizend gulden myn vryheid behoeven te verkoopen. Men brengt zyn leeven in het huwelyk toch ook niet zingende en dansende door – en wat zyn aardigheid betreft – die duurt immers ook maar in de dagen onzer verkeering, want als de mannen ons eenmaal aan hun verbonden hebben, ô dan verhaalen zy ons niet half zoo veel zoetheden, dan zyn zy niet half zo voorkomend en vriendelyk – de ondervinding bevestigd dit. - En als 'er dan niet een zekere onwêerstaanbaare neiging in ons hart overblyft – hoe akelig is het alsdan om zyn leeven met iemand door te brengen, voor wien ons hart ys koud is... Zie vriendin, dit schynt my het ongelukkigste lot, dat ons immer op deeze waereld bejegenen kan...

Ik gevoel geen tegenzin voor de heer S... maar myn hart blyft echter te ledig by hem, om hem tot myn reisgezel voor dit geheele

[pagina 146]
[p. 146]

leeven te neemen. Myn moeder vraagt my dikwerf, ‘maar welk een man zult gy dan toch kunnen beminnen, indien het de heer S.... niet is, want wie kan beminnelyker zyn dan hy?’.... Ik weet het zelf niet andwoord ik haar: misschien zal ik nooit een jongeling vinden die ik genoeg beminnen zal om myn leeven met hem te willen eindigen.

Dit geeft alsdan aanleiding tot verscheide onaangenaame aanmerkingen. - En hoe zonderling dit u ook moge toeschynen, dit alles doet my een ledigheid gevoelen, die ik door niets vervullen kan – want ik geloof, dat by aldien ik eens beminde, ik onveranderlyk beminnen zoude: maar het moest ook juist zulk een jongeling zyn, gelyk myn verbeelding zich voorsteld. Hoe zal dan dien jongeling moeten zyn? Hoor ik u dunkt my vraagen: - dit weet ik waarachtig zelven niet vriendin, maar om hem te beminnen zal hy toch zeker beminnelyk moeten zyn: en tot de hoofdtrekken die ik my aan zulk een idiaal voorstel, behoord, een opgehelderd verstand, een vlug oordeel, een goed hart; een fyn gevoel – en een zeker iets dat belang in boezemt.... Ziedaar de jongeling met wien ik de steilste en hobbeligste paden des levens zou willen doorkruissen – misschien vind ik dit schoone idiaal nimmer – wel nu dan bewandel ik in het midden myner vrien-

[pagina 147]
[p. 147]

den en bloedverwanten den weg des levens – en verwissel daaglyks van gezelschap.... Hoe zonderling myn gevoel u moge toeschyne, is dit echter geen hersenschim: neen, myn hart overtuigd my, dat dit werklyk bestaat – en sinds men my van het tegendeel wil trachten te overtuigen, door my een daaglyksche neiging als sterk genoeg af te schilderen, om zulk eene gewigtige verbintenis als het huwelyk is aan te gaan: maakt men my geemlyk en luimig. Sinds lang wilde ik u schryven en u dit alles voorstellen: maar de vrees dat ik myn aandoeningen niet dan zeer duister voor u zou kunnen afschetsen – of dat ik u myn ontevredenheid zou mededeelen, wêerhield my, verschoon my dus- Ik hoop dat by u eerste brief uw' kleinen vriendenkring weder rondsom u verzameld zal zyn, en u die genoegens zal doen smaaken, die uw leeven veraangenamen. Geloof my intusschen met het beste hart.

 

Uwe Vriendin,

 

héloise.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken