Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Oelie en Djum (1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van Oelie en Djum
Afbeelding van Oelie en DjumToon afbeelding van titelpagina van Oelie en Djum

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.57 MB)

Scans (38.02 MB)

XML (0.05 MB)

tekstbestand






Illustrator

Jan Goeting



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

dierenverhaal/-epos


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Oelie en Djum

(1946)–Toos Stultiens–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 11]
[p. 11]

Oelie



illustratie



illustratie

Drie dagen loopt Djum nu al mee in de stoet. Een stoet van negers, blanke mensen en dieren.

Gelukkig, dat er veel dieren zijn. Djum heeft heimwee. Heimwee naar vader en moeder, naar het stille bos, naar de olifanten en ook naar Humpie.

Een mooie Okapi loopt naast hem.

De morgen na de gevangenneming had ze naast Djum gestaan en met haar lieve, bruine ogen hem medelijdend aangekeken. ‘Arm olifantje. Je bent nog zo jong’, zei ze met een zachte, gevoelige stem.

Djum voelde zich toen onmiddellijk tot haar aangetrokken.

‘Ik heb U nog nooit gezien, Mevrouw, wie is U?’

[pagina 12]
[p. 12]

‘Ik ben Mevrouw Okapi, een nicht van de familie giraffe, die je misschien wel eens ontmoet hebt.’

Ja, Djum wist het zich goed te herinneren. Bij een vijver in het oerwoud, waar hij met de olifanten dikwijls naar toe ging, had hij veel dieren gezien, ook de giraffe.

‘Ja, klein olifantje, jouw ouders zullen ongerust zijn. Maar hoe erg is het voor mijn man en onze kleintjes!’

Ontroerd had ze haar kop terzijde gebogen. Toen was de blanke man gekomen, had haar gestreeld en eten gegeven.

Slecht zijn de mensen niet! Maar Djum en Mevrouw Okapi willen terug naar de wildernis.

Eindelijk, na een heel lange tocht, komen ze in een klein negerdorp aan. De hutten staan vlak bij elkaar en de zon brandt aan de wolkenloze hemel. Een klein eind buiten het dorp bevinden zich drie grote tenten.

De negers verspreiden zich in het dorp en de blanken gaan naar hun tenten om zich op te frissen. Djum en Mevrouw Okapi worden samen met een ketting aan één paal gebonden. Voedsel en drinken wordt gebracht.

Djum heeft dorst gekregen en hij laat zich alles goed smaken. Ook Mevrouw Okapi begint wat te eten, al staan haar ogen nog treurig.

Wanneer ze gegeten hebben en rustig naast elkaar staan, komen negerkindertjes kijken. Heel voorzichtig naderen ze Djum. Een klein meisje met zwarte krulletjes en donkere ogen waagt het om Djum over zijn slurf te strelen. Djum laat het goedig toe. Hij vindt het negermeisje lief. Mevrouw Okapi kan het niet goed velen, wanneer een van de jongens zijn handje laat glijden over haar zachte huid.

Dan trappelt ze ongeduldig en schudt met haar kop.

‘Oei’, zegt de jongen en loopt van haar weg. Het negermeisje, dat Oelie heet, is al goede vriendjes met Djum.

Wanneer de andere kinderen weg gaan, blijft Oelie nog lang bij Djum zitten.

Mevrouw Okapi is wat toeschietelijker geworden en deinst niet meer terug, als Oelie haar zachtjes over de neus aait. Maar beide dieren voelen ook, dat Oelie lief voor ze is en niet zal plagen.

Een blanke, grote man komt uit de tent, dezelfde, die geregeld onderweg op fluisterende toon tegen Djum gesproken heeft.

‘Dag Oelie, ik heb een plan bedacht. Ga met me mee naar je ouders. Ik hoop, dat jij het prettig vindt, je hoort het spoedig.’

Oelie durft niets te vragen en ze loopt met den blanken heer mee naar de hut, waar zij met haar ouders en vele broertjes en zusjes woont.

[pagina 13]
[p. 13]


illustratie

[pagina 14]
[p. 14]

Vader en moeder staan juist aan de deur.

Verwonderd komen ze haar tegemoet en buigen voor den vreemdeling. Deze spreekt heel goed de negertaal en gauw zijn ze verdiept in een levendig gesprek.

Oelie luistert. Een ongelovige glimlach glijdt over haar gezichtje en haar ogen staan groot en rond van verbazing.

Vader roept Oelie bij zich en zegt:

‘Je weet misschien nog wel, dat verleden jaar Tante Jessa en oom Nonno met blanke mensen mee gegaan zijn naar een ver land over zee.

Deze man brengt goede berichten van onze familie en nu vraagt hij mij of ik jou met hem mee wil laten gaan naar Tante Jessa en Oom Nonno.

Hij wil den kleinen olifant, dien hij juist gevangen heeft, africhten om allerlei kunsten te maken voor blanke mensen en hij heeft jou daarbij nodig. Maar, kleine Oelie, het zal Moeder en mij verdriet doen jou af te staan. Ook al is het een grote eer, die jou te beurt valt. Oelie, je bent nog zo jong, maar zeg me toch eens, hoe je hierover denkt?’

Vader pakt haar kleine handjes in zijn éne, grote, smalle hand.

Oelie is helemaal in de war. Vader, moeder, de broertjes en zusjes missen, o dat is heel erg. Maar aan de andere kant lokt haar het onbekende leven. En dan naar Tante Jessa en Oom Nonno, die altijd grapjes maakten en oei, wat konden die mooi dansen.

Ze fluistert, terwijl ze verlegen haar oogjes dicht knijpt: ‘Als U het goed vindt, wil ik wel mee. Maar,... maar mag ik kan ook terug komen, of moet ik altijd weg blijven’. Nu glijden er dikke tranen over haar donkere wangen.

Met een beschermend gebaar trekt de blanke man Oelie naar zich toe.

‘Kleine Oelie, ik beloof je, heel goed voor je te zijn. Maar als jij erg naar huis terug verlangt, zal ik je zelf wegbrengen.’

Gauw zijn Oelie's tranen gedroogd en ja, nu wil ze toch wel erg graag mee.

Wat wordt het druk in de kleine hut. Over twee dagen gaat ze al weg.

Moeder heeft verdriet, maar ze troost zich er mee, dat Oelie het bij haar zuster goed zal hebben en dat haar klein meisje misschien wel gauw weer naar huis verlangt. En het is toch ook 'n hele gebeurtenis.

Alle negers komen met haar 'n praatje maken, want het nieuws gaat als 'n lopend vuurtje door het negerdorp. Trots vertelt moeder, dat ze haar Oelie noodig hebben in verre landen.

De volgende dag bakt moeder een grote maiskoek om mee te nemen en de zusjes en broertjes raken niet uitgepraat. Hun kleine zusje Oelie gaat mee met een blanken man naar een ver vreemd land!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken