Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuwe verzen (1920)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nieuwe verzen
Afbeelding van Nieuwe verzenToon afbeelding van titelpagina van Nieuwe verzen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.44 MB)

Scans (5.76 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuwe verzen

(1920)–Hélène Swarth–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 145]
[p. 145]

VI
Van roode Rozen

 
De jonkvrouw verrees, uit haar droomen,
 
In den Mei, op haar blanke spond.
 
En daar zag zij, verwonderd, ál schromen,
 
Dat haar peluw vol bloemen stond.
 
 
 
- ‘Hoe zijn hier die rozen gekomen?
 
Heeft een engel die hier geplant?’
 
Zij aanroerde ze zoetjes, in schromen,
 
Al met haar sneeuwwitte hand.
 
 
 
Zij kuste de roode rozen
 
Al met haar rooden mond.
 
Wat was dat een geuren en blozen,
 
In den goudenen morgenstond!
 
 
 
Zij beet in een groenen stengel.
 
- ‘O droom ik of droom ik niet?
 
Ik droomde zoo zoet van mijn engel.
 
Welk wonder is er geschied?
 
 
 
O zijn er gaan bloeien mijn droomen,
 
Terwijl ik hier lag, in mijn slaap?
 
Of zijn ze uit den hemel gekomen?
 
Ik breng ze mijn engelknaap.’
 
 
 
Zij plukte de roode rozen,
 
Haar handen waren te klein.
 
En zij droeg in haar mantel de rozen
 
En zij liep in den zonneschijn.
 
 
 
- ‘O jonkvrouw! waar dartelt gij henen?
 
De velden zijn nat nog van dauw.’
 
- ‘O vrouwken! hoe zit gij te weenen,
 
In het jubelend morgenblauw?’
 
 
[pagina 146]
[p. 146]
 
- ‘O jonkvrouw! 'k heb álles verloren:
 
Gestorven, deez nacht, is mijn zoon.
 
God heeft hem tot engel verkoren,
 
Hij was voor dë aarde te schoon.
 
 
 
O jonkvrouw! en wilt gij niet strooien
 
Uw rozen al over mijn knaap?
 
God loon het u zoo gij wilt tooien
 
Mijn zoon voor zijn eeuwigen slaap!’
 
 
 
De jonkvrouw trad binnen, ál beven.
 
Wie lag op de blanke spond?
 
- Hij wien zij haar rozen wou geven,
 
Haar lieveken teeder en blond.
 
 
 
Zij vlocht om zijn lokken de rozen,
 
Al weenend van groote smart.
 
In zijn handen lei zij de rozen
 
En een rozeken lei ze aan zijn hart.
 
 
 
- ‘O jonkvrouw! nu laat mij u zegenen,
 
Wijl gij weent om een vreemde zoozeer.
 
O de tranen, die God laat regenen,
 
In het jubelend lenteweer!’
 
 
 
Nu had ze álle de rozen gegeven
 
En zij viel op de sponde neer.
 
En de moeder, die bleef er wel leven,
 
Doch de jonkvrouw ontwaakte niet meer.
 
 
 
En de moeder, die lei, uit erbarmen,
 
(Want haar hart werd weer jong en verstond)
 
De maagd in haar lievekens armen,
 
Op de rozenberegende spond.
 
 
 
En zoo werden zij samen begraven,
 
Wijl zij liefden zoo teeder elkaar. -
 
Uit het graf, wen de dauw het kwam laven,
 
Rees een bloeiende rozelaar.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken