Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gasten in het huis ten halven (1932)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gasten in het huis ten halven
Afbeelding van Gasten in het huis ten halvenToon afbeelding van titelpagina van Gasten in het huis ten halven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.03 MB)

Scans (14.47 MB)

ebook (3.35 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gasten in het huis ten halven

(1932)–Antoon Thiry–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

III.

Spijtig genoeg voor die anders zoo gelukkige stommeriken, dezen keer viel 't zoo schoon begonnen kansspel rats anders uit.

Mille Verdoodt deed nochtans met zijn tong en zijn rappe gebaren goed zijn best, om de menschen in hun verwachting te laten en temet veel volk naar 't kantoor van zijn fellen zoon te jagen. Maar één jaar ging voorbij, een tweede en een derde en 't Kloempke trok naar geen huis-alleen met een meid en een knecht.

Toch verhuisde hij op een schoonen keer, doch dat was toen hij arm als Job, zoo goed als zonder kruis of duit, uit de Weef Muyshondt heur huis op straat terechtkwam.

Een verzegelde brief uit Antwerpen bracht hem het nieuws dat zijn 15.000 fr., of wat het ook geworden was, 20 of 30.000, - naar de maan waren en als hij heel rap kwam kon hij voor zijn papieren nog eenige honderden frankskes krijgen.

't Kloempke wist niet wat hij zag. Alles duizelde en draaide en hij bibberde over heel zijn lijf. Zooveel had Mille Verdoodt in den loop der laatste jaren, over geldzaken toch aan zijn verstand weten te brengen, dat hij onduidelijk begreep dat zijn fortuintje foetsji was.

Maar hij wou het met gelooven, trok sito met dien brief naar Antwerpen om explicaties. Mijnheer Verdoodt zoon was echter niet thuis, zegden ze er. Hij was

[pagina 20]
[p. 20]

naar Engeland. En een glimlachende bediende vroeg hem of hij zijn papieren nu verkoopen mocht. Alles was nog niet verloren. Ze wilden er hem nog duizend frank voor geven.

't Kloempke zei niet neen of ja, maar met den eersten trein was hij terug. Hij liep in één asem naar Mille zijn huis, trok van opwinding zoo aan de bel dat ze kapot vloog en hij daar met den koperen trekker in zijn hand te kijken stond.

De meid was 't die kwam opendoen. Zonder naar zijn vraag te luisteren begon ze hem uit te schelden voor koperdief en stukske vioolkrabber, dat haar mijnheer met hem niets wou te maken hebben en dat hij riskeerde een emmer water over zijn kop te krijgen als hij 't nog waagde aan heur deur te komen.

Bibberend en bevend lijk een verzopen hond, zoo droop 't Kloempke naar zijn huis.

Daar ging hij te keer als zot. Soms werd hij geweldig en brieschend om ongelukken te doen, zoodat de Weef Muyshondt vol schrik wegvluchtte naar geburen, en dan weer zonk hij suf neer, begon te schreien en te zuchten en te jeremieeren als een klein kind.

De Weef Muyshondt wist geen raad en dierf zoo den nacht niet in. Ze haalde er heur broer bij die kordaat bij 't Kloempke binnendrong om met hem eens verstandig te spreken. Hij probeerde hem te troosten, zei dat het misschien zoo erg niet was, dat er nog anderen waren in de stad, die het te pakken hadden en nog voor veel, veel meer. Maar 't ventje wou niet luisteren. Hij ging voort met lamenteeren en armzwaaien precies of er niemand was.

Pas als de broer, t'ende zijn geduld, ook met lawijd begon en hem dreigde buiten te smijten, leek het

[pagina 21]
[p. 21]

Kloempke tot eenig besef terug te keeren. Hij zweeg, kromp angstig ineen en stak smeekend de handen naar hem uit.

‘Niet doen, Piet!’ bad hij hem. ‘Niet doen. 'k Zal vanzelf wel gaan. 'k Kan hier nu toch niet meer blijven. 't Is al voor niet geweest. Nu moet ik opnieuw beginnen, heelemaal op te nieuw... Maar alsteblieft, doe me niets. Geloof me, 'k ga wel vanzelf...’

Piet liet toen zijn lawijd maar zakken.

‘Allee dan!’ zei hij. ‘Afgesproken zoo. Maar prenez-garde, begin niet meer...’

Neen, hij begon niet meer. En hij hield zijn woord ook. 's Anderendaags avonds huurde hij ievers een stootkarreke, laadde er zijn meubelkes op en trok er mee weg, naar een klein, klein achterhuizeke dat hij in 't Molenkwartier had weten te ontdekken.

En 's Zondags daarop, precies of hij was geen propriëtaris of rentenierke geweest, deed hij weer met zijn viool en zijn bedelend bolhoedeken den toernee der herbergen, heel de stad af.

Dat was wel heel sterk. 't Sloeg de menschen met verbazing 't en kon niet meer.

Er waren er die vloekten als ze hem zoo zagen, klein en deemoedig, niet durvend te asemen bijkans. En ze lachten hem uit en sloegen brutaal zijn hoed uit zijn hand.

‘Zeg eens, fijne! Met onze centen huizen koopen, he? En er dan gaan mee tuischen om miljonnair te worden, he? Maar gij niet, zulle! Trek op!’

In sommige cafés joegen ze hem zelfs met dreigementen buiten.

Doch er waren er ook anderen nog die 't voor hem opnamen, hem zijn lijfstuk van ‘De schoon' herto-

[pagina 22]
[p. 22]

gin’ lieten spelen en meer van die oude liekens, en dan ook mild de nikkelstukjes lieten regenen in zijn uitgestoken hoedje. Zelfs de mannen uit ‘De Trap’ en ‘'t Vliegenstalleke’ hernamen met hem hun furie om er een variété-artist uit te maken.

Wie weet, zoo stillekens aan was hij misschien weer aan zijn 15.000 geraakt. Of liever aan zijn 14.000. Want van zijn eersten buit was hem toch nog een dikke duizend overgebleven.

Maar ja, lijk voor zooveel schoon begonnen historiekens in onze kleine stad, kwam die leelijke oorlog hier ook een dik punt achter zetten. Alles bij ons werd 't onderste boven geborsteld, de menschen verstrooid over alle mogelijke landstreken, en een van dezen waarvan men niets, absoluut niets wist noch hoorde, was 't Kloempke.

Was hij in de beschieting omgekomen, of was hij naar Holland of Engeland gevlucht en er gestorven soms?

Wie mensch kon 't zeggen?

We hadden toen ook al gauw aan andere dingen te denken dan aan Kloempkens of wat ook van uit die zoete, beloftelandsche dingen van vóór den oorlog.

't Ventje verdween uit onze herinnering en bleef er uit weg, samen met zooveel, zooveel anders nog...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken