Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gasten in het huis ten halven (1932)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gasten in het huis ten halven
Afbeelding van Gasten in het huis ten halvenToon afbeelding van titelpagina van Gasten in het huis ten halven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.03 MB)

Scans (14.47 MB)

ebook (3.35 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gasten in het huis ten halven

(1932)–Antoon Thiry–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

II.

't Was zooals hij 't gezegd had. Niets trok hij er zich van aan, geen djim. Meer nog, 't maakte van hem zelfs een heelen andere.

Den volgenden dag al laadde hij de uitstalkasten leeg en Jef Top, de meubelmaker, werd ontboden, die het antieke kraam met die kapstokken afbrak en er iets heelemaal nieuws maakte van lichten, Slavonischen eik met van boven ruitjes van geslepen spiegelglas en links en rechts gedreven, koperen consools waarop glazen schabben werden gelegd. Zelfs reisde hij eenige keeren naar Antwerpen en Brussel om te gaan zien hoe ze 't ginder deden en het maar schoon modern te kunnen maken.

De klanten die van het heele gebeurde niets afwisten keken geen klein beetje verwonderd als ze zagen hoe het dik Madammeke fier en gelukkig daaraan medehielp en hoorden wat Felix dierf zeggen.

‘Dat antiek roemelke!’ spotte hij minachtend.

[pagina 75]
[p. 75]

‘'k Was 't al lang moe! De oude tijd is immers voorbij! Ik ga mee met den nieuwen!’

En nog grooter oogen trokken ze voor alles wat daarop volgde. Want het bleef niet bij den winkel. Felix pakte ook zijn eigen onder d'hand.

Hij kleedde zich naar de mode, locht en licht, droeg lage, gelakeerde puntschoenen en een zijden, geparfumeerd zakdoekske in den borstzak; hij schudde zijn zwaarmoedigen, zwijgzamen aard af, droeg het hoofd recht en werd vlugger van beweeg, en onder 't bedienen begon hij zelfs kluchten en grappen te verkoopen om de menschen te doen lachen.

‘Wie had zoo iets kunnen peinzen!’ zegden ze tegen elkaar. ‘Dat wordt nu rats 't omgekeerde van een ‘Hangerke’. Een fiskadijn is 't aan 't worden! Niet om te gelooven!’ En vol klimmende verwondering volgden ze wat er gebeurde met hem.

Want niet alleen een fiskadijn werd hij, maar ook een looper, en geen kleine.

Voor 't Patronaat in de Kerkstraat, waar hij 's Zondags achternoens vroom en trouw naartoe was gegaan om er mee een beetje toezicht te houden op de volksjongens die daar kwamen spelen, bedankte hij feestelijk. En ook uit het deftige, soliede Groenhuis waar hij, samen met eenige andere brave Hendriken van de eerste lange broek, 's Maandags van acht tot halver tien ging leeren biljarten, bleef hij weg.

‘Een mensch is toch niet geschapen om zijn eigen te vervelen!’ filosofeerde hij schamper. ‘'t Is hier ou al wel genoeg geweest. Spijtig da'k 't ni vroeger geweten heb hoe plezant het aan de stade is! 'k Zit daar veel liever!’

[pagina 76]
[p. 76]

En waarlijk geen avond liet hij nog voorbijgaan of hij zat met ander jong volk van de lochte soort zijn zotte litsen uit te slaan in een van die cafés aldaar, waar er altijd veel licht was, en spiegels en muziek, waar er werd gelachen en gezongen.

Ten minste als er in de stad zelf niets te doen was van bals, feesten en komedies, want natuurlijk dan was hij er bij. Hoe meer zielen, hoe meer vreugde, niwaar, en hij kon er immers nooit genoeg van krijgen.

't Dik Madammeke Appelmans vond het allemaal goed, heel, heel goed zelfs. 't Leek wel of ze er nog meer plezier in vond dan hijzelf.

‘G'hebt gelijk, jongen!’ lachte ze. ‘Profiteer er van!’

Geld kreeg hij zooveel hij wilde van heur en hij moest maar over iets zijn mond opendoen of sebiet was ze daar om hem tegemoet te komen. Zoo liet hij eens een achteloos woordeke vallen over een nieuwe fiets of stante pede had ze heur sjaal over heur dik bovenlijf geslagen en kwakkelde de Groote Markt over om er bij Cornelis, den velowinkel aan den overkant, gaan over te spreken. 't Beste wat de vent in zijn winkel had, een stuk van 'k weet niet hoeveel, lijk Mijnheer Jule, de president van 't Vliegende Wiel er zelf geen had, vond ze amper goed genoeg. En om dat laatste te bewijzen liet ze Jan Galant, den kleermaker, kennen om heur Felix daarbij nog een chique, lichtbeige velorijderskostuum te laten aanpassen.

Een anderen keer sprak hij van Parijs en ja, twee dagen later, met een nieuwe leeren valies aan de hand en een zwaren portefeuille in den binnenzak van zijn ondervest, reisde hij er voor volle veertien dagen naartoe.

[pagina 77]
[p. 77]

Heurzelf spaarde ze ook niet als het maar voor hem was. Van 's morgens vroeg, binst hij nog zijn roes lag uit te slapen, was ze al jachtig in de weer om ook zijn werk uit de voeten te ruimen tegen dat het menneke naar beneden kwam. En 's avonds bleef ze op tot een, twee uur soms en, tusschen heur dutten in, in afwachting dat hij thuis zou komen, bad ze rozenhoeikes om den hemel te bedanken dat de doem van heur zoon was weggenomen.

Familie en kennissen, die dat spelleken in den beginne met lachende voldoening hadden gevolgd, vonden weldra dat het een al te zotte vaart nam. ‘Van 't een uiterste in 't ander, ni-waar!’ zegden ze tegen elkaar en daarbij schudden ze bedenkelijk het hoofd. ‘Waar moet dat naartoe gaan? 't Is de renewatie, de pure renewatie!’

En de twee broers van 't madammeke oordeelden het zelfs dringend noodig er eens ernstig met heur over te gaan spreken.

Maar ze trok voor heel hun betoog medelijdend de schouders op, noemde het kinderachtig.

‘Wat da' gijlie peinst!’ lachte ze. ‘Il faut que jeunesse se passé, ni-waar? Pakt het daarvoor op en voor niets meer. Beter da' ze 't nu doen als later. Een keer getrouwd is dat immers vanzelf gedaan!’

En zoo weinig zat ze in met al die waarschuwingen en raadgevingen dat ze 't alles in 't lang en in 't breed voortvertelde aan heur Felix. Die lachte natuurlijk ook. En dat niet alleen om zijn zoo bezorgde onkels, maar hij deed het even hard om zijn moeder die van trouwen sprak en zoo onnoozel was te meenen dat het dan wel vanzelf zou gedaan zijn.

[pagina 78]
[p. 78]

‘Stel het u maar zoo niet voor, moeke!’ weerde hij zich. ‘Trouwen? 'k Denk er nog niet aan. En als ik het doe dan zal 't in alle geval met geen Trezebees zijn! Een lochte ziel moet ik hebben! En wacht maar eens als 't zoo ver is, dan vind ik die wel!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken