Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gasten in het huis ten halven (1932)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gasten in het huis ten halven
Afbeelding van Gasten in het huis ten halvenToon afbeelding van titelpagina van Gasten in het huis ten halven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.03 MB)

Scans (14.47 MB)

ebook (3.35 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gasten in het huis ten halven

(1932)–Antoon Thiry–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 82]
[p. 82]

IV.

Nochtans, al merkte de scherpzinnigste menschenkenner uit de kleine stad er niet dàt van, toch moest de memel nogal tamelijk gauw in dat schijnbaar hemelsch huwelijk hebben zitten boren en knagen.

Jef Poot, de meester-schoenmaker van aan de Mechelsche poort, die heel veel klandizie had in Brussel, was 't die dat ginder heel toevallig op een avond ontdekte. En al was hij zinnens geweest over te blijven, hij kon zich niet meer houden en stoomde met den eersten trein terug om 't hier als een bom onder de menschen te laten ontploffen.

En luistert nu. Achter de Beurs, ievers in een donkere straat, kwam hij een koppel tegen dat ruzie maakte. Ten minste hij maakte ruzie. Zij zei niets, maar schudde met heur lijf en floot luidop een lieke. Van die kluchten ziet ge ginder nogal veel en Jef dacht niets anders als gewoon door te loopen. Maar toen hoorde hij dat die ruziemaker Liersch sprak, ja plat Liersch, en dat deed Jef natuurlijk blijven staan en zijn kop omdraaien. Da 's nu precies 't Hangerke met zijn poppenet, dacht Jef. Doch seffens daarop dacht hij: da's ni' mogelijk, 'k ben mis, zoo iets kan niet. Maar toen kwamen ze in 't licht van een lanteern. En nu kon men Jef gelooven of niet gelooven, 't waren ze wel. Als Jef ooit verschoot was het toen. En nog meer als de poppenet al met een keer het Hangerke een duw gaf dat hij tegen den muur viel de straat overstak en in een café binnenstapte.

Curieus was het, maar waar hij ook uitpakte met zijn ontdekking, allemaal trokken ze er ongeloovig de schouders voor op. Twee jaar waren ze nu getrouwd,

[pagina 83]
[p. 83]

al dien tijd was er niet dàt aan hen mis-zien en nu, zooal met een keer, zou zoo iets mogelijk zijn? Neen, dat lieten ze zich niet wijsmaken!

En als Jef zich kwaad maakte en er groote eeden op zwoer, dan zegden ze vlakaf in zijn gezicht, dat hij dien avond veel te veel geuze-lambik had gedronken en daardoor vast en zeker spoken gezien.

't Was eerst later, als ook anderen, die geprikkeld door Jef zijn groot lawijd, het plezante koppel waren achterna gereisd, met hetzelfde fabuleuze nieuws terugkwamen, hoe ze ginder malkander een stomp gaven en elk er zijn eigen wegen ging, dat het wel moest aangenomen worden.

Toen sloegen de tongen natuurlijk met dubbel geweld los en heel de stad zat gespitst te wachten hoe deze komedie ging afloopen. Verwijten en ruzies en vechtpartijen natuurlijk en wat allemaal misschien er nog bij!

Maar neen, er gebeurde niets tusschen de twee. 't Bleef er wat het altijd geweest was: amour toujours, een leven vol kluchten en lachjes en reisjes. En wat de manke bakker van nevens hun deur ook zijn ooren te luisteren duwde tegen hun muur, niet dàt kreeg hij te hooren van wat er binnen gebeurde.

Totdat er, en dat nogal wel op Asschewoensdagmorgen, zonder ruzies of andere schandalen, met een onverwachten slag achter dat vreemd komediespel, waaruit geen mensch wijs werd, een tragisch punt werd gezet.

Den dag te voren, op vastenavond zelf alzoo, was 't Hangerke met zijn felle poppenet lijk altijd vast en amoureus aan den arm, met den trein van twaalf uren

[pagina 84]
[p. 84]

weer eens afgereisd, en iedereen die ze vertrekken zag vermoedde niets anders of ze gingen zij, ginder te Brussel, zij het dan elk alleen van zijn kant, eens ferm hun lits uitslaan.

En toen er dien avond dan, in het rumoerig en bontgekleurd vastenavond-gewoel dat de straten, herbergen en danszalen vulde, die eenzame Pierrot verscheen, verkleed in een opvallend kostbaar pak van zwaren, witten satijn beplakt met groote, zwarte knoopen, wie mensch kon er toen aan het Hangerke denken? Te meer daar die Pierrot zoo zot en zinneloos vreemd deed, dat men op 't laatst in waarheid dacht met een ontvluchte uit Geel te doen te hebben.

Op straat zwijmelde hij een wijle als stom-dronken van den eenen kant naar den anderen, dan weer stond hij er lang uitgerokken op de tippen der teenen, met 't witte krijt-gezicht en de armen ten hemel, te wippen als een bezetene, vijf, tien minuten aan een stuk, om dan ineens als gebroken ineen te zakken, en luid snikkend, met de armen vóór het gelaat, een danszaal binnen te vluchten.

De eerste waar hij binnen kwam was de Eldorado. Zonder iets te vragen pakte hij 't eerste, beste meiske vast, hief haar tegen zijn borst omhoog, wipte er mee tusschen de draaiende paren en begon er dan zoo woest en wild mee in 't ronde te zwieren dat alles verschrikt opzij week en men ijlings de buitensmijters moest roepen om het angstig-kressend kind met geweld uit zijn greep te verlossen en hemzelf met stompen en slagen de zaal uit te vechten terug de straat op.

En niet alleen daar lapte hij dat zot spel af, maar ook in den Eiken Boom, in 't Groenhuis, in 't Land van Belofte, en zoo voorts, een voor een in alle dans-

[pagina 85]
[p. 85]

zalen van de stad. Zelfs, zooals later bleek, probeerde hij het in de kleinste en gemeenste stamineekes bij de Sionskazerne waar ze nochtans van geen klein ge rucht vervaard waren. Maar 't lukte er hem evenmin als bij de deftige zotheid in 't midden der stad. Overal waren ze er even rap bij om hem met wat boksen tegen zijn ribbenkast en een fermen schop onder zijn kort Pierrot-jasje buiten te werken.

Eén ding alleen kreeg hij wel gedaan nadien, ondanks al de drukte en 't beweeg dat heel den nacht door de stad bleef vullen. En dat was om ongezien in de hooge kroonlantaarn te klimmen die midden van de Groote Markt haar zes armen openhield en zich dan te verhangen vlak onder het groote toplicht. Niemand, niemand die er iets van merkte! Eerst bij 't morgengrauwen, toen de klok luidde voor 't vroegmiske van dien Asschewoensdag, werd dat lange, hangende figuur er ontdekt door de meid van Notaris Raepsaet, die zich ter kerke spoedde om heur asschekruiske.

Met een kres vluchtte ze 't politie-bureau binnen om 't gaan te vertellen. Seffens stond heel de wacht onder de lantaarn. Een pompiersladder en een berrie werden dadelijk uit de kelders van 't Vleeschhuis gehaald en vijf minuten later lag het lijk beneden.

Enkele late, zat-zwijmelende zinnekes, gelokt door het beweeg van de politie, kwamen kijken. Op den slag waren ze ontnuchterd.

‘Oejejoe!’ angstigden ze. ‘Da 's die zot van gisteren! Wie mag dat toch zijn! Wie mag dat toch zijn. Vast en zeker een vreemde!’.

Geeneen die hem herkende, zelfs de politie niet. Veel later eerst, in 't doodenhuisje op den steen, toen

[pagina 86]
[p. 86]

hij onder 't oog van dokter Peeters en van den commissaris, door een knecht van 't Gasthuis gewasschen werd en ontdaan van zijn schmink, zagen ze tot hun ontzetting wie het was.

Lijk een vuurke liep het door de stad het nieuws van de lugubere verhanging achterna, en wie het hoorde zuchtte en rilde. Niet aan zijn vrouw dachten ze noch aan zijn leven van plezier, maar die andere gehangenen waren het die plots achter dezen Pierrot verrezen.

‘Hij ook dus!... En dat op zoo 'nen dag!... God, hoe wreed! hoe wreed!! En hij die altijd zei: mij vangen ze ni!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken