Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De navolging van Christus (1908)

Informatie terzijde

Titelpagina van De navolging van Christus
Afbeelding van De navolging van ChristusToon afbeelding van titelpagina van De navolging van Christus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.03 MB)

Scans (12.04 MB)

ebook (3.70 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Vertaler

Willem Kloos



Genre

non-fictie

Subgenre

traktaat
non-fictie/theologie
vertaling: Latijn/Neolatijn / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De navolging van Christus

(1908)–Thomas à Kempis–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Tiende hoofdstuk.
(Dat men dankbaar moet zijn voor de genade Gods).

1. Waarom tracht gij naar rust, terwijl gij toch geboren zijt om te arbeiden? Schik u er meer toe, om geduld te hebben, dan om troost te krijgen, en meer om 't u opgelegde kruis te dragen, dan om vroolijk te zijn. Wie van de wereldsche menschen zou niet gaarne troost en geestelijke vreugde genieten, als hij die maar altijd krijgen kon? Want de geestlijke vertroostingen overtreffen in zoetheid alle wereldsche genoegens en alle wellusten des vleesches. Alle genoegens der wereld toch zijn nietswaardig of slecht. Maar de geestelijke vreugden, deze alleen, zijn aangenaam en

[pagina 102]
[p. 102]

behoorlijk: zij zijn geboren uit de deugden en worden door God alleen gegund aan hen, die een zuiver gemoed hebben. Maar deze goddelijke vertroosting mag niemand genieten, zooveel hij maar zou willen, want de tijd der beproevingen blijft niet lang uit.

2. De verschijning der hemelsche machten wordt echter dikwijls tegengegaan en verhinderd, doordat de ziel zich, in haar waan, te vrij voelt en te veel op zichzelf vertrouwt. God doet goed, door de genade der vertroosting te geven, maar de mensch doet slecht, omdat hij niet met dankzegging alles aan God toeschrijven wil. En daarom kunnen de gaven der genade bij ons niet binnenvloeien, omdat wij ondankbaar zijn jegens Hem, van Wien zij komen, en wij ze niet geheel terug doen vloeien in de bron van hun oorsprong. Want hem, die behoorlijk dankbaar weet te zijn, blijft altijd gunst verschuldigd, maar weggenomen wordt deze van hem die zich verheft, en toegewezen aan den bescheidene.

3. Ik wil geen vertroosting, als zij mij mijn berouw ontneemt: ik vermijd alle zelfbeschouwing, als zij mij tot zelfverheffing leidt. Want al wat verheven is, is nog niet heilig, en al wat zoet is, is nog niet goed, alle begeerte is niet zuiver en geenszins is alles wat ons lief is God aangenaam. Gaarne neem ik de genade aan, door welke ik bescheidener en beschroomder bevonden zal worden, en meer bereid om mijzelf te verlaten. Wie onderwezen is geworden doordat hij de gaven der genade kreeg, en deze hem daarna weer werden ontnomen, als ging het met zweepslagen, die zal zichzelf niets goeds durven toeschrijven, maar zal veeleer bekennen dat hij arm is en naakt. Geef aan God wat Godes is en schrijf aan uzelf toe wat waarlijk van uzelf is; dat wil zeggen: breng God dank voor Zijne genade, en word tevens gewaar, dat gij slechts

[pagina 103]
[p. 103]

schande en schade voor uw schuld behoort te dragen.

4. Plaats u zelf bij het laagste, dan zal u het hoogste gegeven worden, want het hoogste zou niet bestaan zonder het laagste. Wie bij God als de grootste heiligen gelden, voelen zich, o, zoo klein in zichzelf, en hoe glorierijker zij zijn, des te nederiger zijn zij óok. Vol als zij zijn van de waarheid en de hemelsche glorie, kennen zij geen verlangen naar ijdele glorie. Omdat zij in God gegrondvest staan, kunnen zij geenszins hoovaardig zijn. En zij, die alles wat zij goeds ontvingen, aan God toeschrijven, die zoeken geen eer van elkander te krijgen, maar willen alleen de eer, die alleen van God komt, en zij verlangen, dat God, binnen-in hen en in alle heiligen, boven al het andere geëerd en geprezen worde, en daarnaar streven, daarop werken zij te allen tijd.

5. Wees daarom dankbaar voor het kleinste, dan zult gij waardig zijn om het grootste te ontvangen. Het kleinste moet u als het grootste wezen, en wat het meeste versmaad wordt, behoort u te gelden als een uitnemende gave. Indien men denkt aan de waardigheid en 't aanzien van Hem, die geeft, dan zal geen geschenk ons klein of nietswaardig lijken. Want wat de allerhoogste God ons geeft, dat is niet klein. Zelfs indien hij ons straffen en zweepslagen zou geven, moet het ons aangenaam zijn, omdat alles wat Hij over ons laat komen, altijd alleen voor ons welzijn geschiedt. Wie Gods genade wenscht te behouden, moet dankbaar zijn als die genade hem wordt geschonken, en 't geduldig verdragen, indien ze hem weer ontnomen wordt. Hij moet dan bidden, dat zij terug moge keeren: en steeds moet hij oppassen, dat hij haar niet verliest.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken