Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De navolging van Christus (1908)

Informatie terzijde

Titelpagina van De navolging van Christus
Afbeelding van De navolging van ChristusToon afbeelding van titelpagina van De navolging van Christus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.03 MB)

Scans (12.04 MB)

ebook (3.70 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Vertaler

Willem Kloos



Genre

non-fictie

Subgenre

traktaat
non-fictie/theologie
vertaling: Latijn/Neolatijn / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De navolging van Christus

(1908)–Thomas à Kempis–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Twintigste hoofdstuk.
(Bekentenis van eigen zwakheden en van de ellende van dit leven.)

1. Tegen mijzelf in, o Heer, wil ik bekennen mijn onrechtvaardigheid, wil ik uitkomen voor mijn zwakheid. Het is dikwijls maar een kleinigheid, wat mij neerdrukt en droevig maakt. Ik neem mij voor, om als een sterk mensch te handelen: doch komt er ook maar een kleine aanvechting, dan word ik angstig en benauwd. Uit maar een kleinigheid komt dikwijls een groote aanvechting voort, en terwijl ik dan denk, dat ik vrijwel veilig ben, omdat ik niets kwaads vermoed, vind ik mij toch dikwijls overwonnen door een zwakken wind.

2. Zie daarom, Heer, naar mijn nietswaardigheid en zwakheid, die algeheel bekend zijn: Heb medelijden en trek mij uit het slijk, opdat ik er niet in vast rake, en niet door en door en voortdurend verworpen blijve. Dat is het, wat mij zoo dikwijls terugslaat en te schande maakt voor Uw aangezicht, dit, dat ik zoo wankel ben, en zoo zwak in het weerstaan van mijn

[pagina 149]
[p. 149]

hartstochten. Ofschoon ik hun niet bijval, is het toch lastig en zwaar, dat zij mij zoo nazetten: en ik walg er voor, dat ik dusdoende dagelijks in strijd moet leven. Daardoor wordt mij ook mijn zwakheid al te bekend, dat altijd die afgrijselijke fantasieën zooveel gemakkelijker op mij indringen, dan dat zij weggaan.

3. Mocht Gij dus, o allersterkste God Israel, die de getrouwe zielen aanvuurt, letten willen op den smartvollen arbeid van Uwen knecht, en ik vraag U, sta hem bij in alle dingen, waarheen hij zich wenden moog. Sterk mij aan met hemelsche kracht, opdat de oude mensch, nl. het ellendige vleesch, dat nog niet geheel aan den geest is onderworpen, niet kracht genoeg houde om heerschappij te voeren, want daartegen, tegen dat vleesch, moet men strijden, zoolang men in dit ellendige leven ademhaalt. Ach, wat is dit voor een leven, waar nooit gebrek is aan kwellingen en ellenden, waar alles vol van strikken en vijanden is! Want als er één kwelling of aanvechting wijkt, komt er een andere voor in de plaats: maar óók wel, terwijl de eerste strijd nog aan den gang is, komen nog verscheidene andere u onverwacht overvallen.

4. En hoe kan men het leven liefhebben, dat zooveel bitterheden heeft, en zoo onderhevig is aan rampen en ellenden? Hoe kan het zelfs leven genoemd worden, daar het zooveel dood en verderf voortbrengt? En toch wordt het liefgehad, en velen zoeken er pleizier in te hebben. Men verwijt de wereld vaak, dat zij bedriegelijk is en ijdel, en toch wordt zij niet gemakkelijk verlaten, want de begeerte van het vleesch heeft teveel de overhand. De eene helft der dingen beweegt, ons, om de wereld lief te hebben, de andere om haar te verachten. Om haar lief te hebben, daartoe verlokken ons de begeerte des vleesches en die der oogen, en de opgeblazen trots, dat men leeft: maar de

[pagina 150]
[p. 150]

pijnen en de ellende, die daarop volgen, verwekken den haat tegen de wereld en walging ervan.

5. Maar (o, de smart!) het vleeschelijk genoegen overwint de ziel, die zich aan de wereld heeft overgegeven, want die ziel waant, dat er onder de leelijke doornen lekkernijen verborgen liggen, omdat zij niet ziet, en ook niet proeft, de zoetheid Gods noch de aangenaamheid die binnen in de deugd zit. Maar wie de wereld volkomen verachten, en zich beijveren om, in heilige tucht, voor God alleen te leven, die kennen wel de goddelijke zoetheid, zooals die beloofd is aan wie het wereldsche versmaden, en duidelijk zien zij ook hoe vreeselijk de wereld dwaalt en bedrogen wordt op allerhande wijs.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken