Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roze Kate (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roze Kate
Afbeelding van Roze KateToon afbeelding van titelpagina van Roze Kate

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.09 MB)

Scans (58.40 MB)

ebook (11.44 MB)

XML (1.66 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roze Kate

(1893)–Nestor de Tière–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 56]
[p. 56]

Tiende hoofdstuk
Geheimzinnige Nacht

Nauwelijks was Zitzka heengegaan, denkelijk om zijn eigen slaapvertrek op te zoeken, of van Colmar liet zich in eenen der zetels vallen, en weldra was hij in eene diepe mijmering verzonken.

Hoeft het gezegd welk het onderwerp was dat tot dit mijmeren aanleiding gaf.

Waaraan kan een jong ridder droomen die verscheidene uren in gezelschap eener buitengewoon schoone en bekoorlijke jonge vrouw doorbracht?

Ernest van Colmar droomde dus van Satanaïs, het vreemde, zonderlinge wezen dat eene om zoo te zeggen bovennatuurlijke aantrekkingskracht op hem uitoefende.

Hij droomde, doch zijne oogen waren niet gesloten.

Hij had integendeel niet den minsten lust tot slapen; zijn hoofd brandde en hij was van meening dat de frissche Meinachtlucht hem zou verkwikken.

Onder den invloed dier gedachte stond hij weldra van zijne zitplaats op, en verliet hij de tent.

De maan scheen helder en verlichte de tent van Zitzka benevens de omliggende paviljoenen der manschappen.

Alles was stil. Geen levend wezen verroerde in de nabijheid, want de wachtposten stonden aan den kant van 't bosch en konden niet zien wat er binnen het kamp omging. Alleen wat daar buiten lag en voorviel was aan hunne beproefde waakzaamheid toevertrouwd.

Zonder te weten waarheen hij zijne schreden richtte, kwam van Colmar weldra in een smal boschpad terecht, dat hem weldra in een soort van doolhof voerde.

Nu herinnerde hij zich eensklaps dat Satanaïs deze richting gevolgd had, toen zij, over een paar uren, met hare dienstmeisjes de tent van Zitzka verlaten had.

[pagina 57]
[p. 57]

Een gevoel van kieschheid zeide hem dat hij op zijne schreden moest terug gaan, hetgeen hij ook onmiddellijk doen ging, toen hij eensklaps een rood licht tusschen de boomen van het bosch pinken zag.

Dat licht bewoog zich tusschen het jonge loof, nu opwaarts, dan weer omlaag, nu rechts, dan links. 't Was als zweefde het tusschen de boomen van 't woud als een zonderlinge nachtvogel.

De nieuwsgierigheid van Ernest van Colmar, reeds hevig geprikkeld door de gebeurtenissen waarvan hij den vorigen nacht oog- en oorgetuige was, deed den ridder nu ook besluiten te blijven en te onderzoeken wat dit geheimzinnig licht beteekende.

Behoedzaam trad hij vooruit. Hij ging over een smal brugje, dat over eene snelvlietende beek lag, en kwam weldra voor eene tamelijk steile rotshoogte. 't Licht was plotselings verdwenen.

Ernest van Colmar blikte rond en nu zag hij weldra een ander lichtpunt, dat als in den grond verdoken zat. 't Was in den rotswand, rechtover de plaats waar hij stond, dat hij het lichtje bemerkte.

Nader tredend kon hij waarnemen dat er eene soort van opening in den bergwand was, groot genoeg om als ingang tot eene spelonk te dienen.

Ernest van Colmar bleef besluiteloos staan niet wetende of hij zou binnengaan of terugkeeren.

Daar hoort hij, op enkele stappen afstand, geritsel in het hout.

Nauw had hij den tijd zich achter eenen boom te verbergen of hij ziet verschillende mannen en vrouwen te voorschijn treden uit het dichte struikgewas.

Allen hadden het gelaat onder een zwart masker verborgen.

De gansche processie verdween weldra in de spelonk, die hij voor zich zag, en wederom werd alles stil in den omtrek.

Wat zou hij nu doen?

Zijn besluit was spoedig genomen.

Hij zou weten wat er hier gebeuren ging.

Hij trad voorzichtig uit zijne schuilplaats te voorschijn, keek behoedzaam rond of hij ook eenig onraad ontwaarde, en stapte dan de kleine ruimte over, die hem van den ingang der bergholte scheidde.

[pagina 58]
[p. 58]

De maan scheen helder en verlichtte de opene plek waarover hij met versnelde stappen heenliep.

In de verte baste een hond.

De ingang was tamelijk hoog en breed, doch het struikgewas bedekte hem gedeeltelijk, terwijl een vooruitspringende rotsblok hem langs de tegenovergestelde zijde insgelijks gedeeltelijk aan 't zicht onttrok.

In een soort van donkeren gang bleef van Colmar staan.

Hij drukte zich zoo dicht tegen den muur als hem mogelijk was, en wachtte dan eenige oogenblikken.

Op eene soort van steenen tafel, een weinig links van den ingang, brandden verschillende lichttoortsen die een smokend en flakkerend licht door eene tamelijk ruime holte in het bergwand wierpen.

De gemaskerde mannen en vrouwen waren rond die tafel neergehurkt.

Eensklaps sprongen allen recht en richtten het hoofd naar den achtergrond der holte.

Door eene aldaar aangebrachte deur traden nu twee nieuwe personaadjes binnen.

In één dezer herkende van Colmar dadelijk Zitzka, den aanvoerder der Bohemers.

Aan zijne hand geleidde hij eene vrouw, wier hoofd met eenen sluier bedekt was.

Wie was die vrouw?

Was het Satanaïs?

Die twee vragen rezen onmiddellijk in den geest van den ridder.

Niet lang moest hij het antwoord wachten.

Zitzka trad naar de tafel waar hij staan bleef, altijd de hand der vrouw in de zijne houdend.

Zijn eenig oog waaruit woede en haat straalden, rustte beurtelings op elk der gemaskerde personen.

Deze bogen allen zwijgend het hoofd, als had die blik hen met angst en ontzetting geslagen.

De vrouw hief nu den rechterarm op en schoof den sluier weg, die hare gelaatstrekken verborg.

Ernest van Colmar had de grootste moeite een uitroep van verbazing te bedwingen.

Was het werkelijk Satanaïs?

Was zij het niet?

[pagina 59]
[p. 59]

Langzaam liet zij hare blikken over de vergadering weiden.

Die blikken waren dezelfde als die van Satanaïs!

En toch was zulks onmogelijk, want die jonge vrouw, die in deze nachtelijke vergadering verscheen, was blond, goudblond en hare gelaatskleur was .....kleurig terwijl Satanaïs ravenzwarte haren en olijfkleurige gelaatstrekken had.

En toch, dat waren dezelfde prachtige lijnen, dezelfde majestueuze houding als die van de jonge vrouw, welke van Colmar in het bohemerskamp ontmoet had.

Nauwelijks echter had de ridder deze bedenkingen gemaakt of eene der gemaskerde vrouwen trad naar het jonge meisje.

Marietta, sprak de vrouw, bij alles wat u duurbaar is, bij alles wat gij hier beneden acht en lief hebt, kom terug tot ons! Het verleden zal vergeten en vergeven zijn!

- Aanhoort mij enkele oogenblikken, sprak nu op hare beurt de blonde jonge vrouw, met eene stem die den ridder naar het hart ging, want die stem, dat was de stem van Satanaïs, aanhoort mij, met alle aandacht. Ik ben hier niet gekomen met het inzicht op mijn eerst genomen besluit, dat gij kent, terug te keeren. Ik weet hoe onverbiddelijk streng de wetten zijn, die u beheerschen; ook is het uit den grond mijns harten dat ik u allen dank voor het inzicht, om mijnentwille, het verleden te vergeten.

Immer zal ik den eed getrouw blijven die ik u en onze instellingen gezworen heb, maar wat ik u vraag is mij in vrijheid te stellen. Stemt toe en bepaalt zelfs welken losprijs ik u in goud betalen moet.

Terwijl zij die woorden sprak, kwam een droef glimlachje op hare lippen en met angstige blikken wachtte zij het antwoord dat volgen moest.

- Neen, Marietta, sprak nu weer de vrouw, die eerst gesproken had, wij verzaken liever aan dat goud dan u te laten heengaan.

Gij zult bij ons blijven.

- Nooit! riep het blonde meisje nu met eene buitengewone krachtdadige stem, ik wil, ik zal vrij wezen!

Voortaan zult ge mij ook niet meer Mariëtta noemen. Ik heet Etna en van dit oogenblik af zal ik den naam dragen, welken mijne moeder mij gaf!

Bij deze verklaring helderde eensklaps het gelaat van Zitzka op. Zijn oog, waaruit thans begeestering en oneindige liefde straalde, rustte met welgevallen op het schoone jonge blonde meisje.

[pagina 60]
[p. 60]

Gedurende verscheidene minuten bleven allen sprakeloos. Eene doodsche stilte heerschte in het hol.

- Ga dan, riep de vrouw die de aanvoerster scheen, ga vermits gij het verlangt, maar vergeet nooit dat.....

Op dit oogenblik hoorde Ernest van Colmar een zonderling geruisch dicht bij de plaats waar hij stond. Nog vaster drong hij zich tegen den wand en keerde het hoofd naar den kant waar hij het gerucht vernam.

In het half schemerdonker, dat in den gang heerschte, zag hij eenen als monnik of eremijt gekleeden persoon, wiens hoofd gansch verdoken zat in de kap zijner pij. De monnik ging naar den achtergrond der spelonk. Hij schoof echter derwijze langs de bergwanden voort, dat hij achter de ronded tafel geschaarde personen kon heensluipen zonder dat één hunner hem bemerkt had.

Zoo gezwind was de monnik verschenen, en ook weer verdwenen dat van Colmar zich werkelijk afvroeg of hij waakte of het voorwerp eener zinsbegoocheling geweest was.

Toen hij weer zijne blikken naar het tooneel richtte, dat hij zooeven voor oogen had, zag van Colmar de vrouw, die het woord gevoerd had, in dreigende houding voor Etna staan.

- Gij zijt vrij, sprak de vrouw op verbitterden toon, gij kunt gaan waarheen gij verkiest, doch...

- Gaat dit tooneel nu weldra eindigen? vroeg Zitzka, nu plotselings de vrouw in de rede vallende.

- Ik heb spoedig gedaan, hernam de vrouw. Slechts een enkel woord nog heb ik te zeggen. Aanhoor mij met geduld, Zitzka, en verneem dat het goud welk gij ons aanbood voor den losprijs der blonde vrouw, het goud, dat volgens afspraak dezen nacht moest overgeteld worden, door mij geweigerd wordt.

- Bij den Hemel, riep Zitzka op woedenden toon, die beleediging zal niet ongestraft blijven.

- Houd u kalm, Zitzka, hernam de vrouw op gebiedenden toon, en herinner u de plechtige belofte.

- Geduld, nog een enkel oogenblik geduld, smeekte Etna, hare blikken op Zitzka richtend. Zitzka deed bij deze aanroeping zichtbaar geweld om zijne steeds toenemende woede te bedwingen.

- Hebt gij mij nog iets anders te verklaren? vroeg Etna zich vervolgens tot de vrouw wendend?

De vrouw antwoordde niet.

[pagina 61]
[p. 61]

- Mij dunkt dat gij ongelijk hebt de som te weigeren, die de hoofdman der Bohemers de goedheid had ter mijner beschikking te stellen.

- Wij zullen dit goud niet aanraken, riep boos de vrouw!

En nu Mariëtta, Etna of hoe het u ook believen zou u te doen noemen, ga en wees vrij, doch beef voor onze wraak, die u vervolgen zal! Gij zijt gevonnisd en veroordeeld tot de marteling........

- ..... der Bronzen Vrouw, riep eene zware basstem, die uit den schoot der aarde scheen te komen.

Op hetzelfde oogenblik zag men den monnik uit de rotshoeken te voorschijn treden en naar de steenen tafel treden.

Etna bracht een snijdenden pijnlijken gil uit...... en van Colmar zag haar wankelen en vallen als had de donder haar getroffen.

Toen werden de lichten als bij tooverslag uitgedoofd...... zwarte akelige duisternis heerschte in de spelonk.

Ernest van Colmar sprong vooruit en wierp zich in de richting der plaats waar hij Etna had zien wankelen en vallen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken