Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roze Kate (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roze Kate
Afbeelding van Roze KateToon afbeelding van titelpagina van Roze Kate

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.09 MB)

Scans (58.40 MB)

ebook (11.44 MB)

XML (1.66 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roze Kate

(1893)–Nestor de Tière–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Vier en twintigste hoofdstuk
De raad der Edelen.

Het was daags na de gebeurtenissen in 't voorgaande hoofdstuk beschreven, dat men, tegen 9 ure 's avonds, eene buitengewone drukte waarnemen kon, in eene der anders gewoonlijk zoo rustige en kalme buurt van den Grooten Zavel.

Rijtuigen, met vurige rossen bespannen, reden het plein op en bleven staan voor de helder verlichte woning van graaf van Rozenberg, welke dien avond een prachtig feest gaf aan de

[pagina 155]
[p. 155]

voornaamste edelen der hoofdstad en aan de gezanten van het Hof.

Dit feest was echter eerder een voorwendsel tot het houden eener diplomatische vergadering, waarop de bijzondere aangelegenheden van het ontworpen huwelijk zouden besproken worden.

Tusschen de reeds aanwezige genoodigden vinden wij in de groote gothische zaal onze bekende personen, namelijk ridder Ernest van Colmar, die bij eene groep edellieden stond, waarin wij mede den graaf van Oudburg herkennen. Weldra trad ook de gastheer, graaf van Rozenberg, nader, vergezeld van den markies van Schomberg dien hij aan de vergadering voorstelde.

Dezen werd het voorzitterschap der vergadering opgedragen, en weldra was men in volle beraadslaging.

De markies van Schomberg stelde Ernest van Colmar als afgezant van het Keizerlijk Hof voor, waarop de jonge ridder zijnen geloofsbrief aan den voorzitter der hooge vergadering overreikte.

- Deze volmacht is in regel, zei de markies na het stuk te hebben ingezien. Ik verklaar Ernest van Colmar dus gewettigd aan onze beraadslagingen deel te nemen.

- Genoeg! riep eensklaps de graaf van Oudburg uit zijnen zetel opspringend, en, terzelfdertijd, het perkament uit de handen van den markies ontrukkend.

- Wat beteekent deze handelwijze? vroeg de markies op gestoorden toon.

- Zij beteekent, heer voorzitter, dat ik aangaande de echtheid van dit stuk zekeren argwaan koester.

- Argwaan! riep Ernest van Colmar, de hand op het gevest van zijnen degen slaande. Bij mijn patroon, degenen, die dit woord met mijnen naam koppelen durft, zal......

- Bedaar, heer graaf, bedaar, zoo kwam de voorzitter tusschen, ik verspreek u dat rechtvaardigheid zal geschieden.

Zich daarna tot den graaf van Oudburg wendend, ging hij voort:

- Graaf van Oudburg, uw gedrag jegens den voorzitter en jegens den gezant van Oostenrijk is.......

- Ik loochen dat hij de gezant van Oostenrijk is, herhaalde de graaf.

- Die beschuldiging is zwaar en dient verrechtvaardigd te worden, onderbrak de markies van Schomberg.

[pagina 156]
[p. 156]

- Ik zal mijne gezegdens bewijzen, riep van Oudburg.

- Wij wachten die bewijzen.

- Het stuk is valsch! riep de graaf van Oudburg.

- Valsch! zoo stoof Ernest van Colmar op, en, een blik van tartende uitdaging op den graaf werpend, voegde hij erbij:

Trotsche ridder, ik werp u de beleediging in 't gelaat, die gij mij hebt toegestuurd, en ik zeg u dat uwe eigene woorden niets anders zijn dan leugen en laster.

Een onbeschrijfelijk gewoel ontstond bij deze woorden.

Een gedeelte der vergaderde edelen koos partij voor den graaf van Oudburg, het grootste deel echter scheen zich langs de zijde te scharen van Ernest van Colmar.

Dank de vermanende stem van den voorzitter werd de kalmte hersteld en de graaf van Oudburg ging voort:

- De oorkonde, die ons door den zoo gezegden ridder Ernest van Colmar wordt voorgelegd, is met zooveel zorg en overleg opgesteld, dat het geenszins te verwonderen is dat de markies van Schomberg zich door den schijn in den waan liet brengen dat het stuk werkelijk echt en oorspronkelijk is.

Ik bevestig en verklaar echter dat het valsch is.....

- Edele heeren, riep van Colmar, mijne waardigheid verbiedt mij langer dergelijken hoon te aanhooren; ik verlaat derhalve de vergadering en zal rekening geven over de wijze waarop men te Brussel de gezanten van het Keizerlijk Hof behandelt!

Dit zeggende was van Colmar recht gestaan en hij bereidde zich de zaal te verlaten, toen de graaf van Rozenberg als middelaar optrad.

- Het ware gewis dezer vergadering onwaardig den graaf van Oudburg langer op dergelijken toon te laten voortgaan, indien wij hem niet van oudsher kenden als een trouw verdediger der kroon en wij, derhalve, niet de stellige zekerheid hadden dat hij hoogst gegronde redenen heeft te spreken zooals hij doet en zijne gezegdens niet door onomstootbare bewijzen staven kon. Ik bid derhalve den edelen heer van Colmar hem met geduld te aanhooren en de vergadering daarna zijne uitleggingen te geven

- Dit voorstel schijnt mij alleszins bevredigend, sprak de markies, laat ons kalm en waardig blijven.

Ofschoon Ernest van Colmar van inwendige woede kookte, zette hij zich toch neder, vast besloten den graaf van Oudburg

[pagina 157]
[p. 157]

rekenschap te vragen over zijne honende beweringen.

- Niet alleen zeg ik dat het stuk valsch is, riep van Oudburg, maar op mijne eer verklaar ik, daarenboven, dat de naam van den voorgegeven gezant insgelijks valsch is.

De graaf van Oudburg hield een oogenblik met spreken op, en vestigde zijnen hatelijken, doordringenden blik op Ernest van Colmar.

Deze was akelig bleek.

Hij beefde van ingehouden toorn, doch sprak geen woord.

Tartend drong zijn dreigenden blik in dien van den ouden graaf, zijnen beschuldiger.

O, hadde van Colmar slechts thans gehoor gegeven aan zijne opbruischende gramschap, hoe zou hij zijnen aanvaller met een enkel woord hebben kunnen verpletteren, vernietigen!

Doch Ernest van Colmar bedwong zich. Zijn tijd was nog niet gekomen.

De akelige geheimen van het kasteel uit het Zoniënbosch mochten nog niet ontsluierd worden!

De gansche vergadering verkeerde in eene angstige spanning.

Wat zou de afloop wezen van het drama, dat heden avond zeker losbarsten zou?

- Ga voort, heer graaf, sprak de markies van Schomberg die blijkbaar op zijn gemak niet was.

De graaf van Oudburg hervatte:

- De naam van Ernest van Colmar is onbekend aan het Hof van Oostenrijk; hij is zelfs onbekend in heel den Oostenrijkschen adel, en hij, die zich onder dien naam aan u voorstelt, is een onbeschaamde bedrieger!

Bij het hooren dezer openlijke beschuldiging keerden al de aanwezigen hunne woedende blikken naar Ernest van Colmar.

Deze stond een oogenblik besluiteloos.

Spoedig echter hernamen zijne trekken hunne gewone kalme uitdrukking.

Hij maakte eene hoffelijke buiging voor den voorzitter en vroeg het woord.

Op dit oogenblik echter zag hij dat de graaf van Oudburg evenals de edelen, die zijne partij kozen, den degen getrokken hadden.

Ernest van Colmar plaatste zich moedig tegenover hem en trok insgelijks den degen.

[pagina 158]
[p. 158]

- Is het op die wijze dat gij verlangt de verdediging mijner eer en mijner zending te zien staven?

Welaan dan, graaf van Oudburg, doe u volgen en bijstaan door al deze edellieden, zoo gij te laf zijt alleen uwen man te staan! Ik verzeker hun dat de eerste, die onder 't bereik van mijnen degen komt, de verdiende belooning bekomen zal waarop, deze schandige inbreuk op de wetten der hoffelijkheid hem recht geeft!

De markies van Schomberg en de graaf van Rozenberg, gevolgd door de edelen die hen aankleefden, wierpen zich echter tusschen de tegenstrevers om het gevecht te beletten.

Na veel moeite gelukte het hun de kalmte te herstellen, en nu werd van Colmar verzocht op de beschuldigingen van den graaf van Oudburg te antwoorden.

De jonge ridder stak heel bedaard zijnen degen in de schede.

Hij stond gereed de verlangde uitleggingen te geven, en aller blikken waren vol nieuwsgierige verwachting op hem gevestigd, toen eensklaps eene deur geopend werd, waardoor een van kop tot teen gewapend persoon binnentrad.

- Zitzka! klonk het angstig door de zaal!

't Was inderdaad Zitzka, de gevreesde aanvoerder der Bohemers, die ongenoodigd en ongeroepen in de vergadering der edelen verscheen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken