Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roze Kate (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roze Kate
Afbeelding van Roze KateToon afbeelding van titelpagina van Roze Kate

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.09 MB)

Scans (58.40 MB)

ebook (11.44 MB)

XML (1.66 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roze Kate

(1893)–Nestor de Tière–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 196]
[p. 196]

Vijf en dertigste hoofdstuk
Het Gevecht.

Het was den 15 Augustus. De lucht was betrokken en zwarte onweerswolken dreven door het ruim.

De wachten bij de stadspoorten waren juist afgelost, toen een krijgsman, op een forschen draver gezeten door de Vlaamsche poort de stad verliet.

Nauwelijks was hij eenige honderd meters buiten de poort, of een hevig onweder brak los.

De duisternis was zoo dicht, dat de ruiter moeite had zijn paard op 't midden der baan te houden.

Toen hij ongeveer een uur gereden had, hield hij zijn paard in.

Hij overtuigde zich of zijne wapens in orde waren en of de zadel stevig vast zat op zijnen draver.

[pagina 197]
[p. 197]

Hij verwachtte er zich aan een handlanger van Zitzka of Zitzka zelf te zien opdagen.

Het onweer had uitgewoed en de maan drong door de wolken.

Ernest van Colmar kon nu opmerken dat hij zich midden eener eenzame vlakte bevond die door den weg in twee gesneden was. Op enkele meters afstand links den weg, zag hij een klein boschje en bijna op hetzelfde oogenblik zag hij eene groote donkere gestalte die uit dit boschje te voorschijn kwam.

't Was eene ruitergedaante die naar den weg reed.

Ernest van Colmar had enkel den tijd zijn zwaard te trekken: de vreemde ruiter stormde reeds op hem los.

De schok was zoo geweldig dat de jonge ridder uit den zadel gelicht werd en ter aarde stortte waar hij bewusteloos bleef liggen.

De overwinnaar zette nu voet ten gronde, ging naar den gevallene en goot hem uit een fleschje dat hij uit zijnen gordel genomen had, eenige druppels van zeker vocht in den mond.

Nauwelijks had dit de lippen van Ernest van Colmar bevochtigd, of het scheen den jongen ridder als werde hem gloeiend vuur in den mond gegoten. Het bewustzijn echter keerde dadelijk terug.

- Gij zijt dus in mijne macht, sprak de groote sombere gedaante met eene stem die uit het diepste der aarde scheen te komen, en dit door uwe eigene schuld, want gij zijt voor Satanaïs in 't strijdperk getreden, niet uit loutere vriendschap, maar uit liefde.

Ik wist wel dat zij nooit een ander gevoel dan hartstochtelijke liefde inboezemen zou, en het is dank aan dien hartstocht dat ik steeds overwonnen heb.

Doch luister, gij kunt u van het recht dat ik op u heb vrij koopen zoo gij de voorwaarden, die ik u stellen ga, wilt aannemen Die voorwaarden zullen echter in geen de geringste mate uwe hoogmoedige menschelijke zwakheden krenken. Zweer mij derhalve dezelve aan te nemen.

- Het zij zoo, antwoordde van Colmar, gij hebt mij overwonnen en ik ben in uwe macht. Ik stem dus toe uwe voorstellen aan te nemen op voorwaarde dat deze niets strijdigs bevatten met mijne eer van edelman.

- Wat ik verlang is dat gij binnen de zeven dagen Brussel en zelfs het land verlate om naar Weenen, of, zoo gij verkiest, naar Bohemen terug te keeren; ik verlang ook dat gij

[pagina 198]
[p. 198]

nooit eene poging zult aanwenden om Satanaïs weer te zien. Etna daarentegen zult gij vergezellen tot in Weenen, waar zij eene zeer gewichtige boodschap vervullen zal.

Neemt gij aan? vroeg de zwarte man na eene poos zwijgens.

- Ik ben bereid de verbintenis, die gij eischt, aan te gaan, doch zeg mij wat er van Satanaïs geworden zal?

- Zij zal naar haar rijk in het Oosten terugkeeren, waar zij door de onderdanen haars vaders geroepen wordt.

Eensklaps voelde ridder van Colmar dat het leven hem scheen te verlaten; zijn gezicht verduisterde en hij verloor het besef van zijnen toestand; het scheen hem dat hij als in eenen droom leefde en de zwarte gedaante zich als een akelige spookgestalte vóór hem rondwaarde.

Toen hij na zekeren tijd weer tot het bewustzijn terugkwam, was de vreemde aanvaller verdwenen en eene vrouwengestalte boog zich over hem. Die vreemde aanvaller, de lezer zal het geraden hebben, was niemand anders dan Zitzka, de Bohemerhoofdman.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken