Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roze Kate (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roze Kate
Afbeelding van Roze KateToon afbeelding van titelpagina van Roze Kate

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.09 MB)

Scans (58.40 MB)

ebook (11.44 MB)

XML (1.66 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roze Kate

(1893)–Nestor de Tière–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Vier en veertigste hoofdstuk
Nieuwe gasten in het Witte Huis.

Wij verlieten de drie door Angela geredde edellieden op het oogenblik dat het wakkere meisje afscheid nam om zich naar de plaats te begeven waar zij Judde-Marie aantreffen moest.

Nauwelijks had deze den gelukkigen afloop van het door Angela uitgevoerde waagstuk vernomen en wist ze dat de edellieden op weg waren naar het Witte-Huis, of de jonge vrouw nam het meisje bij de hand en trok met haar door de duisternis.

- Dat is eene aanwijzing des hemels, sprak ze. Gij moet de edellieden vergezellen, gij moet in het Witte Huis binnen dringen en zien wat daar om gaat......

Angela had moeite hare geleidster te volgen die, dwars door het bosch heen, weldra den weg bereikte die de drie edellieden volgen moesten om op het kasteel der baronnes van Hamelen te geraken.

- Luister, sprak ze na eenige oogenblikken.

Angela luisterde en hoorde op eenigen afstand duidelijk het gesprek van twee of meer naderende personen.

[pagina 247]
[p. 247]

- Ik verlaat u thans, zei Judde Marie. Zoodra de omstandigheden u gunstig schijnen, komt gij mij in mijne woning of bij de kapel opzoeken. Ik moet thans weg om mijne lieve Roze Kate op te zoeken en haar voor verscheidene dagen in goede bewaring te brengen, want ik heb een voorgevoel dat wij de ontknooping van een groot drama nabij zijn! Ga, Angela! God en de Heilige Maagd beschermen u!

Dit was de wensch die Judde Marie steeds gebruikte wanneer zij van haar afscheid nam. Heden echter klonk hij plechtig!

Inderdaad, de ontknooping van een verschrikkelijk drama was nabij: zij vermoedde niet, de arme Judde-Marie, dat die ontknooping haar zelve treffen zou.

Zij was in het bosch verdwenen.

Angela wachtte, op den kant van den weg, de aankomende edellieden. Deze hadden weldra de plaats bereikt waar het jonge meisje stond.

De graaf van Oudburg bemerkte haar eerst.

- Wie daar? riep hij, toen hij met zijne makkers tot op kleinen afstand genaderd was.

- Vriendenvolk, antwoordde Angela!

- Waarachtig! sprak de graaf van Schomburg, ik ken die stem!

Angela trad vooruit.

- Gij steldet mij voor u naar het Witte Huis te vergezellen, zei ze, en ik zie mij verplicht van uwe vriendelijk aangebodene gastvrijheid gebruik te maken; want de persoon die ik ontmoeten moest was niet op de bestemde plaats.

Ik ken geene enkele herberg in de streek en kwam dus terug naar den weg om u te vervoegen.

- Hm, zonderling, mompelde de graaf van Oudburg.

- Van harte welkom, riep de markies! zonder de bemerking van den graaf gehoord te hebben; laat ons nu spoedig voortstappen: dan komen wij nog vóór middernacht op het kasteel en vinden de baronnes nog op.

Weldra hadden de vier personen het kasteel bereikt.

't Was ongeveer middernacht.

De graaf van Oudburg klopte.

De portier opende een raampje naast de poort en, niet zoodra had hij den graaf herkend, of hij schoof de grendels weg en verschafte doorgang aan de late bezoekers.

[pagina 248]
[p. 248]

- Is de baronnes hier? vroeg de graaf.

- Ja Monseigneur, antwoordde de portier.

De edellieden, vergezeld van Angela en voorafgegaan door een wachter, gingen nu over eene groote binnenplaats.

Weldra stapte men in eenen breeden gang.

Hier stonden vier schildknapen waaronder ook Ermach.

Bij het zien der edellieden, traden de schildknapen vooruit en wenschten de binnentredenden, geluk over hunne bevrijding.

- Wij danken u voor deze gelukwenschen, antwoordde de graaf van Oudburg, die hier t' huis scheen, doch ik bid u, zorg aanstonds dat vier flinke dravers gezadeld worden.

- Het zal geschieden zooals gij verlangt, antwoordde een der schildknapen, die zich onmiddellijk verwijderde.

- Men stelle ook ten minste acht kloeke en wel gewapende manschappen ter onzer beschikking. Terwijl de noodige maatregels daartoe genomen worden zal men ons een avondmaal opdienen.

- Vader Joris is op het kasteel, sprak een der schildknapen.

- Breng ons dan bij hem, zei de graaf van Oudburg.

Een der schildknapen ging om voor het avondmaal te zorgen, terwijl de anderen de bezoekers naar het kleine vertrek geleidden, waar de baronnes Joris had gelaten toen zij Ernest van Colmar ging opzoeken.

Ermach echter, trouw aan zijne belofte, bleef in den breeden gang de komst van den jeugdigen schoonen ridder afwachten.

Toen Angela den naam van Joris had hooren uitspreken, werd zij door een hevigen schrik bewogen.

Zou hij haar, ondanks hare verkleeding, niet herkennen?

Er viel echter aan geen aarzelen of terugtreden te denken.

Zij overmeesterde dus het gevoel van angst, dat haar overviel, en volgde de edellieden.

Zij herinnerde zich de waarschuwing van Etna zich voor Joris en voor al de personen te wantrouwen die met den valschen eremijt in betrekking stonden.

Toen hij den markies van Schomburg, gevolgd door den graaf van Oudburg en den graaf van Rosenberg, zag binnenkomen, sprong Joris, ten hevigste verwonderd op, en snelde de binnentredenden te gemoet.

wenschten de binnentredenden, te gemoet met betuigingen van

[pagina 249]
[p. 249]


illustratie
Gij zegt dat de jonge Aartshertogin gisteren bl. 216


[pagina 250]
[p. 250]

Zijn blik viel nu ook op den jongen edelman, die eerstgenoemde vergezelde, en eensklaps kwam een zonderlinge uitdrukking over zijn gelaat.

Had hij Angela herkend?

- Welk wonder werd er dan dezen nacht verricht, riep hij, dat ik u allen op vrijen voet en in deze woning zie!

- Hier is onze redder, zei de markies van Schomberg, Angela aanwijzend.

- Bedriegen zich mijne oogen niet?.... riep de eremijt. Is dat werkelijkheid of eene speling mijner zinnen? Zoo sprekende hield hij zijnen scherpen doordringenden blik op het jonge meisje gericht.

- Uwe uitroepingen, antwoordde Angela op hooghartigen toon, terwijl zij den valschen kerel in de oogen keek, zouden doen veronderstellen dat gij mij kent. Nochtans ik kan mij niet herinneren waar of wanneer wij elkander zouden ontmoet hebben.

- Zoo ge meent met mij komedie te moeten spelen, is dit zooals gij 't goedvindt, maar mij verschalken dat gaat zoo gemakkelijk niet. Deze woorden fluisterde Joris aan het oor van Angela, terwijl de overige personen bij de tafel plaats namen zoodat geen hunner iets van het gesprokene gehoord had.

Alvorens Angela tijd had te antwoorden, ging Joris op luiden toon voort:

- Indien deze jonge edelman u waarlijk gered heeft, moet het gezegd zijn dat gij geen knapper redder verlangen kondet.

- Wildon verdient al onzen dank, antwoordde de graaf van Rozenberg. Ik ken zijne zuster van af hare prilste jeugd en ik verklaar dat de heldenmoed van den broeder alleen door de deugd der zuster geëvenaard wordt.

- Ha, gij hebt eene zuster, sprak Joris zijnen blik andermaal op het meisje vestigend, maar die blik zeide duidelijk dat hij geen woord van Rozenberg's bewering geloofde.

- Het schijnt mij, sprak Angela, dat wij onze reis zoo spoedig mogelijk willen voortzetten, althans indien de edele heeren denken dat zij hier op het kasteel niet in voldoende veiligheid zijn. Wie weet of op dit oogenblik niet reeds mannen zijn uitgezonden om ons op te sporen. Er is dus geen tijd te verliezen.

- Gij hebt gelijk, sprak de markies van Schomberg, binnen vijf minuten zijn wij te paard.

[pagina 251]
[p. 251]

Ik heb echter vooraf een woord aan de baronnes te zeggen.

- Gij kunt haar op dit oogenblik niet storen, heer markies, zei Joris, de baronnes is in onderhoud met ridder Ernest van Colmar.

- Ernest van Colmar, riep de graaf van Oudburg met zulke heftigheid dat niemand, zelfs Joris met zijne kattenoogen niet, de hevige ontroering bemerkte die zich bij 't hooren van dien naam van Angela meester maakte.

Het jonge meisje nochtans ontstelde zoo hevig, dat zij zich aan de leuning van haren stoel moest vasthouden.

- Wat komt die bedrieger hier zoeken? Wat uitstaans heeft de baronnes van Hamelen met hem? riep van Oudburg, meer en meer opgewonden.

- Ik heb thans den tijd niet u uitleggingen te geven, zei Joris. Zelfs zou ik u van dit onderhoud niet hebben gesproken, indien wij van den afloop van dit onderhoud niet de belangrijkste uitslagen te verwachten hadden. Die van Colmar inderdaad is geen bedrieger.

- Maar........

- Ik bid u, heer graaf van Oudburg, doe thans geene andere vragen. Binnen enkele dagen zullen wij in uw kasteel eene vergadering houden en daar de gewichtige zaken bespreken die ik in de laatste dagen vernomen heb.

Op dit oogenblik traden twee dienaars in de zaal die elk eene schotel met koude gerechten droegen.

Joris wierp eenen blik op den zandlooper en bemerkte met angst dat middernacht voorbij was.

Hij ging naar een der dienstboden toe en fluisterend zei hij:

- Beveel aan de gewapende dienaars dat zij onmiddellijk naar de zaal der Vazen gaan en zich meester maken van den ridder, dien zij er zullen aantreffen.

De dienaar boog en verliet de zaal.

Joris vervoegde daarna de drie edellieden die aan de tafel zaten.

Op hetzelfde oogenblik echter verliet Angela het vertrek.

- Waarheen toch begeeft zich onze jonge vriend? riep Joris rechtspringend en terzelfder tijd liep hij naar de deur. Hij veronderstelde dadelijk dat het jonge meisje het bevel gehoord had aan den dienaar gegeven. In dit vermoeden werd hij dan ook spoedig versterkt, want toen hij de deur bereikte langs welke

[pagina 252]
[p. 252]

Angela verdwenen was, vond hij die deur reeds langs den buitenkant versperd.

Toen zij in den gang was, bemerkte Angela den dienaar die de bevelen van Joris ontvangen had. Zij volgde hem op zekeren afstand en zag hem weldra in een vertrek, aan het tegenovergestelde uiteinde van den gang, verdwijnen.

Zij ging in dezelfde richting voort en verborg zich achter eene marmeren zuil.

Nauwelijks stond ze hier, of zij zag drie gemaskerde en gewapende mannen die, door den dienaar geleid, naar de zaal der Vazen stapten waar wij ze zagen binnenstormen en Ernest van Colmar omringen.

Angela trok den degen, en, onbeschroomd, volgde zij de bandieten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken