Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roze Kate (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roze Kate
Afbeelding van Roze KateToon afbeelding van titelpagina van Roze Kate

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.09 MB)

Scans (58.40 MB)

ebook (11.44 MB)

XML (1.66 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roze Kate

(1893)–Nestor de Tière–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 620]
[p. 620]

Dertigste hoofdstuk
De twee Moordenaars.

Jacob........ Jacob........ sprak fluisterend eene angstige stem.

- Wat is er?

- 't Is zoo drukkend benauwd op dit kamerken.

- Zet het venster wat open, 't is mij ook zoo zwaar te moede.

- Ik heb nog geen oog kunnen toe doen van den ganschen nacht: 't schijnt mij altijd dat.........

- Nu wat?......... gromde Jacob ontevreden.

- Dat haar geest hier terugkomt.

- ......... zwijg, zwijg!

Eene geruime poos hoorde men in het kamerken niets meer dan het afgebroken zuchten van twee zwaar hijgende borsten.

't Was in den nacht na het vreeselijk verhoor.

De twee broêrs hadden met niemand een woord gewisseld.

Op de rekening der droefheid, die hun hart bemeesterde bij

[pagina 621]
[p. 621]

de herinnering aan 't afschuwelijke misdrijf, werd die afgetrokkene stilzwijgenheid geschoven.

Walkiers echter giste de ware oorzaak.

- Zij zijn benauwd hen zelf te verraden, bromde hij........... O! die rechters, dat geen hunner op hunne boerengezichten de bekentenis der ijselijke moord gelezen heeft!......... Zijn ze dan blind? Of willen ze de waarheid niet kennen? Ik zal een oog open houden, hen bespieden, hunne minste woorden, hunne kleinste wegen nagaan; want Everard is onschuldig: zij zijn de moedermoorders!

En Walkiers werd nu zoo somber en afgetrokken als Jacob en Simon.

't Werd avond.

De tweelingsbroers gingen naar hun kamerken.

Walkiers trachtte Roze Kate moed in te spreken en haar tot hopen te brengen.

't Meisje nam zijne woorden in dank aan, zonder geestdrift echter. Dat viel Walkiers op.

- Zij mistrouwt mij, mompelde hij, toen het meisje insgelijks haar kamerken had opgezocht.

Dat moet veranderen. Morgen ga ik bij onzen braven heer pastoor. Hij zal mij raad geven.........

- Ja, ja..... wie weet, zei Walkiers, in zich zelven voortredeneerend, of Everard niet spoediger vrij zijn zal als we denken....

Heinke Bult heeft mij verteld van zijn zonderling wedervaren op een nacht dat hij van Tervueren kermis kwam..... hij heeft de geheime onderaardsche gevangenis bezocht..... hij zou ons kunnen van dienst zijn..... Morgen ben ik bij hem!

Terwijl de brave Walkiers alzoo peinzend en in zich zelven sprekend en overleggend hoe hij best tot Everard's bevrijding werkzaam zijn kon, en in rustelooze gejaagdheid door de huiskamer heen en weer stapte, waren de moedermoorders aan 't wisselen van sombere gepeinzen.

- Jacob, sprak in de kleine slaapkamer Simon tot zijn broer, zou hij gevonnisd worden?

- Daaraan is niet te twijfelen.

- Zou hij ons niet verraden?

- Neen; want dan had hij het vandaag gedaan; hij zal zwijgen. Ook is het voor hem niet dat ik het meeste schrik heb.

- Voor wien is het dan?

- Voor u!

- Voor mij?!!

[pagina 622]
[p. 622]

- Ja, voor u, gij zult ons verraden door uw domme vreesachtigheid. Men zal het u aanzien dat gij iets op den lever hebt, dat gij niet recht in uwe schoenen loopt. Reeds heb ik opgemerkt dat Walkiers ons gadesloeg en ons aankeek op eene wijze die mij het bloed aan 't koken bracht. Wee u, Simon, zoo wij door uwe schuld in verdenking komen, want, al waart gij tienmaal mijn broeder, ik sloeg u toch de hersens in!

- Ge zijt wel vriendelijk, gij.......

- Ik wil u alleen maar waarschuwen en ik zet u aan die waarschuwing niet in den wind te slaan; want, ik zweer het u: ik zou mijn woord houden.

- O, daaraan twijfel ik niet! Gij hebt wel uw eigen moeder kunnen verm...........

Een dof gerochel was de voortzetting van Simon's meening.

Jacob had hem bij de keel gegrepen, en, onder het uitbraken van de afschuwelijkste vloeken en verwenschingen, schudde hij Simon heftig in het bed heen en weer.

- Laat los, laat los, smeekte Simon, die zich vruchteloos aan de ijzeren vuisten van zijn broer trachtte te ontwringen.

Jacob was vreeselijk om aan te zien: hij schuimbekte en zijne met bloedaders doortrokken oogen puilden akelig uit hunne kassen. Toen hij zag dat Simon bijna stikte liet hij los.

- Kerel, dat zult ge mij vroeg of laat duur betalen, vloekte deze zoohaast hij vrij was!

- Ik ben uw man, waar en wanneer ge wilt! Ik herhaal u nu nog eens dat ik u de hersens insla als nog een woord uit uw mond komt dat ons in verdenking brengen kan.

- Wij zijn hier toch immers alleen, zei Simon nu weer kalmer, en 't is toch de waarheid dat...........

- Zwijg, sprak Jacob op zulk een toon, dat Simon het geraadzaam oordeelde niet aan te dringen.

- Ik zal zwijgen, sprak hij na een oogenblik, maar Everard?.........

- Zal ook zwijgen.

- Maar als zij hem folteren, zal hij dan de waarheid niet zeggen? zal hij niet bevestigen dat hij ons uit hare kamer heeft zien vluchten.

- Hij zal niet en nog, al zou hij, wie zou hem gelooven? Welke bewijzen heeft hij?

- Ja, 't is waar bewijzen heeft hij niet.

- Welnu dan, houd u dan kalm en laat ons slapen.

[pagina 623]
[p. 623]

- Slapen, kunt gij slapen?

- En waarom niet? Morgen moeten wij vroeg aan 't werk. Goeden nacht.

Een half uur later lag Simon nog altijd even rusteloos het bed om te woelen.

- Ik hoor nog iemand in de huiskamer, zei hij: wie zou dat wezen?

- Ik hoor niets, zei Jacob ongeduldig, laat ons slapen.

- Hoor! drong Simon aan; daar is iemand beneden zeg ik.

- Nu, wat zou het dan nog! 't Zal Walkiers zijn of een van de knechten.

- Als het gerecht eens kwam om ons aan te houden!

- Domme lafaard, bromde Jacob.

Weer verliep een poos.

Nu was het Jacob die verschrikt opsprong.

- Hoe laat is het? vroeg hij.

- Ik heb het over een poosje elf uren hooren slaan, zei Simon gejaagd: wat is er?

- Hebt gij geslapen?

- Neen, en gij?

- Ik was even ingedommeld en ik zal gedroomd hebben.

- Wat droomdet gij?

- Ik meende de deuren beneden te hooren open en toedoen.

- Het gerecht......

- Ik zeg u dat het slechts droomen was. Hebt gij niets gehoord?

Op dit oogenblik hoorde men duidelijk het kraken eener deur.

- Daar is iets in huis, riep Jacob en hij sprong het bed uit.

- God, wat gaat ons overkomen?

- Blijf gij gerust hier tot ik terugkom fluisterde Jacob; ik ga zien wie beneden nog zoo laat in huis rondloopt.

- Wilt ge mij hier alleen laten, stotterde Simon.

- Wilt ge liever naar beneden gaan, doe het; maar spoed!

- Neen, dan blijf ik nog liever hier. Zoo het toch de gerechtsdienaars eens waren!

Jacob antwoordde niet meer. Behoedzaam opende hij de deur en luisterde.

Beneden was nu weer alles rustig en stil.

Walkiers had zijn kamerken opgezocht en was bij zijn bed op den stroomatten stoel gaan zitten.

[pagina 624]
[p. 624]

Hij ook had het kraken der deur gehoord.

Hij stond op van zijnen stoel en luisterde.

Zijn bed stond op het kelderkamerken achter de keuken.

Jacob en Simon sliepen boven Roze Kate, in een der twee kamerkens van het gelijkvloers, achter de huiskamer.

't Was langs dien kant dat Walkiers gerucht gehoord had.

Behoedzaam ging hij de drie treden af, kwam in de keuken, opende de deur, die op den gang uitgaf, en strekte luisterend het hoofd.

Niets verroerde.

Walkiers zag niet dat de deur, die den zolder van den trap afsloot en welke zich in de diepte van den trap bevond, insgelijks geopend was en dat, op de onderste trede, eene zwarte gedaante roerloos tegen een der deurstijlen gedrongen stond, met ingehouden adem luisterend naar hetgeen voorviel.

Walkiers trad in den gang stiet de deur der huiskamer open en trad binnen. Een oogenblik later echter kwam hij reeds weer terug

Hij ging door den gang naar de voordeur en bestadigde dat de grendel weggeschoven was en dat de deur enkel met de klink gesloten was.

Hij trad op het neerhof, keek in alle richtingen over het erf, doch ontwaarde niets dat eenig onraad verried.

Walkiers ging dan ook spoedig terug binnen, sloot de deur, schoof den grendel erop en ging recht naar zijn kamerken waar hij weer gedachtenvol op zijn stoel viel.

De zwarte gedaante in de zolderdeur was verdwenen.

- Hewel! vroeg daarboven een gejaagde stem, wat was er?

- Niets.

- Jacob, maak mij niet ongeruster dan ik reeds ben en verberg mij de waarheid niet. Wat hebt gij beneden ontdekt?

- Ik zeg u niets: 't was Walkiers die nog door 't huis aan heen en weêr loopen was.

- 't Moet bij middernacht zijn: wat doet hij zoo laat in huis?

- Ik weet het niet, maar dien Walkiers moeten wij in 't oog houden.

- Oom Cornelis heeft ons altijd gewaarschuwd.

- Laat ons slapen.

- Hebt gij Walkiers aangesproken? vroeg Simon na een poos andermaal.

- Neen. Slaap nu.

[pagina 625]
[p. 625]

Maar Jacob had goed zijn medeplichtige aan te zetten tot slapen, 't was vergeefsche moeite. Hij zelf kon rust noch duur vinden en lag, angstig luisterend, roerloos op zijn bed uitgestrekt.

't Begon reeds te ‘grauwen’ toen de twee broêrs er eindelijk in gelukten in een soort van dommeling te vallen die hen echter niet onttrekken kon aan den pijnlijken toestand van ontzenuwenden angst, waarin beiden verkeerden.

Walkiers sliep niet en toen hij, tegen drie ure, zijn kamerken en de smidshoeve verliet om in de velden rond te slenteren en afleiding te zoeken, zag hij eensklaps, door de dorpstraat, Roze Kate met Heinke Bult komen aangestapt.

Zonder te weten waarom, verborg zich Walkiers achter de haag tegen den kant, en kon alzoo ongemerkt gade slaan wat er verder gebeuren zou.

Achter de kerk namen Roze en Heinke afscheid, en wanneer deze laatste den terugweg door het dorp aanving, spoedde Walkiers zich dwars over het veld naar de smidshoeve, waar alles nog in rust gehuld scheen.

Bij het hekken wachtte hij Roze Kate af, die spoedig verscheen en hevig verschrikte toen Walkiers zoo plotselings voor haar stond.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken